ECLI:NL:RBGEL:2024:4606

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
05.003834.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het lassen van ketels ten behoeve van de productie van amfetamine en cocaïne

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het lassen van ketels die gebruikt werden voor de productie van amfetamine en cocaïne. De verdachte, geboren in 1972 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van meerdere feiten in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 juni 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, ketels heeft gelast en andere handelingen heeft verricht die dienstig waren aan de productie van synthetische drugs. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, observaties en het aantreffen van productieapparatuur in verschillende panden. De verdachte erkende dat hij ketels heeft gelast, maar ontkende te weten dat deze ketels voor drugproductie werden gebruikt. De rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig en concludeerde dat de verdachte wist dat zijn werkzaamheden bijdroegen aan de productie van drugs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugproductie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.003834-22
Datum uitspraak : 09 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 in [geboorteplaats] ,
volgens de BRP nog wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [plaats 1] ,
volgens verdachte thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode 01 januari 2020 tot en met 29 juni 2021 te Overberg en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, meermaals, althans eenmaal,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
- amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of
- cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
(telkens) een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
en/of te bevorderen
zich of een ander gelegenheid middelen of inlichtingen heeft trachten te verschaffen tot het plegen van dat/die feit(en) en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- een of meerdere (gemodificeerde) ketel(s), althans hardware, ten behoeve van de productie van amfetamine en/of cocaïne, gemaakt en/of gelast en/of aangepast en/of gerepareerd en/of
- ( andere) werkzaamheden en/of handelingen (zoals het vervoeren, uit/inladen, verplaatsen, opruimen) verricht met voorwerpen die dienstig waren aan de productie van amfetamine en/of cocaïne.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van verdachte
Verdachte erkent dat hij voor [medeverdachte 1] ketels heeft gelast en dat hij dit ook samen heeft gedaan met [medeverdachte 2] . Ook erkent hij dat hij wel eens in het bedrijfspand in [plaats 2] is geweest, evenals in de loods in [plaats 3] . Verdachte betwist dat hij wist dat de ketels werden gebruikt ten behoeve van de productie van amfetamine- en cocaïne.
Beoordeling door de rechtbank
Aantreffen goederen bedrijfspand [adres 2] in [plaats 2]
Op 29 juni 2021 heeft de LFO een onderzoek ingesteld in het bedrijfspand aan de [adres 2] in [plaats 2] . In dit bedrijfspand zijn diverse goederen en materialen aangetroffen die zeer typisch zijn voor de bouw van roestvrijstalen productieapparatuur die specifiek bestemd is voor de vervaardiging en/of bewerking van (synthetische) drugs. In de garage stond een in aanbouw zijnde roestvrijstalen ketel. Deze ketel was nog niet compleet, maar op grond van de omvang, de vorm en de gebruikte materialen ging het hier volgens de LFO vermoedelijk om een reactieketel die bestemd was voor de grootschalige vervaardiging van amfetamine. De inhoud van de reactieketel in opbouw was ongeveer 1850 liter. In de werkplaats lagen verder onderdelen voor een koelbuis, waaronder ronde platen met ronde openingen. In deze openingen pasten cilindervormige buizen die ook aanwezig waren. Een dergelijke koelbuis is passend bij een reactieketel die gebruikt kan worden voor de productie van amfetamine. Ook lagen er conische verloopstukken die aan de bovenzijde van een koelbuis bevestigd kunnen worden. In de opslagruimte lagen verder goederen zoals kijkvensters, temperatuurmeters en een glazen klepdeksel. Er lagen ook metalen buizen die vermoedelijk bestemd waren voor een roerwerk. Alle onderdelen die aanwezig waren leken bestemd te zijn om een reactieketel te maken die specifiek bestemd leek te zijn voor de vervaardiging van amfetamine. Daarnaast waren er onderdelen aanwezig zoals verwarmingsspiralen met bijbehorende slang en ronde platen die kunnen dienen als filtreerplaat. Deze goederen worden vaak gezien op cocaïne-extractielocaties. [2]
Aantreffen goederen loods [adres 3] in [plaats 3]
Op 17 december 2020 heeft de politie heimelijk door de ramen van een loods aan de [adres 3] in [plaats 3] gekeken. In deze loods zag de politie op dat moment ongeveer 12 verschillende ketels staan. Deze ketels bevonden zich in verschillende fases van modificatie. [3]
Op 21 januari 2021 heeft de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen van de politie (hierna: de LFO) een heimelijk onderzoek ingesteld in deze loods. Hierin werden, naast verschillende apparatuur en gereedschappen ten behoeve van de metaalbewerking, aangetroffen:
  • twee grote destillatieketels;
  • drie filtratieketels;
  • één in opbouw zijnde ketel;
  • zeven metalen spiralen;
  • vier metalen buizen die waren voorzien van aansluitpunten ten behoeve van de verwarmingsspiralen;
  • vier rollen en twee losse blauwe slangen ten behoeve van onder andere het bevestigen van de verwarmingsspiralen aan de metalen buizen en/of de destillatieketels op een verwarmingsketel;
  • twee metalen roerwerken;
  • twee koelbuizen;
  • twee metalen ketels met kleine doorvoer op de bovenzijde en
  • diverse losse metalen onderdelen waaronder montageplaten ten behoeve van koelbuizen.
