ECLI:NL:RBGEL:2024:4696

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/05/437314 / HA ZA 24-311
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan levering en verkoop van voormalige echtelijke woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juli 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, waarbij de vorderingen van eiser betrekking hebben op de voormalige echtelijke woning. Eiser vordert dat gedaagde medewerking verleent aan de levering van haar aandeel in de woning aan eiser, alsook aan de verkoop van de woning aan een derde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van eiser voorwaardelijk zijn en elkaar uitsluiten, wat betekent dat slechts één van de vorderingen kan worden toegewezen. De rechtbank heeft artikel 3:300 BW toegepast, dat betrekking heeft op rechtshandelingen, en heeft geoordeeld dat eiser geen belang heeft bij een dwangsomveroordeling voor het niet verrichten van rechtshandelingen door gedaagde, omdat de toewijzing van de vordering onder VI. van het petitum voldoende is om de belangen van eiser te waarborgen.

De rechtbank heeft de dwangsom gematigd en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. De beslissing houdt in dat gedaagde, indien eiser de woning kan overnemen binnen zes maanden na het wijzen van het vonnis, haar medewerking moet verlenen aan de notariële levering van de woning aan eiser. Indien gedaagde niet binnen de gestelde termijn meewerkt, kan dit vonnis in de plaats treden van de vereiste notariële akte. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdeling van de overwaarde van de woning tussen partijen zal plaatsvinden conform de inleidende dagvaarding, waarbij eiser recht heeft op een bepaald bedrag uit de opbrengst van de woning.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.F. van den Berg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/437314 / HA ZA 24-311
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. D. Simo te Culemborg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, behoudens voor zover hierna anders wordt overwogen. Het gevorderde zal als volgt worden toegewezen.
2.2.
In randnummer 11 van de dagvaarding heeft eiser onder meer vermeld dat hij vorig jaar reeds heeft vernomen dat hij de woning staande en gelegen aan de [adres] (hierna: de woning)
kanovernemen. Eiser vordert dat de eigendom van de woning - althans het onverdeeld aandeel daarin van gedaagde - aan hem wordt toegescheiden en geleverd. Uit randnummer 20 en het petitum van de dagvaarding leidt de rechtbank af dat eiser de woning echter mogelijk
niet kanovernemen binnen 6 maanden na het wijzen van dit vonnis. Voor het geval laatstgenoemde situatie zich voordoet, vordert eiser dat gedaagde wordt veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde.
2.3.
De rechtbank begrijpt de twee hiervoor genoemde vorderingen als voorwaardelijk, in die zin dat ze elkaar uitsluiten, zodanig dat ingeval van toewijzing van beide vorderingen slechts één daarvan ten uitvoer kan worden gelegd - althans heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank geen of onvoldoende belang bij het ten uitvoer kunnen leggen van zowel de ene als de andere toegewezen vordering.
2.4.
Artikel 3:300 BW ziet op de reële executie tot het verrichten van een rechtshandeling. In lid 1 van dit artikel is onder meer bepaald dat als iemand jegens een ander gehouden is een rechtshandeling te verrichten, de rechter - als de aard van de rechtshandeling zich hiertegen niet verzet - op vordering van de gerechtigde kan bepalen dat zijn uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot de rechtshandeling gehouden is. In lid 2 van dit artikel is bepaald dat als de verweerder gehouden is om tezamen met de eiser een akte op te maken, de rechter dan kan bepalen dat zijn uitspraak in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden.
2.5.
Eiser heeft artikel 3:300 BW aan (onder meer) zijn vorderingen onder VI. van het petitum ten grondslag gelegd, voor zover het betreft het verlenen van toestemming van gedaagde tot de onder III. tot en met V. van het petitum bedoelde levering. Het gevorderde onder VI. van het petitum slaat onder meer terug op het gevorderde onder III. van het petitum, waarin eiser onder meer een dwangsomveroordeling vordert.
2.6.
Het gevorderde onder III. van het petitum is niet beperkt tot rechtshandelingen. Omdat het gevorderde onder VI. van het petitum toewijsbaar is, heeft eiser geen of onvoldoende belang bij toewijzing van de onder III. van het petitum gevorderde dwangsom, voor zover die dwangsom betrekking heeft op het niet verrichten van rechtshandelingen door gedaagde. Met de toewijzing van het gevorderde onder VI. van het petitum is eiser immers in zoverre niet meer afhankelijk van de medewerking van gedaagde en kan een dwangsomveroordeling achterwege blijven.
