ECLI:NL:RBGEL:2024:4691

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/05/433169 / HA ZA 24-136
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aanvulling van verstekvonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot aanvulling of verbetering van een eerder gewezen verstekvonnis. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A.H.M. van der Wijst, had de rechtbank verzocht om de veroordeling van de gedaagde, HMP EUROPE B.V., aan te passen. In het oorspronkelijke verstekvonnis van 10 april 2024 was de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 314,07 aan wettelijke handelsrente, berekend tot en met 16 februari 2024. De eiser verzocht de rechtbank nu om in plaats daarvan een bedrag van € 2.420,00 aan contractuele rente te veroordelen, eveneens berekend tot en met 16 februari 2024.

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat in het verstekvonnis op alle onderdelen van de vordering van de eiser was beslist. De eiser had in zijn verzoek voor het eerst gesproken over 'contractuele rente', terwijl in de algemene voorwaarden enkel 'wettelijke rente' werd genoemd. De rechtbank concludeerde dat de minima voor rente, zoals genoemd in de algemene voorwaarden, enkel betrekking hadden op buitengerechtelijke incassokosten en dat er geen aanleiding was om het verstekvonnis aan te vullen of te verbeteren. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken door mr. G.F. van den Berg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/433169 / HA ZA 24-136
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
[eiser], handelende onder de naam
[bedrijf eiser],
wonende althans zaakdoende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.A.H.M. van der Wijst te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HMP EUROPE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Ede,
gedaagde,
niet verschenen.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 1 mei 2024 heeft mr. Van der Wijst namens eiser de rechtbank verzocht om aanvulling/verbetering van het op 10 april 2024 in deze zaak gewezen verstekvonnis. In dat verstekvonnis is gedaagde onder meer veroordeeld om aan eiser een bedrag van € 314,07 aan wettelijke handelsrente, berekend tot en met 16 februari 2024, te betalen. Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank gedaagde, in plaats van deze veroordeling, (alsnog) veroordeelt om aan eiser een bedrag van € 2.420,00 aan (contractuele) rente, berekend tot en met 16 februari 2024, te betalen.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank wijst het verzoek af. Daarvoor is het volgende van belang.
2.2.
Volgens mr. Van der Wijst zou tot en met 16 februari 2023 - de rechtbank is ervan uitgegaan dat 2024 is bedoeld - € 2.420,00 aan ‘wettelijke rente’ verschuldigd zijn (vordering 1. en randnummer 12, 13 en 21 dagvaarding). Volgens hem zou, als de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, tot en met 16 februari 2024 € 314,07 aan ‘wettelijke handelsrente’ verschuldigd zijn (vordering 1., kopje hoofdstuk III en randnummer 14 en 15 dagvaarding). In de brief van 1 mei 2024 is voor het eerst sprake van ‘contractuele rente’.
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat in het verstekvonnis van 10 april 2024 op alle onderdelen van het door eiser gevorderde is beslist. In de door eiser overgelegde algemene voorwaarden is sprake van ‘wettelijke rente’ (artikel 7.4). Volgens mr. Van der Wijst zou daarvoor - kennelijk ongeacht de duur van de termijn waarover die rente wordt berekend - een minimum gelden van 10% van het factuurbedrag met een minimum van € 150,00 exclusief btw. De rechtbank is van oordeel dat deze minima echter slechts betrekking hebben op de in hetzelfde artikel genoemde buitengerechtelijke incassokosten. Anders dan mr. Van der Wijst veronderstelt, is de rechtbank (dus) niet voorbijgegaan aan de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. Op grond van het voorgaande is er geen aanleiding voor aanvulling/verbetering van het verstekvonnis.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek om aanvulling/verbetering van het op 10 april 2024 tussen eiser en gedaagde gewezen verstekvonnis af .
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.