ECLI:NL:RBGEL:2024:4748

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
C/05/437217 / KG ZA 24-196
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verstekverlening in kort geding wegens nietige dagvaarding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben de eisers, Upland Parcs c.s. en een vijfde eiser, een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, die niet verschenen zijn. De eisers vorderden een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis om gedaagden te veroordelen tot het ondertekenen van een volmacht en deze aan hen te bezorgen, op straffe van een dwangsom. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2024 werd echter vastgesteld dat de dagvaarding niet rechtsgeldig was betekend, omdat deze was betekend aan het kantooradres van de advocaat van de gedaagden zonder hun toestemming. Dit leidde tot de vraag of verstek kon worden verleend.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de betekening nietig was, omdat de gedaagden niet op de juiste wijze waren opgeroepen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de eisers niet hadden voldaan aan de vereisten van artikel 63 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een exploot aan het kantoor van de advocaat alleen kan worden gedaan als de gedaagde daar laatstelijk zijn woonplaats heeft gekozen. Aangezien dit niet het geval was, werd de dagvaarding ongeldig verklaard.

De voorzieningenrechter gaf de eisers de gelegenheid om het gebrek in de dagvaarding te herstellen, zodat zij de gedaagden op de juiste wijze konden oproepen voor een nieuwe mondelinge behandeling. De beslissing om het verstek niet te verlenen was gebaseerd op het feit dat de gedaagden onredelijk benadeeld konden zijn door de onjuiste betekening. De verdere beslissing werd aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan en de eisers de kans krijgen om hun procedure correct voort te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/437217 / KG ZA 24-196
Vonnis in kort geding van 25 juli 2024
in de zaak van

1.UPLANDPARCS INVEST GMBH,

2.
UPLAND PARCS RENT GMBH,
3.
UPLAND PARCS GMBH,
4.
UPLAND PARCS PROJEKT AT GMBH,
allen gevestigd te Willingen, Duitsland,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats] , [land] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Upland Parcs c.s. en [eiser 5] ,
advocaat: mr. C.J. van Dijk,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
beiden wonende te [woonplaats] ,
5.
REIJNHOUDT KG,
gevestigd te Innsbruck, Oostenrijk,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 2 juli 2024
- de bij brief van 8 juli 2024 van mr. van Dijk ontvangen producties
- de mondelinge behandeling van 11 juli 2024, waarbij door mr. Van Dijk spreekaantekeningen zijn overgelegd.

2.De vordering

Upland Parcs c.s. en [eiser 5] vorderen [gedaagden] ieder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen om binnen 2 x 24 uur na betekening van het vonnis de als productie 7 bij de dagvaarding gevoegde volmacht - dan wel een volmacht zoals door de voorzieningenrechter nader zal worden geformuleerd - te ondertekenen en in origineel aan de advocaat van Upland Parcs c.s. en [eiser 5] te bezorgen en af te geven, op straffe van een dwangsom van € 500.000,00 te vermeerderen met € 50.000,00 voor iedere dag dat [gedaagden] in gebreke blijven tijdig aan deze veroordeling te voldoen, tot een totaal maximum van € 1.000.000,00 met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het kort geding.

