ECLI:NL:RBGEL:2024:4688

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
434431
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en gedeeltelijke verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige met betrekking tot raadsonderzoek naar opgroeiperspectief en contact met ouders

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, is op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 6 juni 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing in het huidige pleeggezin verlengd tot 6 februari 2025. Dit besluit is genomen na een mondelinge behandeling op 5 juli 2024, waarbij de moeder, de vader, hun advocaten, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [de minderjarige] momenteel niet gelukkig is bij de pleegouders en in een loyaliteitsconflict verkeert tussen haar ouders. De rechtbank heeft de GI verzocht om onderzoek te doen naar het opgroeiperspectief van [de minderjarige] en naar een mogelijke omgangsregeling met beide ouders. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is om alle opties te onderzoeken voordat er een beslissing wordt genomen over de toekomstige woonplek van [de minderjarige].

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de pleegouders goede zorgen bieden, maar dat [de minderjarige] zich op dit moment niet op haar plek voelt. De rechtbank heeft de Raad gevraagd om uiterlijk 2 januari 2025 te rapporteren over de bevindingen van het onderzoek. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de volgende mondelinge behandeling is gepland op 14 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/434431 / ZJ RK 24-227
Datum uitspraak: 22 juli 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd in Enschede,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. J.G.M. ter Avest, advocaat te Utrecht,
familie [naam familie pleegouders] ,
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 28 mei 2024;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de moeder met bijlagen, van 1 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 juli 2024. Daarbij is deze zaak tegelijk met de procedure over het gezag en de omgangsregeling met [de minderjarige] , bekend onder zaaknummer C/05/436998 FZ RK 24-1414, behandeld. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door mr. J.G.M. ter Avest,
  • de vader, bijgestaan door mr. B.E.C. de Jong en mr. M.J.R. Roethof;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
  • de pleegouders.
1.3.
Bij beschikking van 28 mei 2024 is de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot 6 augustus 2024 en het overige deel van het verzoek aangehouden.
1.4.
In haar verweerschrift van 1 juli 2024 heeft de moeder haar standpunt (deels) gewijzigd. De moeder verzoekt de rechtbank om:
- het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling toe te wijzen en
- het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing toe te wijzen voor de duur van drie maanden;
De moeder heeft ook een zelfstandig verzoek te gedaan, namelijk om:
- [de minderjarige] vanaf 6 augustus 2024 in de drie maanden daaropvolgend volledig bij moeder thuis te plaatsen;
- subsidiair de mogelijkheden tot thuisplaatsing bij de moeder door de Raad te laten onderzoeken.
1.5.
[de minderjarige] heeft op 26 juni 2024 via een e-mailbericht (nogmaals) haar mening aan de kinderrechter kenbaar gemaakt.

