ECLI:NL:RBGEL:2024:4720

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
05.008701.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een oud-militair wegens roekeloos rijgedrag onder invloed van drugs en alcohol met poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar

Op 22 juli 2024 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland een 27-jarige oud-militair veroordeeld voor een reeks ernstige verkeersdelicten. De verdachte, die onder invloed van drugs en alcohol verkeerde, heeft op 1 januari 2023 in de omgeving van Rotterdam en Vlaardingen roekeloos gereden, met snelheden tot 220 km/u, en heeft daarbij een politieambtenaar, hoofdagent [verbalisant 1], met zijn voertuig aangereden. De verdachte heeft tijdens een achtervolging door de politie gevaarlijke manoeuvres uitgevoerd, waaronder het negeren van verkeersregels en het gebruik van de vluchtstrook. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de verbalisant heeft aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het rijden onder invloed van alcohol en drugs, en het bezit van cocaïne. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van 180 dagen, met een proeftijd van drie jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden. Daarnaast werd de verdachte verplicht om € 500,- aan smartengeld te betalen aan de benadeelde partij, [verbalisant 1].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/008701-23
Datum uitspraak : 22 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman: mr. P.B. Spaargaren, advocaat in 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2023 te Rotterdam en/of Barendrecht en/of Rhoon en/of Vlaardingen en/of in de gemeente(n) Rotterdam en/of Barendrecht en/of Albrandswaard en/of Vlaardingen, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk BMW), komende uit de richting van Rotterdam, gaande in de richting van Vlaardingen, daarmee rijdende op de onderstaande wegen, in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate
werden geschonden door
- op de weg de Rijksweg A16, te rijden met een snelheid van (ongeveer) 180 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- ( vervolgens) op de weg Rijksweg A15, te rijden over de voorsorteerstrook in de richting van Rijksweg A29 en al doende (plotseling) een (abrupte) stuurbeweging naar links te maken ten einde de voorsorteerstrook te verlaten en vervolgens te rijden over de rijbaan van de Rijksweg A15 (richting Europoort) en/of
- ( vervolgens) op de Rijksweg A15, te rijden met een snelheid van (ongeveer) 60 kilometer per uur, zijnde een (veel) te lage snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
- ( vervolgens) op de Rijksweg A15 niet te voldoen aan een door [verbalisant 1] , hoofdagent bij Eenheid Den Haag, mondeling gegeven aanwijzing, inhoudende het door verbalisant bestuurde voertuig te volgen, door (door) te rijden over de uitvoegstrook en/of (vervolgens) te rijden over het puntstuk teneinde de hoofdrijbaan van de Rijksweg A15 te volgen en/of
- op Rijksweg A4 in strijd met artikel 43 lid 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens zonder noodzaak gebruik te maken van de vluchtstrook en/of één of meer voor hem uit rijdende andere motorrijtuigen via die vluchtstrook (gevaarlijk) in te halen en/of
- op Rijksweg A4 (ter hoogte van de linkerbuis E van de Beneluxtunnel) te rijden met een snelheid van (ongeveer) 220 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- ( vervolgens) te rijden over de voorsorteerstrook naar de Rijksweg A20 en daarbij (bijna) de controle over het door hem, verdachte, bestuurdevoertuig is verloren, althans is bij het inrijden van een bocht, de achterzijde van het door verdachte bestuurde voertuig, uitgebroken, althans gaan glijden/slippen en/of
- ( vervolgens) de bestuurder van een personenauto aan de rechterzijde in te halen of voorbij te rijden en daarbij gebruik te maken van een aldaar op het wegdek aangebracht verdrijvingsvlak en/of
- ( vervolgens) (te Vlaardingen) de controle over zijn voertuig te verliezen, althans bij het verlaten van een voorsorteerstrook met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig, te rijden/glijden tegen de rechterzijkant van een (achtervolgend) dienstvoertuig van politie-eenheid Den Haag, als gevolg waarvan schade is ontstaan, waarbij verdachte, in strijd met de bepaling in artikel 7, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, de plaats van het ongeval heeft verlaten en/of
- ( vervolgens) (met verhoogde snelheid) te rijden op de Frederik Hendriklaan te Vlaardingen en daarbij de controle over het door hem, verdachte, bestuurde voertuig, te verliezen althans is het voertuig (kort) uitgebroken en/of
- ( vervolgens) op de Kraanvogellaan (te Vlaardingen) te rijden met een snelheid van (ongeveer) 60 kilometer per uur, waar ter plaatse een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur was toegestaan en/of tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vast te houden en/of te