2.7.
Bij het voorgaande komt dat de onder III. van het petitum gevorderde dwangsom niet toewijsbaar is, voor zover die ziet op een (eventuele) - uit het onder III. en IV. van het petitum voortvloeiende - betaling van een geldsom door gedaagde aan eiser.
2.8.
Gelet op het door eiser ex artikel 3:300 BW gevorderde, is ook het volgende van belang. De in artikel 3:301 lid 1 onder b BW genoemde termijn is gesteld op veertien dagen na betekening van de uitspraak. Dit betreft een richtlijn, waarvan de rechter kan afwijken. De vorderingen van eiser omvatten geen afwijking van de hiervoor genoemde termijn. De rechtbank zal de termijn stellen op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
2.9.
De rechtbank zal de dwangsom matigen op de wijze als vermeld in de beslissing.
2.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt gedaagde - indien eiser de woning kan overnemen binnen 6 maanden na het wijzen van dit vonnis - haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het passeren van een nog door eiser in te schakelen notaris, daaronder begrepen het opvolgen van de aanwijzingen van de notaris, en nog op te stellen verdelingsakte (vide punten 7 en 10 tot en met 15 van het lichaam van de dagvaarding) waarmee de woning goederenrechtelijk, conform punten 7 en 10 tot en met 15 van het lichaam van de dagvaarding, aan eiser wordt toegedeeld voor een bedrag van € 295.000,00 en gedaagde zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de ter financiering daarvan afgesloten leningen en aan gedaagde toekomt een bedrag van € 75.959,97, vanaf 1 juni 2024 maandelijks te verminderen met € 644,39,
3.2.
bepaalt daarbij dat indien gedaagde niet binnen 20 dagen nadat daartoe de eerste mogelijkheid bestaat de nodige medewerking heeft verleend aan de (goederenrechtelijke) levering bij de notaris c.q. aan de notariële levering van de woning aan eiser, dit vonnis in de plaats zal treden van de voor transport van de woning vereiste notariële akte van goederenrechtelijke levering van de woning aan eiser,
3.3.
beveelt gedaagde - indien eiser niet binnen zes maanden na het wijzen van dit vonnis kan aantonen dat hij de woning kan overnemen, alsmede niet binnen zes maanden na de datum van dit vonnis een offerte kan overleggen aan gedaagde - gedaagde mee te werken om binnen één week nadat eiser gedaagde schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij de woning niet kan overnemen, aan het verstrekken van een verkoopopdracht aan een door eiser aan te wijzen makelaar en daarnaast mee te werken aan de verkoop en levering van de woning aan een kopende derde tegen een door de makelaar vast te stellen verkoopprijs en alles te doen wat daarvoor gebruikelijk en noodzakelijk is, met dien verstande dat de verkoop en levering zal plaatsvinden op een termijn die en een tijdstip dat door de kopers van de woning wordt bepaald, op straffe van een dwangsom van (in totaal) € 250,00 per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van
(in totaal) € 25.000,00,
3.4.
bepaalt daarbij dat de verdeling van de overwaarde van de woning tussen partijen zal plaatsvinden conform en met inachtneming van punt 20 van de inleidende dagvaarding, waarbij na verkoop van de woning en betaling van de hypotheek uit de opbrengst van de woning een bedrag van € 33.295,03, vanaf 1 juni 2024 maandelijks te verhogen met
€ 644,39, aan eiser toekomt en daarna pas de resterende overwaarde bij helfte tussen partijen wordt verdeeld,
3.5.
bepaalt dat onder de medewerking zoals genoemd onder 3.3. in elk geval dient te
worden verstaan het verlenen van medewerking aan het ondertekenen van een koopovereenkomst met koper(s) en het tekenen van de door de notaris op te stellen akte van levering,
3.6.
bepaalt daarbij dat eiser vervangende toestemming wordt verleend voor hetgeen is genoemd onder 3.3. tot en met 3.5. indien gedaagde niet op eerste verzoek van eiser medewerking verleent, en bepaalt dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW mede in de plaats zal treden van de toestemming van gedaagde tot die levering,
3.7.
bepaalt de termijn van artikel 3:301 lid 1 onder b BW op veertien dagen na betekening van dit vonnis,
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.