ECLI:NL:RBGEL:2024:4727

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
C/05/429966 / HZ ZA 24-2
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake samenwerkingsovereenkomst en onrechtmatig handelen

In deze zaak heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen Leadax c.s. met betrekking tot een samenwerkingsovereenkomst die zou zijn tot stand gekomen onder invloed van bedrog, dwaling en misbruik van omstandigheden. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 17 juli 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van bedrog, dwaling of misbruik van omstandigheden. Hoewel het verweer van Leadax c.s. over verjaring niet slaagt, worden de vorderingen van [eiser] afgewezen omdat de rechtbank van mening is dat er geen onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking heeft plaatsgevonden. De rechtbank licht toe dat [eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims en dat de samenwerkingsovereenkomst en de allonge rechtsgeldig zijn. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af en veroordeelt haar in de proceskosten van Leadax c.s. tot een bedrag van € 15.509,00.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/429966 / HZ ZA 24-2
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. P.J.L. Tacx,
tegen

1.LEADAX B.V.,

te Wapenveld, gemeente Heerde,
2.
[gedaagde 2],
te [gedaagde 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Leadax c.s., en ieder afzonderlijk: Leadax en [gedaagde 2] ,
advocaat: mr. E.F.E. van Essen.

1.De zaak in het kort

[eiser] en Leadax hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten met betrekking tot een dakbedekkingsmateriaal. Hun geschil heeft te maken met de octrooiaanvragen die zij ieder afzonderlijk en na elkaar hebben ingediend. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de samenwerkingsovereenkomst tot stand is gekomen op grond van bedrog, dwaling en/of misbruik van omstandigheden. Mocht de rechtbank daar niet in meegaan, dan stelt [eiser] zich op het standpunt dat Leadax c.s. tegenover haar onrechtmatig heeft gehandeld dan wel dat Leadax c.s. ongerechtvaardigd is verrijkt. Leadax c.s. voert verweer, dat onder meer inhoudt dat de vorderingen van [eiser] zijn verjaard. De rechtbank komt in dit vonnis tot het oordeel dat het beroep van Leadax c.s. op verjaring niet slaagt. Toch worden de vorderingen van [eiser] afgewezen, omdat volgens de rechtbank geen sprake is van bedrog, dwaling of misbruik van omstandigheden en ook niet van onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking van Leadax c.s. Hierna licht de rechtbank toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

Op 18 december heeft [eiser] Leadax c.s. gedagvaard en vorderingen tegen hem ingesteld (zie hierna 4.1).
Bij conclusie van antwoord van 14 februari 2024 heeft Leadax c.s. tegen die vorderingen verweer gevoerd.
Op 6 maart 2024 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen. Daarin heeft de rechtbank bepaald dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden.
Op 14 mei 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarvan is een verkort proces-verbaal opgemaakt. De zaak is vier weken aangehouden voor uitlating vonnis of doorhaling van de procedure.
Op 12 juni 2024 heeft [eiser] vonnis gevraagd. Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat zij vandaag vonnis zal wijzen.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is de besloten vennootschap van [eiser] (hierna: [eiser] ). [eiser] is uitvinder van beroep, in het bijzonder van technische toepassingen. [eiser] verricht zijn werkzaamheden binnen [eiser] .
3.2.
[eiser] is innovatieve activiteiten gaan verrichten met betrekking tot dakbedekkingsmateriaal, dat een waterdichte folie omvat uit een mengsel van een kunststof en ten minste één toeslagstof. Daarbij werd (gerecycled) polyvinylbutyral (PVB) toegepast. [eiser] heeft investeerders gevonden om de innovatieve activiteiten te financieren ten behoeve van de aanschaf van machines en personeel.
3.3.
In 2017 werd besloten om de ontwikkeling van de producteigenschappen, producttechnologie en grondstoffen te verrichten vanuit een besloten vennootschap, namelijk IPD Productions B.V. Enig aandeelhouder van IPD Productions B.V. werd IPD Holding B.V. (hierna: IPD Holding), waarvan [eiser] [functie] en [functie] werd.
3.4.
Leadax exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de vervaardiging van lood-, zink- en tintoepassingen. Enig aandeelhouder van Leadax is Redeahold Apeldoorn B.V. (hierna: Redeahold). [gedaagde 2] is [functie] van Redeahold.
