Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[bedrijf eiser],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot aanvulling of verbetering van een eerder gewezen verstekvonnis. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A.H.M. van der Wijst, had de rechtbank verzocht om de veroordeling van de gedaagde, HMP EUROPE B.V., aan te passen. In het oorspronkelijke verstekvonnis van 10 april 2024 was de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 314,07 aan wettelijke handelsrente, berekend tot en met 16 februari 2024. De eiser verzocht de rechtbank nu om in plaats daarvan een bedrag van € 2.420,00 aan contractuele rente te veroordelen, eveneens berekend tot en met 16 februari 2024.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat in het verstekvonnis op alle onderdelen van de vordering van de eiser was beslist. De eiser had in zijn verzoek voor het eerst gesproken over 'contractuele rente', terwijl in de algemene voorwaarden enkel 'wettelijke rente' werd genoemd. De rechtbank concludeerde dat de minima voor rente, zoals genoemd in de algemene voorwaarden, enkel betrekking hadden op buitengerechtelijke incassokosten en dat er geen aanleiding was om het verstekvonnis aan te vullen of te verbeteren. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken door mr. G.F. van den Berg.