De LFO herkende de aangetroffen apparatuur als productieapparatuur ten behoeve van de grootschalige extractie en be- en verwerking van cocaïne. De twee aangetroffen koelbuizen werden herkend als koelbuizen die kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging van synthetische drugs, waaronder ten behoeve van de destillatie van (met)amfetamine. [4]
Aanwezigheid verdachte in bedrijfspand [adres 2] in [plaats 2]
In de directe omgeving van de [adres 2] in [plaats 2] zijn observatiecamera’s geplaatst die gericht zijn op de voorzijde van dat bedrijfspand.
Op 10 februari 2021 komt verdachte met de bromfiets aan bij het pand aan de [adres 2] te [plaats 2] . Hij gaat daar naar binnen en even later zet hij zijn bromfiets ook binnen. Verdachte is ongeveer vier uur binnen in het pand.
Op 13 februari 2021 omstreeks 08:00 uur komt een personenauto Mercedes A-klasse met [kenteken 1] , aan op de [adres 2] . [naam 1] , de zoon van [medeverdachte 1] , stapt uit en gaat naar binnen. Daarna komt hij weer naar buiten en rijdt hij de Mercedes naar binnen. Te zien is dat verdachte een cilinder/gasfles in de Mercedes legt. [naam 1] pakt ook een cilinder/gasfles en legt die in de Mercedes. Daarna rijdt hij weg. Diezelfde dag, omstreeks 08:45 uur, komt [naam 1] weer aangereden met de Mercedes. Door [naam 1] en verdachte worden er cilinders/gasflessen uit de Mercedes gehaald en in de loods gebracht. Rond 08:55 uur rijdt [naam 1] weer weg.
Op 14 februari 2021, omstreeks 05:31 uur, komt [naam 1] met verdachte en een onbekende vrouw aanrijden in de pickup-truck RAM van [naam 1] . De vrouw gaat naar binnen in het pand [adres 2] in [plaats 2] . Te zien is dat [naam 1] rode handschoenen aantrekt en met een half ronde buis naar binnen gaat. Ook verdachte loopt met een grote buis naar binnen. Om 05:34 uur dragen [naam 1] en verdachte een grote ronde plaat naar binnen. Om 07:45 uur sjouwt verdachte weer met een plaat.
Op 17 februari 2021 komen [naam 1] en verdachte samen aan en gaan zij het pand aan de [adres 2] in [plaats 2] binnen. Op 25 februari 2021 komt verdachte op de scooter aanrijden en wordt hij even later binnengelaten door een vrouw. [5]
Het telefoonnummer dat in gebruik is bij verdachte heeft op 3, 5, 6, 7 en 8 maart 2021 een mast aangeslagen in de omgeving van de [adres 2] te [plaats 2] . [6]
Aanwezigheid verdachte in loods [adres 3] in [plaats 3]
In de loods aan de [adres 3] in [plaats 3] zijn een camera en opnameapparatuur geplaatst voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie.
Op 21 januari 2021 te 09:06 uur komt verdachte in een opvallend gele fluorescerende jas met aan de achterzijde opdruk ACV de loods in. Hij doet onder andere metalen gebogen buizen, RVS-kleur, en andere metalen voorwerpen in een gele Jumbo plastic tas. Daarna verlaat hij de loods weer.
Op 23 februari 2021 te 12:15 uur komt verdachte met een gele jas de loods binnen. Hij trekt zijn jas uit, loopt rond en gaat vervolgens lassen en snijden aan stalen frames aan een bureau. Omstreeks 15:02 uur verzamelt hij voorwerpen in een boodschappentas, trekt hij zijn gele jas weer aan en vertrekt hij met de tas.