3.5.
Op 13 december 2018 is namens Redeahold een octrooiaanvraag ingediend (productie 1 en 14 van Leadax c.s.). Volgens de omschrijving die bij de aanvraag is gevoegd, met als opschrift “Conclusies”, heeft de aanvraag kort gezegd betrekking op een synthetisch bekledingsmateriaal. Onder conclusie 26 staat vermeld:

De werkwijze volgens willekeurig één van conclusies 23-25, waarbij waterdichting en/of weerbestendigheid wordt verschaft aan de overgangen tussen, bijvoorbeeld, een dak en een schoorsteen, dakraam en/of dakkapel.
3.6.
Op 21 februari 2019 heeft een eerste ontmoeting tussen [eiser] en [gedaagde 2] plaatsgevonden. Zij hebben meerdere gesprekken met elkaar gevoerd over een mogelijke samenwerking.
3.7.
In juni 2019 is een concept samenwerkings- en intentieovereenkomst opgesteld tussen Redeahold, IPD Productions en IPD Holding (productie 6 van [eiser] ).
3.8.
Bij e-mail van 17 juni 2019 (productie 7 van Leadax c.s.) heeft [partij 1] ( [functie] van IPD Holding) aan [eiser] en [gedaagde 2] onder meer geschreven dat “
IPD sceptisch blijft over de uitvoerbaarheid van het octrooi”. [partij 1] doelde daarmee op het octrooi van Redeahold.
3.9.
Op 1 oktober 2019 heeft [eiser] een octrooi aangevraagd voor een uitvinding, namelijk kunststof dakbedekking van PVB (productie 11 van [eiser] ).
3.10.
Bij e-mail van 11 december 2019 (productie 12 van [eiser] ) heeft [partij 2] van Redeahold aan [eiser] een voorstel gemaild voor de toekomstige samenwerking. De e-mail vermeldt onder meer:
“(…)
  • Het intellectuele eigendom van de Roofing uitvinding wordt door [eiser] zijn vennootschap ondergebracht in Leadax cs. Alle kosten daaromtrent worden door Leadax cs. gedragen.
  • Leadax cs. sluit een licentieovereenkomst met [eiser] af en Leadax betaalt een licentievergoeding van Euro 0,50/m2 per verkochte dakbedekking, per kwartaal achteraf af te rekenen.
(…)”
3.11.
Per 1 januari 2020 hebben de investeerders van [eiser] (Loma Dojota B.V.) zich teruggetrokken.
3.12.
Bij e-mail van 15 januari 2020 heeft [eiser] aan [gedaagde 2] een concept Term Sheet gestuurd (productie 15 van [eiser] ), waarin staat vermeld dat een meerjarige samenwerkingsovereenkomst zal worden gesloten tussen [eiser] ( [eiser] en IPD Holding) en [gedaagde 2] (Redeahold, Leadax en Innoplastix). Verder staat erin dat tussen IPD en Leadax een licentieovereenkomst zal worden gesloten met betrekking tot Roofing, dat tussen [eiser] en Leadax een managementovereenkomst zal worden gesloten en dat tussen IPD Holding en Innoplasticx een gebruiksovereenkomst zal worden gesloten met betrekking tot de machinelijn van IPD.
3.13.
Bij e-mail van 23 januari 2020 (productie 16 van [eiser] ) heeft [gedaagde 2] aan [eiser] meegedeeld niet tevreden te zijn met de concept Term Sheet, onvoldoende basis te zien om tot een potentiële samenwerking te komen en nader overleg daarover niet zinvol te vinden.
3.14.
Op 13 juni 2020 is het patent van Redeahold, dat zij op 13 december 2018 had aangevraagd (zie 3.5), openbaar geworden.
3.15.
Op 29 juni 2020 hebben [eiser] en Leadax alsnog een exclusieve samenwerkingsovereenkomst gesloten (productie 17 van [eiser] ). De considerans van de overeenkomst luidt onder meer:
“(…)
IN AANMERKING NEMENDE DAT:
  • Beide partijen actief zijn in de ontwikkeling van productoplossingen voor dakbedekking met de basisgrondstof gerecyclede PVB;
  • Leadax onder meer eigenaar van het product “Leadax Roofing” is, hetgeen partijen genoegzaam bekend is en geen nadere omschrijving behoeft, en die knowhow en IE-rechten besloten zijn in een patentaanvraag;
(…)”
De samenwerkingsovereenkomst maakt verder onder meer melding van de vergoedingen die [eiser] aan Leadax in rekening kan brengen.