3.De beoordeling

3.1.
Op de mondelinge behandeling zijn [gedaagden] niet verschenen. Er moet daarom worden beoordeeld of tegen hen verstek kan worden verleend. Voorwaarde voor verstekverlening is dat Upland Parcs c.s. en [eiser 5] de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht hebben genomen bij de oproeping van [gedaagden]
3.2.
De voorzieningenrechter constateert dat in de kort geding dagvaarding is vermeld dat [gedaagden]
“allen in het geschil in de hoofdzaak domicilie gekozen hebbende te ’s-Hertogenbosch aan de Vughterweg 74, ten kantore van Snijders Advocaten, van wie mr. D.I.J. Snijders als (proces)advocaat zal optreden in collegiale samenwerking van mr. S. Wijnkamp van Wijnkamp Stachowits Rechtsanwälte GmbH & Co KG, in de zin van art. 16a e.v. Advocatenwet, aldaar mijn exploot doende en voor elk hunner een afschrift van deze dagvaarding, van de producties en van de dagbepaling van de rechtbank (…) latende aan: (…).”
In de bodemzaak tussen [gedaagden] als eisers en Upland Parcs c.s. en [eiser 5] als gedaagden, hebben [gedaagden]
“allen te dezer zake met het recht van vervanging domicilie gekozen te ’s-Hertogenbosch aan de Vughterweg 74, ten kantore van Snijders Advocaten, van wie mr. D.I.J. Snijders als (proces)advocaat zal optreden in collegiale samenwerking van mr. S. Wijnkamp van Wijnkamp Stachowits Rechtsanwälte GmbH & Co KG, in de zin van art. 16a e.v. Advocatenwet”.
3.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is op 5 juli 2024 een brief ter griffie ontvangen van mr. E.C.M. Braun. Mr. Braun schrijft in deze brief, samengevat, dat de dagvaarding in kort geding niet bij zijn cliënten, [gedaagden] , is betekend, maar op zijn kantooradres. Aangezien daarvoor geen toestemming is gegeven, is de betekening niet rechtsgeldig geschied en is de dagvaarding nietig, aldus mr. Braun. Mr. Van Dijk was hiervan door hem vooraf op de hoogte gesteld, maar heeft desondanks op deze wijze betekend, aldus mr. Braun. Hij deelt mee dat zijn cliënten niet op de zitting zullen verschijnen.
3.4.
Op de mondelinge behandeling heeft mr. Van Dijk aangevoerd dat betekening op de wijze zoals deze in dit kort geding heeft plaatsgevonden ondanks de bezwaren in de brief van mr. Braun mogelijk is. Dit omdat de door [gedaagden] in de bodemzaak gedane woonplaatskeuze kan worden gebruikt in dit kort geding, dat nauw verwant is met de bodemzaak. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 12 december 1986, NJ 1987, 999 [1] . Voorts wordt op deze manier invulling gegeven aan de deformalisering van het procesrecht, aldus mr. Van Dijk. Hij wijst erop dat [gedaagden] geen redelijk belang hebben bij hun bezwaren tegen de dagvaarding, maar slechts tijd willen rekken. Mr. Van Dijk heeft verder op de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat hij de kort geding dagvaarding toch op het kantooradres van mr. Snijders heeft laten betekenen, hoewel hij zich ervan bewust was dat daarvoor geen toestemming was gegeven, in verband met de in acht te nemen dagvaardingstermijn tegen gedaagde sub 5, die in Oostenrijk is gevestigd.
3.5.
Krachtens artikel 1:15 BW kan een persoon een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is. Dat daartoe in deze zaak een wettelijke plicht zou bestaan is niet gesteld of gebleken. Tevens staat vast dat een dergelijke overeenkomst door [gedaagden] niet is aangegaan. Het enkele feit dat in de bodemzaak door [gedaagden] domicilie is gekozen ten kantore van Snijders Advocaten, betekent niet dat die gekozen domicilie ook geldt voor de procedure in kort geding. Voor analoge toepassing van artikel 63 Rv is geen plaats, omdat geen sprake is van een geval als bedoeld in dat artikel, waar een exploot kan worden gedaan aan het kantoor van de advocaat bij wie degene voor wie het exploot is bestemd laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen. Het gaat in artikel 63 Rv namelijk om gevallen die zien op verzet, hoger beroep of een oproepingsbericht in cassatie.
3.6.
De conclusie is dan ook dat het exploot van dagvaarding lijdt aan een gebrek dat nietigheid meebrengt. Tot nietigheid van de dagvaarding wordt slechts geconcludeerd voor zover aannemelijk is dat degene voor wie het exploot is bestemd, door het gebrek onredelijk is benadeeld (artikel 66 Rv). De voorzieningenrechter kan niet beoordelen of [gedaagden] al dan niet onredelijk zijn benadeeld door het gebrek van de betekening. Het enkele feit dat mr. Braun de dagvaarding heeft ontvangen, wil immers niet zeggen dat [gedaagden] daarmee (tijdig) bekend zijn geworden.
3.7.
Gelet op het voorgaande zal aan [gedaagden] geen verstek worden verleend.
3.8.
De voorzieningenrechter ziet in het spoedeisend karakter van het kort geding aanleiding om Upland Parcs c.s. en [eiser 5] in de gelegenheid te stellen het gebrek in de dagvaarding te herstellen op de voet van artikel 121 Rv. Daartoe dienen Upland Parcs c.s. en [eiser 5] met opgave van verhinderdata van alle partijen een nieuwe datum te vragen voor de mondelinge behandeling van het kort geding en het is aan hen om ervoor zorg te dragen dat [gedaagden] op de in de wet voorgeschreven wijze en met inachtneming van de geldende formaliteiten en termijnen worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling van dit kort geding.
3.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
stelt Upland Parcs c.s. en [eiser 5] in de gelegenheid het gebrek in het exploot van dagvaarding te herstellen als vermeld onder r.o. 3.8.
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2024.