ECLI:NL:RBGEL:2024:4602

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
05.171388.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het lassen van ketels ten behoeve van de productie van amfetamine en cocaïne

Op 9 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het lassen van ketels voor de productie van amfetamine en cocaïne. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van harddrugs, in strijd met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, ketels heeft gemaakt en gerepareerd die bestemd waren voor drugslaboratoria. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan twee jaar, van 1 juni 2019 tot en met 29 juni 2021, actief bijgedragen aan de productie van synthetische drugs door het vervaardigen van ketels en het uitvoeren van reparaties aan deze ketels. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders, waarbij de verdachte een essentiële rol speelde in het proces. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twintig maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.171388-21
Datum uitspraak : 9 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. L. Palanciyan, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode 01 januari 2019 tot en met 29 juni 2021 te Overberg en/of [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 5] en/of [plaats 3] en [plaats 4] en/of Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, meermaals, althans eenmaal,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
- amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of
- cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
(telkens) een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
en/of te bevorderen
zich of een ander gelegenheid middelen of inlichtingen heeft trachten te verschaffen tot het plegen van dat/die feit(en) en/of voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- een of meerdere (gemodificeerde) ketel(s), althans hardware, ten behoeve van de productie van amfetamine en/of cocaïne, gemaakt en/of gelast en/of aangepast en/of gerepareerd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu het dossier te weinig bewijs bevat om aan te kunnen nemen dat sprake is geweest van medeplegen. Er is hooguit sprake geweest van medeplichtigheid.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij eind 2019 voor ‘ [bijnaam] ’, de bijnaam van [medeverdachte 1] , is gaan werken. Hij is toen naar de [adres 2] in [plaats 1] gegaan. [medeverdachte 1] gaf verdachte een tekening van een ketel en vroeg hem of hij dat kon maken. [medeverdachte 1] was er toen bij om uit te leggen wat verdachte moest doen. [medeverdachte 1] betaalde verdachte contant voor zijn werkzaamheden. [medeverdachte 1] bestelde de materialen en bracht deze naar de [adres 2] . Soms bracht [medeverdachte 2] ook materialen voor de productie van ketels. Verdachte maakte ketels en koelers voor [medeverdachte 1] . Verdachte verklaarde dat hij in het begin geen idee had dat de ketels bestemd waren voor de productie van drugs. Later werd hem wel bekend dat het niet goed was. [medeverdachte 1] had hem ook gezegd dat hij er met niemand over mocht praten wat hij aan het doen was.
Ongeveer zeven maanden nadat verdachte voor [medeverdachte 1] was begonnen te werken, moest hij naar een locatie toe. Hij moest een lasmachine, slijptol en gereedschap meenemen en naar de [bedrijf 1] in Arnhem rijden. Daar werd hij door iemand opgehaald. Verdachte moest toen achterin de auto zitten met zijn hoofd naar beneden en een blinddoek voor zijn ogen. Hij herkende op de locatie waar hij heen was gebracht een ketel die hij gemaakt had en hij rook een hele sterke geur die leek op de geur van ammoniak. Naast een bocht was er een gaatje ontstaan. Deze moest verdachte repareren. Verdachte verklaarde dat hij toen wel dacht dat het illegaal was en dat het over drugs ging. Toen verdachte terugkwam en bij [medeverdachte 1] aangaf dat het was gerepareerd, gaf [medeverdachte 1] aan dat hij er niets over mocht zeggen en hierover niet met anderen mocht praten. [medeverdachte 1] werd boos toen verdachte vroeg waar het over ging toen hij terug kwam van de reparatie en besprak wat hij had gezien en geroken.
