ECLI:NL:RBGEL:2024:4595

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
C/05/435770 / HA ZA 24-248
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident voorlopige voorzieningen in een familiekwestie met betrekking tot de woonomstandigheden van een volwassen zoon

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 17 juli 2024, hebben de ouders van een 20-jarige zoon een voorlopige voorziening aangevraagd. De ouders stellen dat de thuissituatie onhoudbaar is door het gedrag van hun zoon, die niet studeert, nauwelijks werkt, en zich agressief gedraagt. Ze vorderen dat de rechtbank hun zoon beveelt de woning te verlaten en hem verbiedt zich in de buurt van hun huis te begeven. De zoon heeft eerder een huisverbod gekregen na een incident waarbij hij zijn moeder heeft geslagen. Ondanks dat hij tijdelijk de woning heeft verlaten, zijn de ouders bezorgd dat hij terug zal keren. De rechtbank heeft de vordering van de ouders afgewezen, omdat er onvoldoende grond was om de zoon te verbieden zich in de buurt van de woning te begeven. De rechtbank oordeelde dat de ouders voldoende processueel belang hadden, maar dat de situatie niet zodanig was dat de gevraagde voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd waren. De zaak zal verder worden behandeld in een mondelinge zitting op 29 oktober 2024, waar partijen hun standpunten kunnen toelichten en mogelijk tot een schikking kunnen komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/435770 / HA ZA 24-248 / 592 / 560
Vonnis in incident van 17 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers in conventie in de hoofdzaak
verweerders in reconventie in de hoofdzaak
verweerders in het incident
advocaat mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie in de hoofdzaak
eiser in reconventie in de hoofdzaak
eiser in het incident
advocaat mr. D.V. Garib te Rotterdam

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening van 7 mei 2024,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie alsmede verweerschrift tegen het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening,
  • de conclusie van antwoord (in reconventie) tevens inhoudende akte vermeerdering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Eisers zijn de ouders van gedaagde. Zij vorderen in de hoofdzaak onder meer dat de rechtbank hun zoon beveelt de woning aan de [adres 1] te verlaten en dat zij hem verbiedt zich op en rondom de [straatnaam 1] te begeven, het laatste op straffe van een dwangsom.
2.2.
De ouders vorderen in het incident dat de rechtbank dit bevel en dit verbod reeds uitspreekt bij wijze van voorlopige voorziening en wel voor de duur van de bodemprocedure (art. 223 Rv).
2.3.
De ouders leggen het volgende aan deze vordering ten grondslag. Hun zoon, geboren op [datum] 2004 en derhalve op de datum van dit vonnis twintig jaar oud, volgt geen studie en werkt niet of nauwelijks. Hij levert geen bijdrage aan het huishouden. Hij ligt het grootste deel van de dag in bed. Als de ouders hem daarop aanspreken, reageert hij verbaal en fysiek agressief. Bovendien heeft hij spullen en geld uit de woning gestolen. Ook heeft hij veel boetes gekregen door overtredingen te maken met de auto die hij soms van zijn ouders leent. Verder laat hij zijn schulden oplopen. Op 11 maart 2024 heeft de zoon zijn moeder geslagen. Naar aanleiding daarvan is aan de zoon een huisverbod opgelegd van tien dagen. Ook heeft Veilig Thuis een veiligheidsplan opgesteld (8 april 2024), maar de zoon komt de afspraken uit dat plan niet na. Hij weigert hulp. Op 1 mei 2024 heeft de zoon zijn moeder weer uitgescholden. Hij blijft zijn ouders provoceren, uitschelden en bedreigen. De ouders beschouwen het gedrag van hun zoon als ‘kind-oudermishandeling’. Hij weigert de woning te verlaten. [1] Daardoor lijden zij lichamelijke en psychische schade. Zij voelen zich niet meer veilig en vrij in hun eigen woning en menen dat de thuissituatie onhoudbaar is geworden.
2.4.
Op 1 mei 2024 heeft de advocaat van de ouders de zoon gesommeerd de woning te verlaten. Daarop heeft de zoon gezegd dat hij dat niet zal doen. Niettemin heeft hij de woning verlaten in de nacht van donderdag 2 mei op vrijdag 3 mei 2024. Het is voor de ouders echter niet duidelijk of hij zal terugkomen en of hij zich zal uitschrijven. De ouders wensen de zekerheid te hebben dat hun zoon niet zal terugkeren. [2] Daarom menen zij dat zij een spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorlopige voorzieningen.
2.5.
De zoon voert verweer. Hij wijt zijn huidige functioneren aan zijn opvoeding. Hij erkent dat hij zijn moeder heeft geslagen, maar hij plaatst dat in de context van een worsteling. Hij betwist dat hij spullen en geld van zijn ouders heeft gestolen. Hij betwist ook dat hij geen hulp aanvaardt. De ouders hebben geen hulp voor hem ingeschakeld, dat heeft hij zelf wel gedaan. Verder heeft hij wel degelijk gewerkt en werkt hij nu ook.
2.6.
De zoon stelt dat hij de woning inmiddels heeft verlaten. Hij woont nu bij zijn oma (de moeder van zijn vader) en hij staat ingeschreven bij zijn tante. [3] Hij heeft inmiddels een baan. Sinds hij de woning aan de [straatnaam 1] heeft verlaten, is hij er niet meer geweest. Hij heeft ook geen reden om erheen te gaan.
2.7.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De ouders hebben voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Daarom moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Hoewel de ouders in de dagvaarding stellen dat hun zoon weigert uit de woning te vertrekken, erkennen zij ook dat hij in de nacht van donderdag 2 mei op vrijdag 3 mei 2024 is weggegaan. De zoon bevestigt dat hij uit de woning is vertrokken. De partijen zijn het daar dus over eens. Bij die stand van zaken ziet de rechtbank thans onvoldoende grond om de zoon te bevelen de woning aan de [adres 1] te verlaten. Dat de zoon zijn moeder een keer heeft geslagen en dat de situatie thuis onaangenaam of zelfs onhoudbaar was voordat hij de woning verliet, is op zichzelf geen grond om de zoon bij wijze van voorlopige voorziening te verbieden zich op en rondom de [straatnaam 1] te begeven. De overige stellingen van de ouders in de dagvaarding, ook als die zouden vaststaan, rechtvaardigen niet een straat- en contactverbod.
2.8.
De rechtbank zal de gevorderde voorlopige voorzieningen dus niet treffen. De proceskosten in het incident zullen worden gecompenseerd omdat de partijen familie van elkaar zijn.

3.De beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
3.2.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
3.3.
In beginsel wordt ter mondelinge behandeling aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
3.4.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
3.5.
Alle beslissingen zullen worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
compenseert de proceskosten zo dat beide partijen de eigen kosten dragen,
in de hoofdzaak
4.3.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4 op
dinsdag 29 oktober 2024 van 9:00 uur tot 11:00 uur,
4.4.
bepaalt dat zowel de ouders als de zoon dan in persoon aanwezig moeten zijn,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.

Voetnoten

1.dagvaarding 8, 15
2.dagvaarding 8 (slot)
3.conclusie van antwoord 20, 23, 27