3.16.
Op 10 juli 2020 is het onder 3.5 bedoelde octrooi aan Redeahold verleend (productie 14 van Leadax c.s.).
3.17.
Op 27 mei 2021 is het door [eiser] aangevraagde octrooi aan [eiser] verleend.
3.18.
Op 1 juli 2021 heeft [eiser] het octrooi overgedragen aan Redeahold.
3.19.
Bij e-mail van 24 augustus 2021 (productie 10 van Leadax c.s.) heeft [eiser] aan Leadax voorgesteld de samenwerkingsovereenkomst open te breken tegen betaling van € 680.000,00 en € 150.000,00 eenmalig en daarnaast de managementfee tot juli 2022. Leadax heeft daarop bij e-mail van 27 augustus 2021 (productie 11 van Leadax c.s.) aan [eiser] laten weten dat zij zich aan de afspraken houdt.
3.20.
Vanaf 1 juli 2022 heeft Leadax de betalingen aan [eiser] zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst gestaakt.
3.21.
Op 19 september 2022 zijn [eiser] en Leadax een allonge bij de samenwerkingsovereenkomst overeengekomen. In de allonge (productie 22 van [eiser] ) zijn zij een aantal vergoedingen van Leadax aan [eiser] overeengekomen die afwijken van de vergoedingen op grond van de samenwerkingsovereenkomst. Op grond van de allonge zijn de commissiebepalingen in de samenwerkingsovereenkomst vervallen en heeft [eiser] naast de in de allonge vermelde vergoedingen geen recht op enige andere vergoeding. Partijen hebben in de allonge ook afstand gedaan van het recht om de samenwerkingsovereenkomst en de allonge geheel of gedeeltelijk te (laten) vernietigen of ontbinden. Verder bepaalt de allonge dat als grond voor directe beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst wordt toegevoegd de beslaglegging ten laste van [eiser] en/of [eiser] en dat dan de samenwerkingsovereenkomst eveneens eindigt zonder dat enige opzegging noodzakelijk is.
3.22.
Bij brief van 20 december 2022 (productie 23 van [eiser] ) heeft (de advocaat van) [eiser] aan Leadax meegedeeld dat het [eiser] duidelijk is geworden “
dat de door [Leadax] gedane mededeling – dat Leadax beschikte over een octrooi-aanvraag met een eerdere prioriteitsdatum dan 1 oktober 2019 – opzettelijk onjuist is gebleken”. De overeenkomst is volgens [eiser] dan ook tot stand gekomen door bedrog dan wel dwaling. [eiser] beroept zich daarom op de nietigheid ervan. Leadax is daarbij in de gelegenheid gesteld om de benadeling van [eiser] weg te nemen door middel van de betaling van een afkoopsom. [eiser] heeft zich verder het recht voorbehouden om de overeenkomst wegens bedrog of dwaling te vernietigen, en heeft zich verder ook alle rechten en/of aanspraken voorbehouden, waaronder wegens onrechtmatig handelen dan wel ongerechtvaardigde verrijking.
3.23.
Bij brief van 29 maart 2023 (productie 25 van [eiser] ) heeft (de gemachtigde van) Leadax aan [eiser] onder meer meegedeeld dat zij de samenwerkingsovereenkomst met onmiddellijke ingang beëindigt, kort gezegd omdat op 28 maart 2023 ten laste van [eiser] executoriaal derdenbeslag is gelegd onder Leadax.
3.24.
Bij brief van 18 april 2023 (productie 26 van [eiser] ) heeft (de gemachtigde van) Leadax aan [eiser] onder meer meegedeeld dat [eiser] het geheimhoudingsbeding uit de samenwerkingsovereenkomst heeft geschonden door contact op te nemen met een klant van Leadax. Volgens de brief hebben [eiser] en [eiser] daarom een boete verbeurd van € 250.000,00.
3.25.
Op 12 juni 2023 heeft Leadax [eiser] en [eiser] gedagvaard in kort geding voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank en, kort gezegd en onder meer, gevorderd dat [eiser] en [eiser] zal worden geboden het geheimhoudingsbeding in de samenwerkingsovereenkomst na te komen en dat hen zal worden verboden op dit beding inbreuk te maken, op straffe van een dwangsom (productie 27 van [eiser] ).