In de eerste maanden had verdachte met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ongeveer drie setjes gemaakt van ketels met koelers. Nadat verdachte foto’s zijn getoond van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , verklaart hij ‘ja dat is [medeverdachte 3] ’ en ‘ja dat is [medeverdachte 4] ’. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] werkten ook voor [medeverdachte 1] en waren ook lassers. Hij moest van [medeverdachte 1] met hen communiceren via Wickr (de rechtbank: een versleutelde chatdienst). Verdachte had op Wickr de naam ‘ [gebruikersnaam 1] ’. [medeverdachte 1] was de enige die verdachte de opdracht gaf ketels te maken. Verdachte is vier keer in Arnhem geweest om reparaties uit te voeren. Verder is hij één keer in Rotterdam geweest. Verdachte heeft tot 22 september 2020 voor [medeverdachte 1] gewerkt. Op die dag werd hij uitgeschreven uit [plaats 2] . In de tijd dat verdachte voor [medeverdachte 1] werkte, had hij in totaal tussen de tien en de twaalf setjes bestaande uit een ketel, koeler en elektromotor voor [medeverdachte 1] gemaakt. Dit deed hij samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . [medeverdachte 1] bestelde de benodigde goederen op veel verschillende plekken, onder meer bij [bedrijf 2] in [plaats 2] . Als verdachte ergens iets ging ophalen, moest hij aangeven dat het voor [bedrijf 3] was. Hij heeft ongeveer vijf keer materialen gehaald, waarvan twee keer bij [bedrijf 2] . Daar haalde hij bochten, slangen en kranen. De elektromotoren moesten op de ketels worden gemonteerd. De ketels werden vaak opgehaald aan de [adres 2] . Ook heeft verdachte wel eens een setje in een bestelbusje geladen en naar de [bedrijf 1] in Rhenen gebracht waar dan iemand stond te wachten. Verdachte zag [medeverdachte 1] ook wel eens aan ketels lassen. [2]
Voorts heeft verdachte verklaard op de vraag omtrent de vele foto’s van ketels met de daarbij behorende prijzen die hij op 13 en 14 november 2019 stuurde: “ Ik moest klanten regelen voor [bijnaam] . Of ik Dominicanen kende die ketels wilde maken. Ik heb de contacten doorgegeven aan [bijnaam] . Over de prijzen ging [bijnaam] . [bijnaam] zei tegen mij welke ketel ik moest maken, hij regelde dit. Dit waren ketels voor synthetische drugs.” [3]
Aantreffen goederen loods [adres 2] in [plaats 1]
Op 17 december 2020 heeft de politie heimelijk door de ramen van een loods aan de [adres 2] in [plaats 1] gekeken. In deze loods zag de politie op dat moment ongeveer 12 verschillende ketels staan. Deze ketels bevonden zich in verschillende fases van modificatie. [4]
Op 21 januari 2021 heeft de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen van de politie (hierna: de LFO) een heimelijk onderzoek ingesteld in deze loods. Hierin werden, naast verschillende apparatuur en gereedschappen ten behoeve van de metaalbewerking, aangetroffen:
  • twee grote destillatieketels;
  • drie filtratieketels;
  • één in opbouw zijnde ketel;
  • zeven metalen spiralen;
  • vier metalen buizen die waren voorzien van aansluitpunten ten behoeve van de verwarmingsspiralen;
  • vier rollen en twee losse blauwe slangen ten behoeve van onder andere het bevestigen van de verwarmingsspiralen aan de metalen buizen en/of de destillatieketels op een verwarmingsketel;
  • twee metalen roerwerken;
  • twee koelbuizen;
  • twee metalen ketels met kleine doorvoer op de bovenzijde en
  • diverse losse metalen onderdelen waaronder montageplaten ten behoeve van koelbuizen.
De LFO herkende de aangetroffen apparatuur als productieapparatuur ten behoeve van de grootschalige extractie en be- en verwerking van cocaïne. De twee aangetroffen koelbuizen werden herkend als koelbuizen die kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging van synthetische drugs, waaronder ten behoeve van de destillatie van (met)amfetamine. [5]
OVC gesprekken en verklaringen medeverdachten
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vanaf juni/juli 2019 tot en met juni 2021 ketels heeft gemaakt. [6]
De loods aan de [adres 2] in [plaats 1] is op 21 januari 2021 voorzien van een camera en OVC-apparatuur. Uit de in dat verband verkregen bestanden blijkt dat verdachte op 15 maart 2021 in de loods is geweest en daar heeft gesproken met de bewoonster van de woning behorende bij die loods, mevrouw [naam 1] . Een deel van het gesprek tussen verdachte en [naam 1] ging als volgt:
Beide verbalisanten horen dat [verdachte] zegt: "Ik was de vorige keer bijna opgepakt. Ik was echt bang voor de rechtbank.”
[naam 1] vraagt aan [verdachte] : "O, ben jij ook met dat spul bezig geweest?"
[verbalisant 1] ziet dat [naam 1] knikt naar de ketelonderdelen die onder het groene zeil liggen, links onder in beeld.
Beide verbalisanten horen dat [verdachte] zegt: "Ja, zo'n grote van 1000 liter moest ik op een locatie repareren, maar die was helemaal verrot. Ik moest lassen, dan gingen ze draaien en dan ging die op een andere plek weer kapot.” [7]
Voorts blijkt uit de verkregen bestanden dat verdachte op 20 mei 2021 in de loods is geweest, samen met [naam 1] en [medeverdachte 2] . Een deel van het gesprek tussen verdachte ( [verdachte] ) en [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) ging als volgt:
[verdachte] : He [medeverdachte 2] , luister heel goed. Stel voor, dat ik kreeg een eh.. de bedoeling is dat ik een setje van ketels moet maken.. kunnen wij gewoon samen doen. Wij met zijn tweeën.
