ECLI:NL:RBGEL:2024:4713

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
05-284667-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door moeder op haar pasgeboren dochter

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van de dood van haar pasgeboren dochter. De verdachte, geboren in 1992, heeft haar één dag oude baby opzettelijk van het leven beroofd door haar in een babybadje met water te leggen en haar hoofd onder water te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de baby, [slachtoffer], op [dag 1] 2023 om 19:48 uur in het ziekenhuis in Nijmegen is overleden. De doodsoorzaak werd vastgesteld als verdrinking met een uitgesteld overlijden, waarbij ook onderkoeling een rol heeft gespeeld. De officier van justitie heeft gepleit voor een veroordeling wegens doodslag, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit, stellende dat er geen opzet was en dat de doodsoorzaak niet exact kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het forensisch onderzoek in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, rekening houdend met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar vlucht uit Somalië en haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een voorwaardelijke straf en heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/284667-23
Datum uitspraak : 23 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot aanpassing omschrijving van de tenlastelegging (ex 314a Sv), ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks [dag 1] 2023 te [plaats] haar dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2023) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door voornoemde [slachtoffer] (geheel ontkleed) in een babybad(je), gevuld met water, te leggen en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] (gedurende enkele seconden en/of minuten) geheel onder water heeft laten zakken en/of (daarbij) heeft losgelaten en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] bloot te stellen aan onderkoeling;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks [dag 1] 2023 te [plaats] haar dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2023) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door voornoemde [slachtoffer] (geheel ontkleed) in een babybad(je), gevuld met water, te leggen en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] (gedurende enkele seconden en/of minuten) geheel onder water heeft laten zakken en/of (daarbij) heeft losgelaten en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] bloot te stellen aan onderkoeling;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks [dag 1] 2023 te [plaats] grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig haar dochter [slachtoffer] (geheel ontkleed) in een babybad(je), gevuld met water, heeft gelegd en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] (gedurende enkele seconden en/of minuten) geheel onder water heeft laten zakken en/of (daarbij) heeft losgelaten en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] heeft bloot gesteld aan onderkoeling, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat [slachtoffer] is overleden;
uiterst subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks [dag 1] 2023 te [plaats] opzettelijk haar dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2023) tot wiens/wier onderhoud, verpleging of verzorging zij, verdachte, als moeder van haar pasgeboren baby krachtens wet/overeenkomst in elk geval krachtens wet en/of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of heeft gelaten, door voornoemde [slachtoffer] (geheel ontkleed) in een babybad(je), gevuld met water, te leggen en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] (gedurende enkele seconden en/of minuten) geheel onder water heeft laten zakken en/of (daarbij) heeft losgelaten en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] bloot te stellen aan onderkoeling, waardoor die [slachtoffer] in een hulpeloze toestand werd gebracht en/of gelaten en/of waardoor die [slachtoffer] is overleden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat verdachte een vooropgezet plan had om [slachtoffer] te doden, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord. Wel kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde doodslag. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de conclusie uit (onder meer) het definitieve sectierapport met betrekking tot de doodsoorzaak van [slachtoffer] naadloos past op de verklaringen van de kraamverpleegkundige en de stagiaire dat [slachtoffer] alleen in het water in het badje lag zonder dat verdachte haar vast had. Op basis hiervan komt de officier van justitie tot de conclusie dat sprake was van verdrinking met een uitgesteld overlijden. Uit de omstandigheden dat verdachte [slachtoffer] - een kindje van slechts één dag oud - in bad deed, haar vervolgens losliet en zich van [slachtoffer] afwendde, leidt de officier van justitie af dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft zij gesteld dat niet gesproken kan worden van een exacte conclusie aangaande de doodsoorzaak. Daarnaast ontkent verdachte elk opzettelijk handelen of elke bijdrage die geleid kan hebben tot de dood van [slachtoffer] . Zij heeft [slachtoffer] op normale wijze in bad gedaan. Van belang daarbij is dat alleen [getuige 1] , de kraamverzorgster, heeft verklaard dat de baby onder water lag. [getuige 2] , de stagiaire, heeft daarover expliciet anders verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] is op [dag 1] 2023 om 19:48 uur in het ziekenhuis in Nijmegen overleden. Zij was één dag oud. [2] [slachtoffer] was de dochter van verdachte. [3]
De rechtbank zal allereerst ingaan op de vraag wat er feitelijk op [dag 1] 2023 is gebeurd en of het handelen van verdachte een rol heeft gespeeld bij het uiteindelijke overlijden van [slachtoffer] op die dag.