bedienen en/of daarbij zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse te richten en/of heeft gehad, terwijl hij op die weg(en) werd achtervolgd door (een) politieambtena(a)r(en) en/of terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 januari 2023 te Rotterdam en/of Barendrecht en/of Rhoon en/of Vlaardingen en/of in de gemeente(n) Rotterdam en/of Barendrecht en/of Albrandswaard en/of Vlaardingen, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk BMW), komende uit de richting van Rotterdam, gaande in de richting van Vlaardingen, daarmee rijdende op de onderstaande wegen
- op de Rijksweg A16, heeft gereden met een snelheid van (ongeveer) 180 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- ( vervolgens) op Rijksweg A15, heeft gereden over de voorsorteerstrook in de richting van Rijksweg A29 en al doende (plotseling) een (abrupte) stuurbeweging naar links heeft gemaakt ten einde de voorsorteerstrook te verlaten en vervolgens heeft gereden over de rijbaan van de Rijksweg A15 (richting Europoort) en/of
- ( vervolgens) heeft gereden op de Rijksweg A15, met een snelheid van (ongeveer) 60 kilometer per uur, zijnde een (veel) te lage snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
- ( vervolgens) op de Rijksweg A15 niet heeft voldaan aan een door [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Den Haag, mondeling gegeven aanwijzing, inhoudende het door verbalisant bestuurde voertuig te volgen, (vervolgens) door heeft gereden over de uitvoegstrook en/of vervolgens heeft gereden over het puntstuk teneinde de hoofdrijbaan van de Rijksweg A15 te volgen en/of
- op Rijksweg A4 in strijd met artikel 43 lid 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens zonder noodzaak gebruik heeft gemaakt van de vluchtstrook en/of één of meer voor hem uit rijdende andere motorrijtuigen via die vluchtstrook (gevaarlijk) heeft ingehaald en/of
- op Rijksweg A4 (ter hoogte van de linkerbuis E van de Beneluxtunnel) heeft hij, verdachte, gereden met een snelheid van (ongeveer) 220 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- ( vervolgens) heeft hij, verdachte, gereden over de voorsorteerstrook naar de Rijksweg A20 en daarbij (bijna) de controle over het door hem, verdachte, bestuurde voertuig is verloren, althans is bij het inrijden van een bocht, de achterzijde van het door verdachte bestuurde voertuig, uitgebroken, althans gaan glijden/slippen en/of
- heeft verdachte (vervolgens) de bestuurder van een personenauto aan de rechterzijde ingehaald of voorbijgereden en daarbij heeft hij, verdachte, gebruikt gemaakt van een aldaar op het wegdek aangebracht verdrijvingsvlak en/of
- ( vervolgens) (te Vlaardingen) heeft hij, verdachte, de controle over zijn voertuig verloren, althans bij het verlaten van een voorsorteerstrook is hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig, gereden/gegleden tegen de rechterzijkant van een (achtervolgend) dienstvoertuig van politie-eenheid Den Haag, als gevolg waarvan schade is ontstaan, waarbij verdachte, in strijd met de bepaling in artikel 7, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, de plaats van het ongeval heeft verlaten en/of
- ( vervolgens) heeft hij, verdachte, (met verhoogde snelheid) gereden op de Frederik Hendriklaan te Vlaardingen en daarbij de controle over het door hem, verdachte, bestuurde voertuig, verloren althans is het voertuig (kort) uitgebroken en/of
- op de Kraanvogellaan (te Vlaardingen), heeft hij, verdachte, gereden met een snelheid van (ongeveer) 60 kilometer per uur, waar ter plaatse een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur was toegestaan en/of
- tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vast te houden en/of te bedienen en/of daarbij zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse te richten en/of heeft gehad,
- terwijl hij op die weg(en) werd achtervolgd door (een) politieambtena(a)r(en) en/of
- terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 in de gemeente Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan politieambtenaar hoofdagent [verbalisant 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid, op/tegen de rechterzijkant van de auto, waarin zich die [verbalisant 1] vond, is ingereden en/of aangereden, althans in de richting van de
auto van die [verbalisant 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2023 in de gemeente Vlaardingen politieambtenaar hoofdagent [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid op/tegen de rechterzijkant van de auto, waarin zich die [verbalisant 1] vond, ingereden en/of aangereden, althans in de richting van de auto van die [verbalisant 1] is gereden;
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 in de gemeente(n) Vlaardingen en Rotterdam, althans in Nederland, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft
doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Ethanol en/of MDMA en/of Cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 0,78 milligram Ethanol per milliliter bloed en/of 93 microgram MDMA per liter bloed en/of 120 microgram Cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
4.