3.26.
Bij vonnis van 4 juli 2023 (productie 28 van [eiser] ) heeft de voorzieningenrechter, kort gezegd, de vorderingen in zoverre toegewezen en voor het overige afgewezen.
3.27.
Bij beschikking van 11 augustus 2023 heeft de rechtbank Oost-Brabant het verzoek van Leadax om [eiser] failliet te verklaren afgewezen. In de beschikking staat onder de weergave van het standpunt van [eiser] in die faillissementsprocedure onder meer vermeld dat het [eiser] op 4 augustus 2022 “
duidelijk [is] geworden dat de mededelingen van Leadax over de octrooiaanvraag met eerdere prioriteitsdatum dan 1 oktober 2019 onjuist waren”.
3.28.
Bij brief van 12 december 2023 (productie 2 van Leadax c.s.) heeft VO Patents & Trademarks (de octrooigemachtigde van Leadax) aan Redeahold onder meer geschreven dat de voorkeursuitvoering van de uitvinding in de octrooiaanvraag van Redeahold een synthetisch afdichtingsmateriaal op basis van PVB zonder metaal is en dat dit materiaal kan worden gebruikt als bescherming tegen water en/of weer voor daken.
3.29.
Volgens een brief van VO Patents & Trademarks van 29 januari 2024 aan Redeahold (productie 3 van Leadax c.s.) heeft de door Redeahold ingediende octrooiaanvraag een eerdere effectieve indieningsdatum dan de aanvraag van [eiser] , maar kunnen de twee octrooiaanvragen parallel van elkaar resulteren in afzonderlijke octrooirechten.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert:
I.
primair:
A. een verklaring voor recht dat de overeenkomst (en de daarmee samenhangende allonge) onder invloed van bedrog tot stand is gekomen, althans een verklaring voor recht dat de allonge onder invloed van misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen;
B. dat de rechtbank bepaalt dat aan de vernietiging van de overeenkomst (en de daarmee samenhangende allonge) geheel haar werking wordt ontzegd;
subsidiair:
A. een verklaring voor recht dat de overeenkomst (en de daarmee samenhangende allonge) onder invloed van dwaling tot stand is gekomen;
B. dat de rechtbank in plaats van de vernietiging van de overeenkomst (en de daarmee samenhangende allonge) uit te spreken, het nadeel van [eiser] vaststelt en oplegt zoals hierna zal worden gevorderd;
meer subsidiair:
een verklaring voor recht dat Leadax en [gedaagde 2] ten opzichte van [eiser] onrechtmatig hebben gehandeld zoals uiteengezet in het lichaam van de dagvaarding, alsmede de hoofdelijke veroordeling van Leadex en [gedaagde 2] tot betaling van de door [eiser] geleden schade;
uiterst subsidiair:
een verklaring voor recht dat Leadax en [gedaagde 2] ongerechtvaardigd zijn verrijkt zoals uiteengezet in het lichaam van de dagvaarding, alsmede de hoofdelijke veroordeling van Leadax en [gedaagde 2] tot betaling van een schadevergoeding;
II. dat de rechtbank op grond van het onder I te wijzen vonnis Leadax en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans Leadax veroordeelt om aan [eiser] € 13.125.000,00 te betalen, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente vanaf 5 januari 2023, althans de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening;
althans dat de rechtbank Leadax en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] het nadeel dan wel de schade te betalen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. dat de rechtbank Leadax en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 6.775,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
IV. dat de rechtbank Leadax en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
4.2.
Leadax c.s. voert verweer. Leadax c.s. concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.3.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

5.De beoordeling

De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af
5.1.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] afwijzen. Hierna legt zij uit hoe zij tot die beslissing is gekomen.
De vorderingen zijn niet verjaard
5.2.
Het meest verstrekkende verweer van Leadax c.s. is dat de vorderingen van [eiser] zijn verjaard. Dit verweer slaagt niet, gelet op het volgende.
5.3.
Leadax c.s. gaat uit van drie verschillende momenten in de tijd, die volgens hem als ingangsdatum van de verjaringstermijn kunnen worden aangemerkt.