Verdachte heeft verklaard dat zij [slachtoffer] op [dag 1] 2023 in bad heeft gedaan. [4]
[getuige 1] heeft samengevat het volgende verklaard. Zij was vanaf [dag 2] 2023, één dag voor de bevalling, als kraamverpleegkundige betrokken bij de zwangerschap van verdachte. Op [dag 1] 2023 om 14:08 uur werd zij gebeld door het Radboud ziekenhuis dat moeder en baby het goed maakten en dat zij naar huis mochten. Getuige is daarop samen met haar stagiaire [getuige 2] naar het asielzoekerscentrum aan de [adres] in [plaats] gereden voor de opstart. Zij zijn naar de kamer gelopen, waarna getuige aanklopte en naar binnen ging. Zij liep voorop en [getuige 2] liep achter haar. Het badje stond op de grond. Mevrouw zat met de rug naar de deur, links van het badje, op een afstand van 1 meter van het badje. Het kindje lag op de rug met haar hoofd onder water. Getuige schreeuwde: ‘wat doe je?’. Zij zag dat mevrouw schrok en dat ze meteen het kindje pakte. Getuige heeft met een hydrofiele doek het water uit de neus, mond en oren van het kindje verwijderd. Er kwam water uit haar neus en mond. De baby spuugde water en slijm. Getuige zag dat het kindje snakte naar lucht. Getuige mocht het kindje niet vastpakken. Moeder had de baby heel lang naakt op haar arm, waarna zij een hydrofiele doek om de baby deed die getuige haar gaf. [5]
[getuige 2] heeft het volgende verklaard. Zij reed met [getuige 1] (
de rechtbank begrijpt dat dit getuige [getuige 1] betreft)mee naar het asielzoekerscentrum. Zij liep achter [getuige 1] aan naar de deur toe. Op het moment dat zij de kamer binnenkwamen, zagen zij dat de moeder aan de linkerzijde van haar bed met iets bezig was. De moeder stond met haar rug omgekeerd naar de baby. Het kindje lag alleen in het badje. Zij zag dat de moeder, toen ze hen zag, direct naar de baby toedraaide en de baby oppakte. Getuige zag dat het kindje aan het verstikken was in het water. Zij zag dat de baby in het water dreef en dat de baby moest hoesten. [6]
De politie ontving op [dag 1] 2023 om 18:52 uur een melding van een reanimatie van een baby. De verbalisanten hebben het volgende beschreven. Zij zagen ter plaatse een levenloos lichaampje liggen op de tafel in een kamer. De baby was blauw, koud en had geen ademhaling. [verbalisant 1] besloot mondbeademing toe te passen. Bij de eerste teug lucht die hij in het lichaampje blies, kreeg verbalisant vanuit de neus van de baby een plas bloed in zijn mond. Het bloed spuugde hij uit. Het bloed zag er erg waterig uit. Het was lichtrood van kleur en waterig. [7]
Uit de bevindingen van de forensisch patholoog volgt dat het overlijden van [slachtoffer] (mede gezien de verhaalde omstandigheden) kan worden verklaard op basis van verdrinking met een uitgesteld overlijden (na onderdompeling) of een direct overlijden (na hernieuwde onderdompeling). Hierbij kan (een bijdrage van) onderkoeling en/of een andere vorm van mechanische verstikking (waaronder smoren) niet worden uitgesloten. Van een andere doodsoorzaak is niet gebleken. Beschreven wordt dat de forensisch pathologische bevindingen van het onderzoek aan de luchtwegen en longen aspecifiek waren, wat kan passen bij verdrinking. Een verdrinkingsproces in water omvat mechanische verstikking door belemmering (afsluiten) van de luchtwegen en verstoring van de gaswisseling in het longweefsel als gevolg van inademing en/of inloop van water in de luchtwegen en de longen. Dit kan resulteren in direct overlijden (tijdens onderdompeling) of uitgesteld overlijden (zoals binnen enkele uren na onderdompeling). Tijdens de reanimatiepoging was er een sterk verlaagde lichaamstemperatuur wat duidt op onderkoeling ten tijde van het ontstaan van de reanimatiebehoeftige toestand. De verhaalde omstandigheden (natte en onbedekte huid voor onbekende duur), al dan niet in combinatie met eventuele hersenbeschadiging op basis van zuurstofgebrek (door verhaalde onderdompeling) kunnen dit hebben veroorzaakt. Onderkoeling kan eveneens hebben geleid tot of bijgedragen aan het overlijden. [8]