2.De beoordeling

Conclusie
2.1.
De rechtbank beslist dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] wordt verlengd tot 6 juni 2025. De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het huidige pleeggezin verlengt de rechtbank tot 6 februari 2025. In de tussentijd verzoekt de rechtbank de Raad om onderzoek te doen naar het opgroeiperspectief van [de minderjarige] en naar een omgangsregeling met de ouders. Het overige deel van het verzoek om uithuisplaatsing van [de minderjarige] houdt de rechtbank daarom aan tot de mondelinge behandeling van woensdag 14 januari 2025 om 13.00 uur in Zutphen. Hierna legt de rechtbank haar beslissing uit.
Ondertoezichtstelling
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat iedereen het er over eens is dat [de minderjarige] op dit moment niet goed in haar vel zit en zich niet gelukkig voelt bij de pleegouders. [de minderjarige] doet haar best zich staande te houden maar blijft in een loyaliteitsconflict tussen de ouders staan. Zij heeft traumatherapie en inmiddels is bekend dat zij haar schooljaar heeft gehaald. Zij gaat vanaf september 2024 haar eindexamenjaar in. [de minderjarige] en de vader zien als oplossing voor de bestaande situatie dat zij bij de vader dan wel bij haar oom en tante van vaderszijde gaat wonen. De moeder wil graag dat zij na een opbouwperiode van drie maanden bij de moeder komt wonen. De pleegouders hebben naar voren gebracht dat zij het beste voor [de minderjarige] willen. [de minderjarige] is van harte welkom bij hen, maar als [de minderjarige] zich gelukkiger voelt door ergens anders te gaan wonen dan ondersteunen zij dat. Wel hebben zij benoemd dat [de minderjarige] haar eindexamenjaar in gaat en dan is een wisseling van school moeilijk voor haar.
2.3.
Gelet op de aanhoudende zorgen rond [de minderjarige] is de rechtbank van oordeel dat zij nog steeds in haar ontwikkeling dusdanig wordt bedreigd dat verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De rechtbank verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de resterende periode namelijk tot 6 juni 2025.
De pleegouders
2.4.
De rechtbank wil benoemen dat zij geen enkele aanleiding heeft om te twijfelen aan de goede zorgen van de pleegouders. Zoals ook door de GI en de Raad naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de pleegouders de kinderen een veilige en stabiele plek hebben gegeven. De afgelopen jaren hebben [de minderjarige] en [de minderjarige 2] dit zelf ook altijd aan de GI aangegeven. Dat [de minderjarige] het verblijf bij de pleegouders nu zelf negatief lijkt te ervaren, lijkt meer voort te komen uit haar wens bij haar vader te wonen, waardoor ze alles binnen het pleeggezin negatief ziet. De rechtbank sluit ook niet uit dat de afwijzende houding van de vader ten opzichte van de hulpverlening en de pleegouders, zoals die uit het stukken blijkt, hier een rol bij speelt. De rechtbank krijgt de indruk dat de vader alles op alles zet om de (zorg bij de) pleegouders zo negatief mogelijk neer te zetten in de hoop dat [de minderjarige] daardoor bij hem komt wonen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI bevestigd dat zij geen zorgen hebben over de pleegouders. De GI is van mening dat de pleegouders altijd goed voor de kinderen hebben gezorgd, maar omdat [de minderjarige] nu niet gelukkig lijkt bij de pleegouders en niet alleen wil achterblijven als [de minderjarige 2] weg gaat, goed moet worden gekeken waar zij verder gaat opgroeien. De GI stelt dat de vader in de afgelopen jaren niet heeft willen samenwerken. Zij is van mening dat de vader een eigen visie heeft en iedereen daarvan wil doordringen. Als de zaken niet gaan zoals vader wil, dan zet hij de omgang met de kinderen stop, is niet aanwezig bij belangrijke momenten voor de kinderen of stuurt (zeer) pittige e-mails aan de GI om zijn ongenoegen te uiten, aldus de GI. Hij beïnvloedt de kinderen en houdt zo het loyaliteitsconflict bij de kinderen in stand en werkt daardoor herstel van het contact met de moeder tegen. Met de moeder heeft de GI wel een goede samenwerking, net als met de pleegouders.
Raadsonderzoek - uithuisplaatsing
2.5.
De Raad heeft aangeboden onderzoek te doen naar de plek waar [de minderjarige] verder opgroeit omdat het een belangrijke beslissing is. De rechtbank kan zich daarin vinden. Hoewel er geen zorgen zijn over de pleegouders, voelt [de minderjarige] zich daar op dit moment niet gelukkig. Dat is voor de rechtbank reden om de Raad te vragen om alle opties te onderzoeken en daarin afwegingen te maken. Het is belangrijk dat er opnieuw wordt gesproken met [de minderjarige] over de mogelijkheden en wat voor haar de beste optie is.
De rechtbank verzoekt daarom de Raad de volgende vragen te onderzoeken en uiterlijk 2 januari 2025 daarover te rapporteren, dan wel zoveel eerder als mogelijk:
1. Waar ligt het opgroeiperspectief van [de minderjarige] :
  • in het huidige pleeggezin dan wel een ander neutraal pleeggezin?
  • bij de oom en tante aan vaderszijde?
  • bij de vader?
  • bij de moeder?
2. Als de Raad tot de conclusie komt dat haar opgroeiperspectief niet bij de vader of de moeder ligt, hoe dient het contact met de vader dan wel de moeder in dat geval te worden vormgegeven?
3. Als de Raad tot de conclusie komt dat haar opgroeiperspectief wel bij een van de ouders ligt, hoe moet het contact met de andere ouder dan worden vormgegeven?
2.6.
Dit raadsonderzoek wordt zowel gevraagd in deze zaak voor de omgang van vader met [de minderjarige] (zaaknummer C/05/436998 FZ RK 24-1414) als in de zaak over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] (zaaknummer C/05/434431 / ZJ RK 24-227). In beide zaken is een deel van de verzoeken aangehouden en is hetzelfde raadsonderzoek gelast. De zaken worden gelijktijdig behandeld tijdens de geplande mondelinge behandeling van 14 januari 2025.
Uithuisplaatsing
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van [de minderjarige] (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Gedurende het onderzoek van de Raad vindt de rechtbank het van belang dat [de minderjarige] bij de pleegouders blijft. De rechtbank volgt dat advies. De pleegouders bieden een veilige en stabiele plek ondanks dat [de minderjarige] zich er op dit moment niet helemaal op haar plaats voelt. De rechtbank heeft de indruk dat de pleegouders niets anders dan het beste voor ogen hebben voor [de minderjarige] , de meest stabiele factoren zijn in haar leven op dit moment en enkel in haar belang handelen. Deze veilige en stabiele plek heeft [de minderjarige] extra nodig nu zij haar eindexamenjaar ingaat. Er zal eerst onderzocht moeten worden welke plek het beste voor [de minderjarige] is voordat zij ergens anders gaat wonen. Er is hulpverlening bij [de minderjarige] betrokken om haar welbevinden in de gaten te houden gedurende de periode waarin alle opties worden onderzocht. De rechtbank laat het daarbij aan de GI om de omgang van [de minderjarige] met haar beide ouders verder vorm te geven, waarbij de rechtbank opmerkt dat het goed zou zijn als die omgang met beide ouders (voor zover mogelijk) zoveel mogelijk gelijk zou zijn Daarom verlengt de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing bij het pleeggezin tot 6 februari 2025 en houdt het verzoek voor het overige deel aan.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 6 juni 2025;
3.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 6 augustus 2024 tot 6 februari 2025;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
houdt het verzoek om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor het overige deel aan tot de mondelinge behandeling van
dinsdag 14 januari 2025 om 13.00 uuraan de Martinetsingel 2 te Zutphen;
3.5.
roept de GI, de Raad, de moeder, de vader, hun advocaten en de pleegouders op te verschijnen tijdens de genoemde mondelinge behandeling;
3.6.
verzoekt de Raad onderzoek te doen zoals overwogen onder 2.5. en dit onderzoek uiterlijk
2 januari 2025toe te zenden aan de rechtbank, de GI, de advocaat van de moeder en de pleegouders.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Krijnen, mr.dr. E.L. de Jongh en mr. J.L.F. van den Tooren, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2024, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.