ECLI:NL:RBGEL:2024:4604

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
05.003666.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen van een personenauto en de bewijsvoering rondom de herkomst van de gelden

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een personenauto, specifiek een Mercedes Benz. De tenlastelegging omvatte ook betrokkenheid bij de handel in amfetamine en cocaïne. De officier van justitie eiste een taakstraf van 80 uren, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak van beide feiten. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig onderzocht en kwam tot de conclusie dat het eerste feit, het witwassen, niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de gelden waarmee de auto was aangeschaft van misdrijf afkomstig waren. De verdediging stelde dat de auto door de vader van de verdachte was aangeschaft, maar dit was niet relevant voor de vraag of de verdachte zelf betrokken was bij het witwassen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het eerste als het tweede feit, omdat er geen overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om overtuigend bewijs te leveren voor elke beschuldiging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.003666-22
Datum uitspraak : 09 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R. Zilver, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode 20 juli 2018 tot en met 29 juni 2021 te Overberg en/of [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of Rhenen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, meermaals, althans eenmaal,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
- amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of
- cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft trachten te verschaffen tot het plegen van dat/die feit(en) en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- ter misleiding van controlerende en/of opsporingsinstanties een of meerdere bedrijven op zijn naam gehad terwijl de feitelijke zeggenschap in handen was van een mededader met diverse antecedenten op het gebied van de Opiumwet en/of
- een of meerdere (gemodificeerde) ketel(s), althans hardware, ten behoeve van de productie van amfetamine en/of cocaïne, gemaakt en/of gelast en/of verkocht en/of aangepast en/of gerepareerd en/of onderdelen (platen) van die ketels gewalst en/of
- een of meerdere goederen ten behoeve van de productie van amfetamine en/of cocaïne heeft vervoerd en/of bij het vervoer behulpzaam is geweest door goederen in- en/of uit te laden;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 20 juli 2018 tot en met 29 juni 2021 te Overberg en/of Veenendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp te weten;
- een voertuig van het merk Mercedes Benz met [kenteken] heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft/hebben gemaakt terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) althans moeten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en/of enig eigen misdrijf.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde en dat het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft in dat verband gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit voor beide ten laste gelegde feiten.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van dit feit.
Feit 2
Verdachte wordt (kort gezegd) verweten dat hij al dan niet tezamen met een of meer anderen een Mercedes Benz met [kenteken] heeft witgewassen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de personenauto is aangeschaft door verdachte, maar naar het oordeel van de rechtbank is het op grond van het dossier meer aannemelijk dat de personenauto is aangeschaft door de vader van verdachte, [naam] . Of die personenauto door de vader van verdachte is aangeschaft met crimineel vermogen doet niet ter zake, omdat de rechtbank van oordeel is dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de gelden waarmee de personenauto werd aangeschaft van enig misdrijf afkomstig waren. Dit leidt reeds tot de conclusie dat ook het onder feit 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2024.