[medeverdachte 2] : Hm hm…
(…)
[verdachte] : (…) Ik ben naar Rotterdam, ik heb werk daar en zo en die mensen.. 2 maanden voordat ik ruzie met [medeverdachte 1] had en zo had ik mensen voor hem geregeld voor een ketel. Nou die mensen hebben mij gisteren gebeld en ze hebben mij gevraagd van joh heb jij een plek wij hebben een stoomketel nodig en werkje nog met [bijnaam] of wat. Ik zeg nee ik werk niet meer met [bijnaam] je kan beter bellen als je NTV. Hij zegt ik wil het met jou doen NTV.
[medeverdachte 2] Hm hm. Ik kan wel spullen leveren alleen hier ken je moeilijk lassen.
[verdachte] : Ja..
[medeverdachte 2] : Ja ehh, want het zin nieuwe buren.
[verdachte] : Ja.. Gaat ook over NTV dat, omdat je weet wat met materialen wat moet gekocht worden NTV.
[medeverdachte 2] : Ja daar kan ik wel aan komen, maar moetje wel ff goed uitrekenen datje niet straks net zoals [medeverdachte 1] ook NTV geld NTV.
[verdachte] : Nee, nee nee geen punt dat ga ik niet doen. Ik ga niet veel werken aan één NTV. het is alleen één setje. Met dit setje ben ik ook snel klaar en dan is het klaar en zo.
[medeverdachte 2] : Ja, maar lassen hier is moeilijk, ze hebben pas hier al verder op NTV.
[verdachte] : Dan ga ik zorgen dat ik een plek kan vinden waar ik kan lassen, maar je moet mij helpen met de deksel bestellen, dat bestellen, dit bestellen. Jan, dat weet ik nog niet NTV.
[medeverdachte 2] : Jawel dat weet ik nog wel waar ik die ander heb gehaald.
(…)
[medeverdachte 2] : Nou in het begin was hij niet slecht, maar ehh weetje wat het is hij had op het laatst zoveel geld en hij wist niet waar die het liet. En dat was ook het nadeel, want dan liet ie jou een ketel lassen en de volgende dag moest dit eraf, en dan weer dat er op ja en dat kost geld. Ja en zo bleef hij maar aan het donderjagen.
[verdachte] : Dat kost veel geld ja, en ik vind dat hij moest die mensen... NTV.. Kijk ik ben lasser van hem hij moet mij gewoon goed behandelen, snapje, hij moet mij op tijd betalen want wanneer hij mij niet op tijd betaald dan wil ik niet komen werken en dan zie je dat door mij NTV maar ja, jij wil mij niet betalen. [8]
Op diezelfde dag, 20 mei 2021, verricht verdachte ook laswerkzaamheden in de loods. [9]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] de loods aan de [adres 2] in [plaats 1] huurde van zijn moeder. [medeverdachte 1] betaalde de huur contant. [medeverdachte 2] kwam één of twee keer per maand in de loods en verrichte ook draai- en zaagwerk voor [medeverdachte 1] . Ook haalde hij wel eens iets op voor [medeverdachte 1] , maar hij verrichte geen laswerkzaamheden. [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 3] kwamen in de loods. Op enig moment ging [medeverdachte 2] twijfelen over wat er in de loods gebeurde. Het was veel RVS materiaal. De ketels die [medeverdachte 1] maakte waren niet geschikt voor de voedingsindustrie, want deze waren niet schoon en netjes. De walshuid zat nog op het materiaal. [medeverdachte 2] heeft van verdachte gehoord dat hij naar drugslaboratoria moest gaan voor [medeverdachte 1] om laswerkzaamheden te verrichten. [10]
Loods [plaats 3] en [plaats 4]
Op 1 juli 2020 heeft de LFO een onderzoek ingesteld in een loods aan de [adres 3] in [plaats 3] en [plaats 4] . Door de LFO is geconstateerd dat in deze loods in diverse ruimtes voorzieningen waren aangebracht ten behoeve van de grootschalige be- en verwerking van cocaïne. Er was een professioneel lucht aan- en afvoersysteem aangelegd, evenals een zuiveringssysteem. Er waren voorts chemicaliën en productieapparatuur aanwezig die gebruikt waren voor de grootschalige vervaardiging van cocaïne. [11]