Op 25 februari 2021 te 17:48 uur komt verdachte met het gele ACV jack de loods binnen en doet hij iets bij de werkbank. Hij verlaat de loods om 17:49 uur.
Op 1 maart 2021 doet verdachte opruimwerkzaamheden in de loods. Om 16:54 uur verplaatst hij diverse onderdelen van ketels en toebehoren van achter in de loods naar de zijkant links. Over deze voorwerpen wordt door verdachte een groen dekzeil gedaan. Om 18:15 uur verlaat verdachte de loods.
Op 2 maart 2021 loopt verdachte een paar keer de loods in en uit. Om 12:29 uur komt hij binnen en verzamelt hij stukjes ijzer en doet hij deze in een Big shopper. Stukjes die daar te lang voor zijn, maakt hij met een slijptol kleiner. Hij tilt de Big shopper van de werkbank en sjouwt deze om 12:51 uur naar buiten. Om 13:12 uur komt verdachte weer binnen en is hij met metalen buizen bezig op de werkbank. Hij verplaatst de buizen naar een rood olievat. Ook loopt hij twee keer me een rol blauwe slang naar buiten. Deze slangen had verdachte eerder die dag van de grond halverwege de loods opgepakt en net buiten beeld kennelijk neergelegd. Om 14:32 uur komt verdachte weer binnen. Hij pakt een zak met ronde buizen van het rode vat en loopt daar onder zijn arm mee naar buiten. Daarna pakt hij twee rollen blauwe slang op en loopt daar kennelijk ook mee naar buiten. Ten slotte loopt verdachte naar achteren en pakt daar een soort patrijspoorten waarmee hij kennelijk naar buiten loopt. [7]
Contacten verdachte met medeverdachten en/of andere personen
Vanaf juli 2020 tot en met april 2021 heeft verdachte geregeld contact met [medeverdachte 1] . Verdachte werkt voor [medeverdachte 1] en wordt meestal door hem opgehaald. [8]
Op 14 december 2020 wordt verdachte gebeld door een vrouw die belt met de telefoon van [medeverdachte 3] . De vrouw zegt dat zij en [medeverdachte 3] [verdachte] € 100,00 willen geven als hij die ketels allemaal vooraan op mekaar geduwd tegen de kant aan zet met een groot groen zeil erover. Als er dan eentje naar binnen kijkt, zien ze het niet allemaal staan. [9]
Schuur [plaats 4]
Sinds 5 januari 2021 is een zwarte pick-up bestelauto van het merk RAM en voorzien van het [kenteken 2] , op bevel van de zaaksofficier voorzien van een plaatsbepalend technisch middel, een BAKEN. Dit voertuig wordt door [medeverdachte 1] geleased op naam van één van de bedrijven op naam van zijn twintig jarige zoon, [naam 1] .
Op 28 januari 2021 tussen 17:55 en 19:25 uur geeft het voornoemde BAKEN in de RAM Pick-up-truck van [medeverdachte 1] , positie in [plaats 4] op de [adres 4] . Dit is een parkeerplaats in het centrum van dit dorp. Op de gevorderde camerabeelden van de gemeente die zijn gemaakt ten behoeve van de openbare orde, is te zien dat een persoon achter uit de RAM stapt, gelijkend op [verdachte] . Hij stapt in een bestelbus en komt een half uur later weer terug. Te zien is dat de bestuurder van de RAM daar blijft wachten. Een manspersoon, gelijkende op [verdachte] stapt bij het terugkomen links uit de bestelbus. Deze man loopt voor de bestelbus langs en stapt in de daarnaast geparkeerde zwarte Pick-Up, kennelijk de voornoemde RAM. Opvallend is dat gedurende de rit daarnaartoe en de gehele nacht erna, [medeverdachte 1] geen gesprekken voert met het onderschepte telefoonnummer. Kennelijk heeft hij deze telefoon uitgeschakeld. [10]