Ten eerste voert Leadax c.s. aan dat [eiser] – bij monde van [partij 1] – op 17 juni 2019 kenbaar heeft gemaakt dat [partij 1] twijfels had bij de haalbaarheid van het octrooi van Leadax (zie hierboven 3.8). Leadax c.s. maakt hieruit op dat [eiser] op dat moment dus op de hoogte was van het octrooi van Leadax. Ten tweede wijst Leadax c.s. erop dat de octrooiaanvraag van Leadax op 13 juni 2020 openbaar was. Ten derde voert Leadax c.s. aan dat [eiser] in de faillissementsprocedure heeft verklaard dat haar op 4 augustus 2020 duidelijk is geworden dat de mededelingen van Leadax over een octrooiaanvraag van eerdere datum dan die van [eiser] onjuist waren (zie 3.27). [eiser] heeft vervolgens pas bij dagvaarding van 7 december 2023 een beroep gedaan op vernietiging van de samenwerkingsovereenkomst wegens bedrog/dwaling. De verjaringstermijn van drie jaar (artikel 3:52 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW)) was toen al verstreken, ongeacht welke van de bovengenoemde drie data als ingangsdatum van de verjaringstermijn wordt aangemerkt, aldus Leadax c.s.
5.4.
De e-mail van [partij 1] van 17 juni 2019 geeft echter geen blijk van enige inhoudelijke bekendheid van [eiser] met het octrooi van Leadax. Ook de enkele openbaarmaking van de octrooiaanvraag op 13 juni 2020 betekent niet zonder meer dat [eiser] op dat moment ook inhoudelijk van het octrooi kon kennisnemen. Nog afgezien hiervan geldt dat [eiser] zich bij brief van haar advocaat van 20 december 2022 (zie 3.22) nadrukkelijk het recht heeft voorbehouden om de overeenkomst wegens bedrog dan wel dwaling te vernietigen en zich in verband daarmee nadrukkelijk alle rechten en/of aanspraken heeft voorbehouden. Deze brief moet worden aangemerkt als een stuitingshandeling in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW. De vorderingen van [eiser] zijn als gevolg van deze stuiting niet verjaard.
Er is geen sprake van bedrog, dwaling en/of misbruik van omstandigheden
5.5.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst en de allonge onder invloed van bedrog (artikel 3:44 lid 3 BW) dan wel dwaling (artikel 6:228 lid 1 sub a en b BW) tot stand zijn gekomen, dan wel dat de allonge onder invloed van misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 4 BW) tot stand is gekomen. Dit standpunt gaat niet op, gelet op het volgende.
5.6.
Op grond van artikel 3:44 lid 1 BW is een rechtshandeling vernietigbaar wanneer zij door onder meer bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Artikel 6:228 BW bepaalt hetzelfde voor dwaling. De partij die de vernietiging inroept, draagt de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de vereisten voor een geslaagd beroep op bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling. Voor bedrog moet [eiser] stellen dat Leadax/ [gedaagde 2] opzettelijk een onjuiste mededeling heeft gedaan, opzettelijk iets heeft verzwegen of dat sprake is van een andere kunstgreep. Voor misbruik van omstandigheden moet [eiser] bijzondere omstandigheden stellen, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid. Ook is pas sprake van misbruik van omstandigheden wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, hoewel wat hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou moeten weerhouden (artikel 3:44 lid 4 BW). Voor dwaling is vereist dat er een onjuiste voorstelling van zaken was, die is te wijten aan een inlichting van Leadax/ [gedaagde 2] of een schending van de mededelingsplicht van Leadax/ [gedaagde 2] , en dat [eiser] de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten.
5.7.
Volgens [eiser] heeft Leadax – bij monde van [gedaagde 2] – haar voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst opzettelijk onjuist meegedeeld (i) dat Leadax een octrooiaanvraag had lopen die betrekking had op Roofing, met een prioriteitsdatum die voor 1 oktober 2019 – de datum van de octrooiaanvraag van [eiser] – was gelegen, (ii) dat Leadax de enige gerechtigde was met betrekking tot Roofing, en (iii) dat de patentaanvraag van [eiser] van later datum was, dus niet nieuw en inventief, en dus niet ‘octrooieerbaar’. Tijdens de mondelinge behandeling is het de rechtbank duidelijk geworden dat het standpunt van [eiser] niet inhoudt dat Leadax in het geheel geen octrooi had, maar dat het octrooi van Leadax geen betrekking had op hetzelfde product als waarop de octrooiaanvraag van [eiser] zag, namelijk Roofing.
