ECLI:NL:RBGEL:2024:4657
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter wegens gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochter. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte zou hebben gepleegd tussen 1 juli 2014 en 24 november 2019. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er niet voldaan was aan het bewijsminimum zoals gesteld in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat de verklaring van het slachtoffer niet alleen kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring van het slachtoffer zelf. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de getuigen, die familieleden van het slachtoffer waren, onvoldoende steun boden voor de belastende verklaring van het slachtoffer. Hierdoor was er geen wettig en overtuigend bewijs voor de beschuldigingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.