hij op of omstreeks 1 januari 2023 in de gemeente Vlaardingen opzettelijk in een woning gelegen aan de [adres 2] aanwezig heeft gehad ongeveer (in totaal) 1,8 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hij zich ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 refereert aan het oordeel van de militaire kamer. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft vanaf begin af aan verklaard dat de verbalisant tegen hem is aangereden en niet andersom. Daarnaast valt uit de bewijsmiddelen niet af te leiden dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verbalisant, gezien verdachte enkel wilde wegkomen.
Beoordeling door de militaire kamer
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 68-70;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 109-110;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juli 2024.
Ten aanzien van feit 2
Hoewel verdachte feit 1 bekent en de raadsman zich ter zitting namens hem refereert aan het oordeel van de militaire kamer, is het voor een goede beoordeling van feit 2 noodzakelijk om een samenvatting te geven van de feiten en omstandigheden die daaraan zijn voorafgegaan, zoals die blijken uit de onder feit 1 opgesomde bewijsmiddelen. Die geven namelijk mede context aan wat onder feit 2 aan verdachte wordt verweten.
[verbalisant 1] reed in een onopvallend surveillancevoertuig in eerste instantie op de A16 op de rechterrijstrook (rijstrook 2) en zag dat een auto links van hem op rijstrook 1 abrupt naar rechts stuurde. [verbalisant 1] zag dat een BMW 3-serie hen met hoge snelheid inhaalde, waarbij de bestuurder lichtsignalen gebruikte. [verbalisant 1] is vanwege het hoge snelheidsverschil achter de BMW aan gereden en heeft een snelheid met de boordsnelheidsmeter gemeten van 180 km/u, waar 100 km/u op dat moment was toegestaan. De BMW reed vervolgens over de A15, gebruikte abrupt de voorsorteerstrook naar de A29 om vervolgens weer de rijstrook op de A15 naar Europoort te kiezen. Hij verminderde daarbij zijn snelheid naar 112 km/u en vervolgens 60 km/u. De bestuurder deed zijn arm uit het raam en maakte een beweging naar [verbalisant 1] om duidelijk te maken dat [verbalisant 1] hem moest inhalen. Nadat [verbalisant 1] zijn zwaailichten aanzette, is de BMW naar de vluchtstrook gereden. [verbalisant 1] is met zijn voertuig voor de BMW gaan staan en heeft de bestuurder gezegd hem te volgen naar een veiliger plek en dat hij geen gekke dingen moest doen. De bestuurder gaf aan hem te volgen, maar bij de afrit van de A15 naar de secundaire rijbaan, reed de BMW rechtdoor over het puntstuk, zodat [verbalisant 1] weer achter de BMW kwam. De BMW stuurde weer naar de hoofdrijbaan en verhoogde zijn snelheid, waarna [verbalisant 1] een achtervolging heeft gestart, waarbij hij zijn zwaailichten en sirene gebruikte. [verbalisant 1] zag dat de BMW het voorsorteervak van de A4 richting Den Haag gebruikte. Dat is een eenbaansweg met een vluchtstrook. Op die weg reden twee auto’s, die rechts door de BWM via de vluchtstrook werden ingehaald. De BMW reed op dat moment 170 km/u en [verbalisant 1] zag op zijn boordsnelheidsmeter dat de bestuurder van de BMW de snelheid verder verhoogde naar 210 km/u toe hij de A4 opreed, die op dat moment bestond uit vier rijstroken, waarop diverse personenauto’s reden. [verbalisant 1] zag dat de BMW de linker buis van de Benelux-tunnel in reed (buis E) en met een snelheid van 220 km/u een witte bestelbus in haalde.