Doodsoorzaak
Op grond van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] op de genoemde datum alleen in het badje lag, met haar hoofd onder water. Verdachte zat/stond op dat moment met haar rug naar het badje toe en ondersteunde [slachtoffer] niet. Dat [slachtoffer] met haar hoofd onder water heeft gelegen, volgt ook uit de verklaringen van getuigen dat er water uit haar neus en mond kwam, nadat [slachtoffer] uit het badje was gehaald. Het snakken naar adem en hoesten passen hier bij, net als het feit dat later op de dag bij de eerste ademteug van de reanimatie een plas waterig bloed uit het neusje van de baby kwam. Enkele uren na het incident in het badje is [slachtoffer] overleden in het ziekenhuis. Uit het forensisch pathologisch onderzoek volgt dat [slachtoffer] overleden kan zijn aan de gevolgen van verdrinking met uitgesteld overlijden. Ook onderkoeling kan hebben bijgedragen aan de dood van [slachtoffer] . Deze door de forensisch patholoog beschreven doodsoorzaak past naar het oordeel van de rechtbank bij de gebeurtenissen zoals de getuigen en de politie die hebben beschreven. Dit geldt zowel met betrekking tot het alleen in het badje liggen als met betrekking tot het naakt op de arm houden en koud en blauw zijn van [slachtoffer] . Van een andere doodsoorzaak is, na uitgebreid onderzoek, niet gebleken. De rechtbank ziet daarom geen enkele reden om aan de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] te twijfelen. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van de onderdompeling in het badje op [dag 1] 2023.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden geduid, nu verschillende varianten aan verdachte ten laste zijn gelegd.
Voorbedachte raad
Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is geweest van voorbedachte raad, met andere woorden: of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord, zoals primair ten laste is gelegd. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat dit niet het geval is.
De Hoge Raad stelt hoge eisen aan een bewezenverklaring van voorbedachte raad. Vast moet komen te staan, dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank is onvoldoende van concrete omstandigheden gebleken waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte zich vooraf heeft beraden over het besluit om [slachtoffer] te doden. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde moord.
DoodslagDe rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde doodslag van [slachtoffer] . Het is een feit van algemene bekendheid dat een baby van slechts één dag oud niet alleen, zonder supervisie en ondersteuning, in een badje met water kan worden gelegd omdat dit direct levensgevaar oplevert. Verdachte heeft [slachtoffer] in bad gedaan en losgelaten, waardoor [slachtoffer] met haar hoofd onder water kwam te liggen. Vervolgens heeft verdachte zich van [slachtoffer] afgewend, waardoor verdachte geen zicht meer had op de baby. Hiervoor is geen enkele plausibele aanleiding naar voren gekomen. Deze gedragingen kunnen niet anders dan bewust zijn verricht en zijn, naar hun uiterlijke verschijningsvorm bezien, naar het oordeel van de rechtbank zozeer gericht op het doden van [slachtoffer] , dat de rechtbank uitgaat van (vol) opzet bij verdachte op dat gevolg.