Op 12 maart 2021 heeft de LFO een onderzoek ingesteld in een schuur aan de [adres 5] in [plaats 4] . In deze schuur zijn onder andere aangetroffen een reactie-destillatieketel, twee stoomgeneratoren, een reactieketel en een koelbuis. In diverse ruimtes in de schuur waren goederen, apparatuur en chemicaliën aanwezig die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van BMK en amfetamine. Ook werd door de LFO de geur van amfetamine waargenomen. Er werd gebruik gemaakt van professionele productieapparatuur. Er was sprake van grootschalige productie. [11]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat zijn roepnaam [bijnaam 1] is. Hij heeft in opdracht van [medeverdachte 1] een tot twee keer iets afgelast. Hij kreeg er geld voor en geld is geld. Hij laste in de hal, op het bedrijf van [medeverdachte 1] in [plaats 2] . [medeverdachte 1] regelde het materiaal. Verdachte is ook in de hal van de moeder van [medeverdachte 3] geweest. Hij moest daar spullen van [medeverdachte 1] opruimen. [12]
Verdachte heeft ongeveer vier of vijf ketels gelast. [medeverdachte 1] legde het uit, een deksel, twee of drie kranen boven, een paar voeten onder. Hij heeft nooit een tekening gezien of gekregen. [medeverdachte 1] vertelde alles. [medeverdachte 1] vertelde hem dat hij niet over ketels mocht praten tegen andere mensen. [13]
Verdachte heeft verder verklaard dat hij [medeverdachte 1] al heel lang kent. Via via hoorde hij dat [medeverdachte 1] in het verleden dingen had gedaan die niet mochten. Verdachte werd gewaarschuwd voor [medeverdachte 1] . Hij moest voorzichtig zijn omdat [medeverdachte 1] in het verleden problemen had met justitie en ook had vastgezeten. Verdachte is een keer in [plaats 4] geweest met [medeverdachte 1] . Hij werd door [medeverdachte 1] naar [plaats 4] gereden en daar stapte hij over in een andere auto. Hij kreeg te horen dat hij gaatjes in een tank moest dichtlassen. Dat heeft hij gedaan. Dat was in een soort boerderij. [medeverdachte 1] ging in de tussentijd iets te eten en drinken halen. [14]
Verklaringen medeverdachten en/of andere personen
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vanaf juni/juli 2019 tot en met juni 2021 ketels heeft gemaakt. [15]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij eind 2019 voor ‘ [bijnaam 2] ’, de bijnaam van [medeverdachte 1] , is gaan werken. Hij is toen naar de [adres 3] in [plaats 3] gegaan. [medeverdachte 1] gaf [medeverdachte 2] een tekening van een ketel en vroeg hem of hij dat kon maken. [medeverdachte 1] was er toen bij om uit te leggen wat hij moest doen. [medeverdachte 1] betaalde [medeverdachte 2] contant voor zijn werkzaamheden. [medeverdachte 1] bestelde de materialen en bracht deze naar de [adres 3] . Soms bracht [medeverdachte 3] ook materialen voor de productie van ketels. [medeverdachte 2] maakte ketels en koelers voor [medeverdachte 1] . In het begin had hij geen idee dat de ketels bestemd waren voor de productie van drugs. Later werd hem wel bekend dat het niet goed was. [medeverdachte 1] had hem ook gezegd dat hij er met niemand over mocht praten wat hij aan het doen was.
In de tijd dat [medeverdachte 2] voor [medeverdachte 1] werkte, had hij samen met [bijnaam 1] en [bijnaam 3] tussen de tien en de twaalf setjes bestaande uit een ketel, koeler en elektromotor voor [medeverdachte 1] gemaakt. [medeverdachte 1] was de enige die [medeverdachte 2] de opdracht gaf ketels te maken.
[medeverdachte 2] zag [medeverdachte 1] ook wel eens aan ketels lassen.