Op het moment dat de BMW voorsorteerde om de A20 op te rijden, reed hij door een bocht. [verbalisant 1] zag de remlichten een paar keer knipperen en zag dat de BMW schokkende bewegingen maakte. Volgens [verbalisant 1] is dat te wijten aan stuurcorrecties die nodig zijn als met een te hoge snelheid door een bocht wordt gereden. Volgens hem miste de bestuurder ook de vaardigheid om met zulke hoge snelheden en auto te besturen. Toen de BMW voorsorteerde voor de A20 brak de achterkant van de BMW uit op het moment dat hij een bocht naar links maakte. De bestuurder moest diverse rem- en stuurcorrecties maken om de auto onder controle te houden. [verbalisant 1] dacht dat de bestuurder elk moment de controle over de BMW zou kwijtraken en zou crashen. [verbalisant 1] zag dat de twee rijbanen via een verdrijvingsvlak overgingen in één rijstrook, met een vluchtstrook. Hij zag dat de bestuurder zich herpakt had en zijn snelheid verhoogde en de personenauto rechts inhaalde waarbij de BMW over het verdrijvingsvlak reed. [verbalisant 1] zag dat de BMW de voorsorteerstrook van de A9 nam maar stuurbewegingen maakte waarbij hij net deed alsof hij toch rechtdoor zijn weg over de A20 wilde vervolgen.
Op grond van het voorgaande is onder feit 1 roekeloos rijgedrag door verdachte bewezen verklaard, waarbij mede in aanmerking is genomen dat hij onder invloed van teveel alcohol, MDMA en cocaïne zijn auto heeft bestuurd en met een mobiele telefoon de achtervolging via zijn binnenspiegel heeft gefilmd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] blijkt ten aanzien van specifiek feit 2 en de hiervoor beschreven aanloop vervolgens het volgende.
De verbalisant zag dat verdachte alsnog afrit 9 naar Vlaardingen nam. De verbalisant was ambtshalve bekend dat de afrit onderaan bestaat uit een tweetal rijstroken: een rijstrook links om linksaf te mogen slaan en een rijstrook rechts om rechtsaf te mogen slaan. Verdachte reed op de rijstrook voor rechtsaf en de verbalisant reed op de rijstrook voor linksaf. Verdachte reed op dat moment 60 km/u waar 30 km/u is toegestaan. De verbalisant zag dat verdachte rechtsaf sloeg en dat de auto tijdens de bocht aan de rechterzijde opnieuw uitbrak, waardoor de verbalisant dacht dat hij zou crashen. Verdachte kreeg het voertuig weer onder controle en reed vervolgens in een rechte lijn door. Doordat de verbalisant over de rijstrook voor linksaf rechtsaf sloeg, kon hij de bocht met een hogere snelheid berijden. Hierdoor zag hij dat hij aan de linkerzijde van de auto van verdachte terecht kwam, ter hoogte van de achterdeur. De verbalisant zag dat verdachte een heftige beweging naar links maakte en hij zag en voelde dat de auto van verdachte hierdoor tegen de rechterzijde ter hoogte van het voorportier van het dienstvoertuig van de verbalisant aankwam. De verbalisant reed op dat moment ongeveer 65 kilometer per uur. De verbalisant heeft hierop naar rechts gestuurd, om te voorkomen dat zijn dienstvoertuig met deze snelheid tegen de trottoirband aan de linkerzijde van de weg zou komen en daarmee met hoge snelheid op de rij bomen in het midden van de weg zou komen. De verbalisant had het idee dat er bewust tegen zijn voertuig werd aangereden om hem te stoppen, omdat er geen reden was voor verdachte om van de rechte lijn af te wijken. [2]
De vraag die de militaire kamer moet beantwoorden, is of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [verbalisant 1] .