De rechtbank acht hiermee de subsidiair ten laste gelegde doodslag bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks[dag 1] 2023 te [plaats] haar dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedag 2] 2023) opzettelijk van het leven heeft beroofd, door voornoemde [slachtoffer] (geheel ontkleed) in een babybad(je), gevuld met water, te leggen en
/of(daarbij) voornoemde [slachtoffer]
(gedurende enkele seconden en/of minuten)geheel onder water heeft laten zakken en
/of(daarbij) heeft losgelaten en
/of(vervolgens) voornoemde [slachtoffer] bloot te stellen aan onderkoeling.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. Daarop dient de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht in mindering te worden gebracht. De officier van justitie heeft bij de gevorderde straf rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij een op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is naar Nederland gevlucht nadat zij en haar vader getroffen zijn door een aanslag in Somalië, waarbij haar vader is gedood en verdachte verwondingen opliep. Om de asielprocedure voort te zetten, dient verdachte in vrijheid te zijn. Daarnaast brengt een detentie verdachte in isolatie en onder lijdensdruk, nu zij niet kan lezen en schrijven en de Nederlandse taal niet machtig is. Tot slot is verdachte niet eerder in aanraking geweest met politie en justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft haar één dag oude baby om het leven gebracht. Hiermee heeft zij zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig strafbaar feit. De pasgeboren, nog weerloze baby was voor haar welzijn en verzorging volledig afhankelijk van haar moeder. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij de baby niet de geborgenheid en veiligheid heeft geboden die zij nodig had en waar zij recht op had.
De rechtbank heeft geen antwoord kunnen krijgen op de vraag waarom verdachte haar dochter heeft gedood. Het is onduidelijk gebleven wat verdachte hier uiteindelijk toe heeft gebracht. Verdachte zelf heeft van meet af aan ontkend iets met de dood van haar dochter te maken te hebben gehad. Uit onderzoek naar de persoon van verdachte is bovendien gebleken dat er geen sprake was (en is) van een psychische stoornis, zodat verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Gezien deze omstandigheden en gelet op de ernst van het feit, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij het bepalen van de hoogte van deze gevangenisstraf, zal de rechtbank rekening houden met het volgende. Verdachte is enkele jaren geleden vanuit Somalië gevlucht en verblijft sinds enige tijd in Nederland. Zij kan niet lezen en schrijven, is de Nederlandse taal niet machtig en heeft geen netwerk in Nederland. Dit leidt ertoe dat verdachte in detentie – op een enkel telefonisch contact na – in isolement leeft, wat een detentieperiode voor verdachte in het bijzonder zwaar maakt; zwaarder dan voor een gemiddelde gedetineerde. Daarbij zal zij moeten leven met het verlies van haar dochter en met het feit dat zij verantwoordelijk is voor haar dood.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes jaren, zoals door de officier van justitie gevorderd. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht. De rechtbank ziet, nog los van het feit dat dit bij een straf van deze omvang geen optie is, geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De reclassering ziet blijkens haar rapport van 8 juli 2024 geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s (op onder meer recidive) te beperken of het gedrag te veranderen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Er is beslag gelegd op een emmer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de emmer terug mag naar de rechthebbende.
Uit het dossier blijkt dat de emmer toebehoort aan het asielzoekerscentrum in [woonplaats] (locatie [adres] ). Gelet hierop, gelast de rechtbank de teruggave van de emmer aan de rechthebbende.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave van de emmer aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2024.
Mr. M.C. Gerritsen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5R023084, gesloten op 28 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Schouwverslag GGD Gelderland-Zuid, p. 151-152.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 258.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2024.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 38-39.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 80-81.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
8.Forensisch pathologisch onderzoek NFI, p. 503-505.