Nadat [medeverdachte 2] foto’s zijn getoond van medeverdachten [verdachte] en [medeverdachte 4] , verklaart hij ‘ja dat is [bijnaam 1] ’ en ‘ja dat is [bijnaam 3] ’. [bijnaam 1] en [bijnaam 3] werkten ook voor [medeverdachte 1] en waren ook lassers. [medeverdachte 2] moest van [medeverdachte 1] met hen communiceren via Wickr (de rechtbank: een versleutelde chatdienst). [medeverdachte 2] had op Wickr de naam ‘ [gebruikersnaam] ’. [16]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] de loods aan de [adres 3] in [plaats 3] huurde van zijn moeder. [medeverdachte 1] betaalde de huur contant. [medeverdachte 3] kwam één of twee keer per maand in de loods en verrichte ook draai- en zaagwerk voor [medeverdachte 1] . Ook haalde hij wel eens iets op voor [medeverdachte 1] , maar hij verrichte geen laswerkzaamheden. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte kwamen in de loods. Op enig moment ging [medeverdachte 3] twijfelen over wat er in de loods gebeurde. Het was veel RVS materiaal. De ketels die [medeverdachte 1] maakte waren niet geschikt voor de voedingsindustrie, want deze waren niet schoon en netjes. De walshuid zat nog op het materiaal. [medeverdachte 3] heeft van verdachte gehoord dat hij naar drugslaboratoria moest gaan voor [medeverdachte 1] om laswerkzaamheden te verrichten. [17]
De moeder van [medeverdachte 3] , [naam 2] , heeft verklaard dat zij heeft gezien dat er in de schuur ketels stonden. Ze heeft ook gezien dat er ketels werden gemaakt. [naam 2] heeft [medeverdachte 1] aan het werk gezien, hij was dan aan het lassen. Hij was daar met een andere man bezig die zij kent als [bijnaam 1] , een man uit [plaats 5] van Poolse afkomst. Uit een aan [naam 2] getoonde foto herkent [naam 2] deze [bijnaam 1] als zijnde verdachte. [bijnaam 1] vertelde haar dat hij voor [medeverdachte 1] in [plaats 2] ook nog ketels had moeten maken. Volgens [naam 2] was [medeverdachte 1] de baas aangezien hij de materialen bestelde. [bijnaam 1] kreeg nog geld van [medeverdachte 1] en was dus bij hem in dienst. [bijnaam 1] is ook degene geweest die de schuur heeft opgeruimd. Hij heeft alle ketels in een hoek gezet en er een zeil overheen gedaan. [18]
Conclusie rechtbank
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte alleen en samen met een of meer anderen in opdracht van [medeverdachte 1] in [plaats 3] en [plaats 2] laswerkzaamheden heeft verricht aan (destillatie)ketels die gebruikt werden ten behoeve van de productie van amfetamine- en cocaïne.
Hiermee heeft verdachte telkens de in artikel 10 lid 4 van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van amfetamine en cocaïne, voorbereid en bevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte wist dat de ketels waaraan hij werkte/laste waren bestemd voor de productie van drugs. Daarbij wijst de rechtbank in de eerste plaats op de verklaring van [medeverdachte 2] . De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen en gaat ervan uit dat de volgende, daaruit af te leiden feiten en omstandigheden ook voor verdachte hebben gegolden:
- het was voor [medeverdachte 2] op enig moment duidelijk dat de ketels te maken hadden met drugs;
- [medeverdachte 1] had aangegeven dat er met niemand over mocht worden gepraat,
- de opdrachten tot het lassen kwamen van [medeverdachte 1] ,
- [medeverdachte 1] betaalde contant voor de werkzaamheden,
- onderling mocht men niet met elkaar praten over wat men had gedaan of wat men verdiende.
Daarnaast wijst de rechtbank op de eigen verklaring van verdachte dat hij samen met [medeverdachte 1] een keer naar [plaats 4] is gereden, dat hij daar in een andere auto is gestapt en naar een soort boerderij is gebracht om een paar gaatjes in een tank dicht te lassen, terwijl [medeverdachte 1] elders op hem wachtte.
Ruim anderhalve maand later is in een schuur in [plaats 4] een drugslab aangetroffen.
Gelet op een en ander acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij niet wist dat de ketels waaraan hij werkte/laste werden gebruikt ten behoeve van de productie van amfetamine- en cocaïne, ongeloofwaardig en gaat zij daar dus aan voorbij.
Omdat verdachte vanaf juli 2020 geregeld contact had met [medeverdachte 1] zal de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaarde periode 1 juli 2020 aanhouden als begindatum.
Nu verdachte in opdracht van [medeverdachte 1] samen met anderen aan ketels voor drugslaboratoria heeft gewerkt, terwijl [medeverdachte 1] zelf ook aan ketels werkte, is de rechtbank van oordeel dat tussen hen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Er was een duidelijke onderlinge taakverdeling waarbij [medeverdachte 1] de opdrachten gaf en verdachte en anderen voor hem de werkzaamheden verrichtten. Zij hebben allen een bijdrage van voldoende materieel gewicht geleverd om van medeplegen te kunnen spreken. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] volgt dat verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in ieder geval 12 setjes heeft gemaakt De rol van verdachte in de samenwerking was aldus essentieel, want zonder zijn werk geen bruikbare ketels voor de productie van amfetamine en cocaïne. Dat hij wellicht niet te allen tijde overal van op de hoogte was, doet niet af aan de nauwe en bewuste samenwerking.