Verdachte is tijdens een langdurige achtervolging, met een voor de situatie ter plaatse te hoge snelheid door de bocht aan het einde van de afrit van de A9 gegaan, waarbij de achterkant van zijn voertuig in de bocht uitbrak. Op het moment dat de verbalisant links naast het voertuig van verdachte reed, maakte verdachte een heftige beweging naar links, waardoor verdachte tegen het voertuig van de verbalisant aankwam. De verbalisant moest hierdoor met een hoge snelheid uitwijken, om te voorkomen dat hij tegen de trottoirband en daarmee tegen een rij bomen zou aankomen. Verdachte wilde koste wat het kost ontkomen aan de politie en heeft met hoge snelheid een abrupte stuurbeweging gemaakt ten einde de achtervolging die al 26 kilometer lang gaande was te eindigen. Uit het voorgaande blijkt daarnaast dat verdachte voorafgaand aan de aanrijding door de verbalisant tot stoppen was gedwongen wegens het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheiden was gesommeerd de verbalisant te volgen naar een veilige plek. Verdachte heeft hieraan uiteindelijk geen gevolg gegeven en is er vervolgens met hoge snelheid en met gevaar voor de andere verkeersdeelnemers vandoor gegaan, waarbij hij onder invloed van teveel alcohol, MDMA en cocaïne roekeloos rijgedrag heeft vertoond. Door op deze wijze te handelen, bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op een aanrijding van een verkeersdeelnemer, in dit geval met de verbalisant, met bij deze snelheden als reëel te verwachten gevolg het intreden van zwaar lichamelijk letsel. Het handelen van verdachte, namelijk het abrupt naar links sturen op het moment dat [verbalisant 1] naast hem rijdt, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het ontstaan van dit letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. Verdachte wilde hoe dan ook aan zijn achtervolger ontkomen en nam op de koop toe dat [verbalisant 1] met een snelheid van 65 km/u van de weg zou raken en tegen een boom zou kunnen rijden. Dat de verbalisant geen lichamelijk letsel heeft opgelopen, is enkel een gevolg van het snelle handelen van de verbalisant zelf, doordat hij nog heeft kunnen uitwijken. De militaire kamer heeft geen reden te twijfelen aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal. Verdachte erkent de hele aanloop tot aan de aanrijding en de militaire kamer heeft geen enkele aanwijzing dat de verklaringen van de agent op specifiek het punt van de aanrijding onjuist zouden zijn. Dat de agent juist bewust op verdachte is ingereden, acht de militaire kamer dan ook niet aannemelijk. Dat het technisch onderzoek [3] geen uitsluitsel geeft over de vraag welk voertuig als eerste het andere voertuig heeft geraakt, doet hieraan geen afbreuk.
De militaire kamer is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [verbalisant 1] . De primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling acht de militaire kamer dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 172-175;
- het rapport alcohol en drugs in het verkeer, p. 91-95;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juli 2024.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 124-126;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 72;
- het rapport NFiDENT, p. 132;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juli 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks01 januari 2023
te Rotterdam en/of Barendrecht en/of Rhoon en/of Vlaardingen en/ofin de gemeente
(n
)Rotterdam en
/ofBarendrecht en
/ofAlbrandswaard en
/ofVlaardingen, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto van het merk BMW), komende uit de richting van Rotterdam, gaande in de richting van Vlaardingen, daarmee rijdende op de onderstaande wegen, in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate
werden geschonden door
- op de weg de Rijksweg A16, te rijden met een snelheid van
(ongeveer)180 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
/of
-
(vervolgens
)op de weg Rijksweg A15, te rijden over de voorsorteerstrook in de richting van Rijksweg A29 en al doende
(plotseling
)een
(abrupte
)stuurbeweging naar links te maken ten einde de voorsorteerstrook te verlaten en vervolgens te rijden over de rijbaan van de Rijksweg A15 (richting Europoort) en
/of
-
(vervolgens
)op de Rijksweg A15, te rijden met een snelheid van
(ongeveer
)60 kilometer per uur, zijnde een (veel) te lage snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en
/of
-
(vervolgens
)op de Rijksweg A15 niet te voldoen aan een door [verbalisant 1] , hoofdagent bij Eenheid Den Haag, mondeling gegeven aanwijzing, inhoudende het door verbalisant bestuurde voertuig te volgen, door
(door
)te rijden over de uitvoegstrook en
/of (vervolgens
)te rijden over het puntstuk teneinde de hoofdrijbaan van de Rijksweg A15 te volgen en
/of
- op Rijksweg A4 in strijd met artikel 43 lid 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens zonder noodzaak gebruik te maken van de vluchtstrook en
/of één ofmeer voor hem uit rijdende andere motorrijtuigen via die vluchtstrook
(gevaarlijk
)in te halen en
/of
- op Rijksweg A4
(ter hoogte van de linkerbuis E van de Beneluxtunnel
)te rijden met een snelheid van
(ongeveer
)220 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen
/of
-
(vervolgens
)te rijden over de voorsorteerstrook naar de Rijksweg A20 en daarbij
(bijna