5.8.
Anders dan [eiser] meent, is de hierboven onder (i) genoemde mededeling van Leadax/ [gedaagde 2] niet onjuist. In de octrooiaanvraag van Leadax van 13 december 2018 staat onder 1. vermeld dat het gaat om een synthetisch bekledingsmateriaal, dat een hoeveelheid polymeermateriaal omvat van “
75 gew.% of meer, waarbij het gehalte aan metalen in het synthetisch bekledingsmateriaal 10 gew.% of minder is”. Onder 26. staat vermeld dat het product “
waterdichting en/of weerbestendigheid [wordt] verschaft aan de overgangen tussen, bijvoorbeeld, een dak en een schoorsteen, dakraam en/of dakkapel” (zie 3.5). Dit wordt bevestigd in de brief van de octrooigemachtigde van Leadax van 12 december 2023 (zie 3.28), waarin deze schrijft dat de voorkeursuitvoering van de uitvinding in de octrooiaanvraag van Redeahold een synthetisch afdichtingsmateriaal op basis van PVB zonder metaal is en dat dit materiaal kan worden gebruikt als bescherming tegen water en/of weer voor daken. Het gaat hier om Leadax Roofing met PVB, een product met een toepassing als dakbedekking, evenals het product waarop het octrooi van [eiser] ziet. Het standpunt van Leadax c.s., dat [gedaagde 2] geen onjuiste mededeling heeft gedaan, vindt hierin steun.
5.9.
[eiser] voert aan dat, als zij ervan op de hoogte was geweest dat Leadax beschikte over een octrooi voor dit product, zij niet met Leadax in zee zou zijn gegaan. In de samenwerkingsovereenkomst (zie 3.15) staat echter met zoveel woorden vermeld dat “
Leadax onder meer eigenaar van het product “Leadax Roofing” is, hetgeen partijen genoegzaam bekend is en geen nadere omschrijving behoeft, en die knowhow en IE-rechten besloten zijn in een patentaanvraag”. [eiser] heeft er dus voor getekend dat de inhoud van het patent van Leadax haar genoegzaam bekend was. Leadax c.s. voert terecht aan dat indien en voor zover de inhoud van de patentaanvraag van zo groot belang was voor [eiser] bij de beslissing om wel of niet te gaan samenwerken met Leadax, het op de weg van [eiser] had gelegen om daarover nadere informatie in te winnen bij Leadax. Dat [eiser] dit niet heeft gedaan, komt – ook al had zij bij de totstandkoming van de overeenkomst geen rechtsbijstand – voor haar risico.
5.10.
Met betrekking tot de in 5.5 onder (ii) en (iii) genoemde mededelingen van [gedaagde 2] /Leadax overweegt de rechtbank het volgende. Leadax c.s. betwist dat hij aan [eiser] zou hebben meegedeeld dat Leadax de enige gerechtigde zou zijn met betrekking tot Roofing en ook dat hij zou hebben meegedeeld dat de octrooiaanvraag van [eiser] van later datum was dan die van Leadax en dus geen waarde zou hebben gehad. Tegenover deze betwisting heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde 2] /Leadax deze mededelingen heeft gedaan. [eiser] heeft niet gesteld wanneer dit zou zijn gebeurd, wie daarbij aanwezig waren en wat er precies is gezegd. Het ligt ook niet voor de hand dat [gedaagde 2] /Leadax deze mededelingen zou hebben gedaan. Zoals Leadax c.s. gemotiveerd heeft uiteengezet, konden beide octrooiaanvragen immers naast elkaar bestaan en konden zij beide in een verleend octrooi resulteren. [eiser] heeft dit op zichzelf niet weersproken. En zelfs als [gedaagde 2] deze mededelingen zou hebben gedaan, dan had het op de weg gelegen van [eiser] / [eiser] – voor wie de precieze inhoud van de octrooiaanvraag van Leadax naar eigen zeggen van doorslaggevend belang was voor het al dan niet aangaan van de samenwerking met Leadax – om hierop door te vragen en hierover helderheid te verkrijgen. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Integendeel, zij is akkoord gegaan met een overeenkomst waarin staat vermeld dat de inhoud van het patent van Leadax haar genoegzaam bekend was.