Op 17 mei 2020 hadden de gebruikers ‘ [gebruikersnaam 2] ’ en ‘ [gebruikersnaam 3] ’ contact met elkaar via Encrochat. ‘ [gebruikersnaam 2] ’ vroeg aan ‘ [gebruikersnaam 3] ’ of [gebruikersnaam 1] morgenavond tijd had, zodat hij ‘het’ er ter plekke op kon lassen. Op 18 mei 2020 vroeg ‘ [gebruikersnaam 2] ’ aan ‘ [gebruikersnaam 3] ’ of [gebruikersnaam 1] om 19.00 uur bij de Albert Heijn Rozenoord in [plaats 3] en [plaats 4] zou zijn, wat ‘ [gebruikersnaam 3] ’ bevestigde. In een gesprek later die dag bevestigde ‘ [gebruikersnaam 2] ’ aan ‘ [gebruikersnaam 3] ’ dat [gebruikersnaam 1] er was. Op 19 mei 2020 liet ‘ [gebruikersnaam 2] ’ desgevraagd aan ‘ [gebruikersnaam 3] ’ weten dat het allemaal goed was gegaan. [12]
De politie heeft [naam 2] geïdentificeerd als de gebruiker van het Encrochat-account ‘ [gebruikersnaam 2] ’. [13] De politie heeft [naam 3] geïdentificeerd als de gebruiker van het Encrochat-account ‘ [gebruikersnaam 3] ’. [14]
Bedrijfspand in [plaats 5]
Op 8 april 2021 heeft de LFO een onderzoek ingesteld in verschillende bedrijfspanden aan de [adres 4] in [plaats 5] . Hier werden onder meer een RVS zelfbouw centrifuge en twee RVS destillatieketels met koelers aangetroffen. De aangetroffen goederen, chemicaliën en productieopstellingen zijn typisch voor de grootschalige bewerking van metamfetamine. [15]
Op een USB-stick die tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte is aangetroffen heeft de politie foto’s gevonden van een centrifuge die op specifieke punten overeenkomsten vertoonde met de in het drugslaboratorium in [plaats 5] aangetroffen centrifuge. De overeenkomsten zien onder andere op de handvatten, het deksel, de poten, een afvoerbuis, aangebrachte pijlen en de binnenzijde van de centrifuge. Op één van de foto’s werd de [adres 5] in [plaats 2] herkend als de locatie waar de foto was gemaakt. [16]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de in [plaats 5] aangetroffen RVS centrifuge aan de [adres 5] in [plaats 2] heeft gemaakt. [17]
Conclusie rechtbank
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte alleen en samen met een of meer anderen in opdracht van [medeverdachte 1] in [plaats 1] , [plaats 5] en [plaats 3] en [plaats 4] laswerkzaamheden heeft verricht aan (destillatie)ketels die gebruikt werden ten behoeve van de productie van amfetamine- en cocaïne. In [plaats 1] ging het daarbij om het maken en lassen van ketels, in [plaats 5] en [plaats 3] en [plaats 4] ging het om het aanpassen en repareren van ketels.
Hiermee heeft verdachte telkens de in artikel 10 lid 4 van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van amfetamine en cocaïne, voorbereid en bevorderd.
Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij vanaf juni/juli 2019 met het maken van ketels is begonnen, zal de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaarde periode 1 juni 2019 aanhouden als begindatum.
Nu verdachte in opdracht van [medeverdachte 1] samen met anderen aan ketels voor drugslaboratoria heeft gewerkt, terwijl [medeverdachte 1] zelf ook aan ketels werkte, is de rechtbank van oordeel dat tussen hen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Er was een duidelijke onderlinge taakverdeling waarbij [medeverdachte 1] de opdrachten gaf en verdachte en anderen voor hem de werkzaamheden verrichtten. Zij hebben allen een bijdrage van voldoende materieel gewicht geleverd om van medeplegen te kunnen spreken. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij zelf tenminste twaalf setjes bestaande uit een ketel, koeler en elektromotor voor [medeverdachte 1] heeft gemaakt en dat hij er samen met anderen nog veel meer heeft gemaakt. De rol van verdachte in de samenwerking was aldus essentieel, want zonder zijn werk geen bruikbare ketels voor de productie van amfetamine en cocaïne. Dat hij wellicht niet te allen tijde overal van op de hoogte was, doet niet af aan de nauwe en bewuste samenwerking.