)de controle over het door hem, verdachte, bestuurde voertuig is verloren, althans is bij het inrijden van een bocht, de achterzijde van het door verdachte bestuurde voertuig, uitgebroken,
althans gaan glijden/slippenen
/of
-
(vervolgens
)de bestuurder van een personenauto aan de rechterzijde in te halen
of voorbij te rijdenen daarbij gebruik te maken van een aldaar op het wegdek aangebracht verdrijvingsvlak en
/of
-
(vervolgens
) (te Vlaardingen
)de controle over zijn voertuig te verliezen, althans bij het verlaten van een voorsorteerstrook met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig, te rijden
/glijdentegen de rechterzijkant van een
(achtervolgend
)dienstvoertuig van politie-eenheid Den Haag, als gevolg waarvan schade is ontstaan, waarbij verdachte, in strijd met de bepaling in artikel 7, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, de plaats van het ongeval heeft verlaten en
/of
-
(vervolgens
) (met verhoogde snelheid
)te rijden op de Frederik Hendriklaan te Vlaardingen en daarbij
de controle over het door hem, verdachte, bestuurde voertuig, te verliezen althansis het voertuig
(kort
)uitgebroken en
/of
-
(vervolgens
)op de Kraanvogellaan
(te Vlaardingen
)te rijden met een snelheid van
(ongeveer
)60 kilometer per uur, waar ter plaatse een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur was toegestaan en
/oftijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vast te houden en
/ofte
bedienen en
/ofdaarbij zijn aandacht niet, althans in onvoldoende mate op het overige verkeer en
/ofde
(verkeers
)situatie ter plaatse te richten en
/ofheeft gehad, terwijl hij op die weg
(en
)werd achtervolgd door
(een
)politieambtena
(a
)r
(en)en
/ofterwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede,
derde, vierde ofvijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een)ander
(en
)te duchten was;
2.
hij op
of omstreeks1 januari 2023 in de gemeente Vlaardingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan politieambtenaar hoofdagent [verbalisant 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde auto met hoge snelheid, althans aanzienlijke snelheid,
op/tegen de rechterzijkant van de auto, waarin zich die [verbalisant 1] vond, is
ingereden en/ofaangereden
, althans in de richting van de
auto van die [verbalisant 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks1 januari 2023 in de gemeente
(n) Vlaardingen en Rotterdam, althans in Nederland, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd
of als bestuurder heeft
doen besturen, na gebruik van
een ofmeer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Ethanol en
/ofMDMA en
/ofCocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 0,78 milligram Ethanol per milliliter bloed en
/of93 microgram MDMA per liter bloed en
/of120 microgram Cocaïne per liter bloed bedroeg
, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
4.
hij op
of omstreeks1 januari 2023 in de gemeente Vlaardingen opzettelijk in een woning gelegen aan de [adres 2] aanwezig heeft gehad ongeveer
(in totaal
)1,8 gram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2 primair:
poging tot zware mishandeling;
feit 3:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gevorderd voor de duur van 24 maanden.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen personenauto verbeurd wordt verklaard en de inbeslaggenomen doos en weegschaal worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met de grote gevolgen die deze zaak voor verdachte heeft gehad, waarbij verdachte als gevolg van de tenlastegelegde feiten is ontslagen bij Defensie. Daarnaast is er inmiddels anderhalf jaar verstreken sinds de tenlastegelegde feiten zijn begaan en verblijft verdachte momenteel in [verblijfplaats] om aldaar te vechten in het [verblijfplaats] leger (verdachte is geboren in [geboorteplaats] en heeft naast de Nederlandse ook de [verblijfplaats] nationaliteit). De raadsman verzoekt de militaire kamer om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen in de vorm van een taakstraf. De door de officier van justitie verzochte verbeurdverklaring van de auto moet volgens de raadsman verdisconteerd worden in de straf. De raadsman is van mening dat het niet redelijk is als aan verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De militaire kamer heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich als militair schuldig heeft gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Hij heeft onder invloed van diverse verdovende middelen gereden, waarbij hij zeer gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond. Op meerdere stukken heeft verdachte veel te hard heeft gereden, onverantwoorde inhaalmanoeuvres uitgehaald en was hij met zijn mobiele telefoon bezig tijdens het rijden. De verbalisant die de achtervolging had ingezet, nadat verdachte er bij een controle vandoor was gegaan, is uiteindelijk geramd door verdachte. Er mag van geluk worden gesproken dat het enkel bij beperkte materiële schade is gebleven. Voor verdachte, andere verkeersdeelnemers en de samenleving moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol en onverantwoord gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is. Dit geldt zeker voor een militair die het goede voorbeeld behoort te geven. De militaire kamer rekent dit alles verdachte aan. Nadat verdachte is aangehouden zijn er harddrugs bij hem in de woning aangetroffen.