Alles overziend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 juli 2020 tot en met 29 juni 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en cocaïne.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in de periode 01
januarijuli2020 tot en met 29 juni 2021 te
Overberg en/of[plaats 2] en
/of[plaats 3] ,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met anderen,
althans alleen, meermaals,
althans eenmaal,
(telkens
)om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken
,en/ofvervoeren
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan
- amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en
/of
- cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
(telkens
) een of meermiddel
(en
)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
en
/ofte bevorderen
zich ofeen ander
gelegenheidmiddelen
of inlichtingenheeft trachten te verschaffen tot het plegen van
dat/die feit
(en
)en
/ofvoorwerpen,
vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s
)wist
(en
) of ernstige redenen had(den) te vermoeden,dat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van
dat/die feit
(en
), immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)
-
een ofmeerdere (gemodificeerde) ketel
(s
),
althans hardware,ten behoeve van de productie van amfetamine en
/ofcocaïne, gemaakt en
/ofgelast en
/ofaangepast en
/ofgerepareerd en
/of
- ( andere) werkzaamheden en/of handelingen (zoals het
vervoeren,uit/inladen, verplaatsen, opruimen) verricht met voorwerpen die dienstig waren aan de productie van amfetamine en
/ofcocaïne.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het misdrijf om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, een ander middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van het misdrijf om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft de rechtbank verzocht een voorwaardelijke straf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een jaar samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine en cocaïne. Verdachte fungeerde als lasser en heeft in dat verband in opdracht van een ander meerdere setjes, bestaande uit een ketel, koeler en elektromotor, gemaakt/gelast. Ook heeft hij geholpen bij het in/uitladen, verplaatsen en opruimen van (onderdelen van) ketels. Aldus was verdachte een onmisbare schakel bij het in stand houden van meerdere drugslaboratoria in Nederland. Ketelbouwers hebben door de verdere schaalvergroting, professionalisering en uitbreiding van productieprocessen een steeds grotere, cruciale rol gekregen bij de productie van precursoren (stoffen die in een chemische reactie drugs worden) en (synthetische) drugs.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en kan leiden tot verslavingen, die de gebruikers dan vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, hetgeen weer leidt tot overlast in de samenleving. Daarnaast is de handel in harddrugs zeer lucratief. De productie en verkoop ervan gaat vaak gepaard met andere vormen van zware, georganiseerde criminaliteit, waaronder ernstige vormen van geweld. Bovendien schuilt in de productie van synthetische drugs direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door illegalen dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in de natuur. Ten slotte bestaat er ontploffingsgevaar, brandgevaar en gevaar voor het vrijkomen van giftige stoffen. Verdachte heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd door zijn werkzaamheden aan de voor de productie van harddrugs benodigde ketels en zich geen rekenschap gegeven van de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en voor het milieu.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 16 april 2024, waaruit volgt dat verdachte geen relevante documentatie heeft.
Ten slotte constateert de rechtbank dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn een vonnis uitspreekt. Als uitgangspunt van de redelijke termijn geldt in onderhavige zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, 6 juli 2021. Verdachte kon dus in ieder geval op basis van zijn aanhouding in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank doet op 9 juli 2024 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met twaalf maanden overschreden. Dat de zaak ter terechtzitting van 23 juni 2023 voor onbepaalde tijd is aangehouden om aan te kunnen sluiten bij het verhoor van een getuige door de rechter-commissaris, maakt nog niet dat de genoemde overschrijding te wijten is aan de proceshouding van verdachte.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen plegen op te leggen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit in een kwetsbare positie verkeerde. Hij had geen woning, geen werk en geen inkomen, waardoor geld een krachtig middel was.
Alles overziend zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2024.
Mr. Ter Hart is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, Dienst Regionale Recherche opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020157472 (Onderzoek Yellow / ONRAA20110), gesloten op 10 januari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO, p. 2767-2773.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 534-545.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO, p. 546-548.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 569-572.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 580.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 576-579.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 8073-8076 en 8079-8083, 8094-8097.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 565.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 8082 en 8087-8088.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO, p. 4029-4033.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 8120 en 8125-8126.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 8137 en 8140.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2024.
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 20 januari 2022, aanvulling op algemeen dossier, p. 97.
16.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , p. 6825-6833.
17.Het getuigenverhoor van [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris van 29 juni 2022.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 2] , p. 6543-6544.