Alles overziend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 juni 2019 tot en met 29 juni 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en cocaïne.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in de periode 01
januarijuni2019 tot en met 29 juni 2021 te
Overberg en/of [plaats 2] en/of[plaats 1] en
/of[plaats 5] en
/of[plaats 3] en [plaats 4]
en/of Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met anderen,
althans alleen, meermaals,
althans eenmaal,
(telkens
)om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken
,en/ofvervoeren
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan
- amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en
/of
- cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,zijnde cocaïne,
(telkens
) een of meermiddel
(en
)vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden
en
/ofte bevorderen
zich ofeen ander
gelegenheidenmiddelen
of inlichtingenheeft trachten te verschaffen tot het plegen van
dat/die feit
(en
)en
/ofvoorwerpen,
vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s
)wist
(en
) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van
dat/die feit
(en
), immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)
-
een ofmeerdere
(gemodificeerde
)ketel
(s
),
althans hardware,ten behoeve van de productie van amfetamine en
/ofcocaïne, gemaakt en
/ofgelast en
/ofaangepast en
/ofgerepareerd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het misdrijf om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, een ander middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van het misdrijf om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om ingeval van enige bewezenverklaring een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaren samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine en cocaïne. Verdachte fungeerde als lasser en heeft in dat verband in opdracht van een ander tenminste twaalf setjes, bestaande uit een ketel, koeler en elektromotor, gemaakt/gelast. Ook heeft hij op twee locaties reparatiewerkzaamheden aan ketels verricht. Aldus was verdachte een onmisbare schakel bij het in stand houden van meerdere drugslaboratoria in Nederland. Ketelbouwers hebben door de verdere schaalvergroting, professionalisering en uitbreiding van productieprocessen een steeds grotere, cruciale rol gekregen bij de productie van precursoren (stoffen die in een chemische reactie drugs worden) en (synthetische) drugs.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en kan leiden tot verslavingen, die de gebruikers dan vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, hetgeen weer leidt tot overlast in de samenleving. Daarnaast is de handel in harddrugs zeer lucratief. De productie en verkoop ervan gaat vaak gepaard met andere vormen van zware, georganiseerde criminaliteit, waaronder ernstige vormen van geweld. Bovendien schuilt in de productie van synthetische drugs direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door illegalen dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in de natuur. Ten slotte bestaat er ontploffingsgevaar, brandgevaar en gevaar voor het vrijkomen van giftige stoffen. Verdachte heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd door zijn werkzaamheden aan de voor de productie van harddrugs benodigde ketels en zich geen rekenschap gegeven van de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en voor het milieu.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 16 april 2024, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte in tegenstelling tot veel medeverdachten verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen door openheid van zaken te geven over zijn eigen en andermans aandeel in het geheel.
Ten slotte constateert de rechtbank dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn een vonnis uitspreekt. Als uitgangspunt van de redelijke termijn geldt in onderhavige zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, 29 juni 2021. Verdachte kon dus in ieder geval op basis van zijn aanhouding in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank doet op 9 juli 2024 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met twaalf maanden overschreden. Dat de zaak ter terechtzitting van 23 juni 2023 op verzoek van de raadsman voor onbepaalde tijd is aangehouden voor het horen van een getuige door de rechter-commissaris, maakt nog niet dat de genoemde overschrijding te wijten is aan de proceshouding van verdachte of onderzoekswensen van de verdediging.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar de straffen die rechters in vergelijkbare gevallen plegen op te leggen.
Alles overziend en gelet op het feit dat de officier van justitie de hiervoor genoemde strafverzachtende omstandigheden in haar strafeis reeds heeft verdisconteerd ziet de rechtbank geen aanleiding om van die eis af te wijken. Hoewel verdachte zijn leven momenteel op de rit lijkt te hebben, is van zwaarwegende persoonlijke omstandigheden die tot matiging van de straf zouden kunnen leiden onvoldoende gebleken. Voor het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank zal verdachte daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twintig maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10 a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, Dienst Regionale Recherche opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020157472 (Onderzoek Yellow / ONRAA20110), gesloten op 10 januari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 6825-6833.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 17 februari 2022, aanvulling op algemeen dossier, p. 151.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 534-545.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO, p. 546-548.
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 20 januari 2022, aanvulling op algemeen dossier, p. 97.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 604-609.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 612-620.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 622-627.
10.Het getuigenverhoor van [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris van 29 juni 2022.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO, p. 3834-3841.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 4777-4781.
13.Het proces-verbaal van verdenking, p. 3856-3857.
14.Het proces-verbaal van verdenking 2e aanvulling, p. 5684-5693.
15.Het proces-verbaal van bevindingen van de LFO, p. 4217-4219.
16.Het proces-verbaal zaaksdossier LERBF21010 – 26CROOK, p. 4211-4216.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 14 maart 2022, separaat aan het procesdossier toegevoegd.