De militaire kamer heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 30 mei 2024. Hieruit volgt dat hij eerder in beeld is geweest voor verkeersovertredingen, waarvoor hij strafbeschikkingen opgelegd heeft gekregen.
Uit het reclasseringsadvies van Fivoor reclassering van 22 juni 2024 blijkt dat er problemen zijn bij verdachte ten aanzien van het psychisch functioneren en het middelengebruik.
Verdachte kampte ten tijde van de ten laste gelegde feiten met verschillende emoties, onder andere door de oorlog in [verblijfplaats] waardoor verdachte diverse familieleden is verloren en het verbreken van zijn relatie. Verdachte kon niet met deze emoties omgaan, zijn coping was destijds om op deze momenten middelen te gebruiken. Verdachte is uiteindelijk voor zijn problematiek doorverwezen naar de militaire GGZ (MGGZ), waarbij een psychiatrisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Het advies van de psychiater is om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Bij de MGGZ heeft verdachte meerdere gesprekken gehad. Daarnaast heeft hij een detox-opname ondergaan en heeft hij een agressieregulatie training gevolgd. Hij is contact blijven houden met de militaire bedrijfsmaatschappelijk werkster (MBMW). Na zijn ontslag bij defensie besloot verdachte om naar [verblijfplaats] te gaan, om zich daar bij het leger aan te sluiten. Verdachte is niet voornemens om op korte termijn weer terug te keren naar Nederland. Het risico op recidive kan door het vertrek van verdachte naar [verblijfplaats] niet door de reclassering worden ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van langere duur. De militaire kamer houdt bij de strafoplegging rekening met het advies van de psychiater om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Alles afwegende acht de militaire kamer de door de officier van justitie geëiste deels voorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden. Met deze straf wordt
beoogd verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor andere verkeersdeelnemers en hem ertoe te bewegen zijn rijgedrag in de toekomst aan te passen.

8.Beslag

De militaire kamer zal beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten: een doos (PL1700-2023000662-G6506737) en een plastic bak (PL1700-2023000662-G6506735), met behulp waarvan feit 4 is begaan worden onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De militaire kamer zal de teruggave van de personenauto, een grijze BWM (PL1700-2023000662-G6506728) aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft in verband met het onder feit 2 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uit de vordering blijkt onvoldoende dat bij verdachte sprake is van psychisch letsel, dan wel dat hij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Overweging van de militaire kamer
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de achtervolging en de daarmee gepaard gaande botsing is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Tijdens de achtervolging heeft hij veel angst ervaren en de weken erna heeft hij herbeleefd wat er gebeurd is, mede doordat de achtervolging (deels) heeft plaatsgevonden over de woon-werk-route die benadeelde dagelijks aflegt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,- vaststellen. Verdachte is vanaf 1 januari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 178 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feit 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden;
 gelast de teruggave van de auto aan verdachte;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van: een doos (PL1700-2023000662-G6506737) en een plastic bak (PL1700-2023000662-G6506735);
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [verbalisant 1] , een bedrag te betalen van € 500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema (militair lid), rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2024.
mr. Y.H.M. Marijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20230414011048.amb (onderzoek 27POWONG), gesloten op 1 mei 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.
3.Rapport technisch onderzoek KMAR, p. 151.