5.11.
Gezien het voorgaande is niet komen vast te staan dat Leadax/ [gedaagde 2] [eiser] tot het aangaan van de overeenkomst en/of de allonge heeft bewogen door enige opzettelijk daartoe aangedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat Leadax/ [gedaagde 2] verplicht was mee te delen, of door een andere kunstgreep. Het beroep van [eiser] op bedrog slaagt dus niet. Dat geldt ook voor het beroep op dwaling. Gelet op het voorgaande is immers niet komen vast te staan dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken die is te wijten aan een inlichting van Leadax/ [gedaagde 2] of een schending van de mededelingsplicht van Leadax/ [gedaagde 2] .
5.12.
Ook het beroep op misbruik van omstandigheden slaagt niet. [eiser] voert in dit verband aan dat zij financieel in zwaar weer verkeerde en volledig afhankelijk werd van Leadax. Deze financiële afhankelijkheid werd alleen maar versterkt doordat Leadax vanaf 1 juli 2022 stopte met enige betaling aan [eiser] , aldus [eiser] . Toen op 19 september 2022 de allonge aan [eiser] werd voorgehouden, had [eiser] naar eigen zeggen dan ook geen enkel ander alternatief dan deze allonge aan te gaan. [eiser] heeft echter onvoldoende onderbouwd dat haar slechte financiële omstandigheden aan Leadax/ [gedaagde 2] waren te wijten. Het lijkt er eerder op dat [eiser] door het terugtrekken van haar eerdere investeerders, Loma Dajoto B.V., in financiële moeilijkheden was komen te verkeren. Dat kan niet aan Leadax c.s. worden toegerekend. [eiser] stelt verder in de kern genomen dat zij het gevoel heeft dat Leadax/ [gedaagde 2] haar meermaals haar patent afhandig heeft gemaakt, maar daarvoor biedt het dossier geen aanknopingspunten. Uiteindelijk is [eiser] vrijwillig met Leadax in zee gegaan, na eerst nog met andere potentiële financiers te hebben onderhandeld. Tegen deze achtergrond komt niet vast te staan dat Leadax/ [gedaagde 2] , terwijl zij wisten of moesten begrijpen dat [eiser] door bijzondere omstandigheden werd bewogen tot het aangaan van de allonge, het tot stand komen van de allonge hebben bevorderd hoewel wat zij wisten of moesten begrijpen hen daarvan had moeten weerhouden.
5.13.
Hoewel dit buiten het kader van misbruik van omstandigheden bij de totstandkoming van de overeenkomst en/of de allonge valt, hecht de rechtbank eraan nog het volgende op te merken. De financiële problemen waarin [eiser] op dit moment verkeert, lijken (mede) hun oorsprong te vinden in het feit dat Leadax de samenwerkingsovereenkomst heeft beëindigd, zodat [eiser] sindsdien verstoken blijft van inkomsten.
Er is geen sprake van onrechtmatige daad en/of ongerechtvaardigde verrijking
5.14.
Op het voorgaande stuiten ook de vorderingen af die strekken tot een verklaring voor recht dat Leadax c.s. (meer subsidiair) onrechtmatig heeft gehandeld dan wel (uiterst subsidiair) ongerechtvaardigd is verrijkt. Deze vorderingen zijn immers gebaseerd op dezelfde feiten en omstandigheden als de vorderingen op grond van bedrog, dwaling en misbruik van omstandigheden. Feiten of omstandigheden op grond waarvan de vorderingen – bij afwijzing van de primaire en subsidiaire grondslag – op deze grondslagen wel zouden moeten worden toegewezen zijn gesteld noch gebleken. Voor de uiterst subsidiaire grondslag ongerechtvaardigde verrijking geldt bovendien dat een verrijking ongerechtvaardigd is indien daarvoor geen redelijke grond aanwezig is. In dit geval ligt aan de verrijking echter een overeenkomst (de allonge) ten grondslag en is daarvoor dus een redelijke grond aanwezig.
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten
5.15.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De rechtbank begroot de proceskosten van Leadax c.s. op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2,00 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
15.509,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van Leadax c.s. van € 15.509,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.
JE/KH