ECLI:NL:RBGEL:2024:4586

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
AWB_22_4560
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van werkgever tegen UWV-besluit inzake WW-uitkering ex-werknemer

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van de Gemeente Ermelo tegen het besluit van het UWV om aan de ex-werknemer een WW-uitkering toe te kennen. De werkgever stelt dat er sprake is van verwijtbare werkloosheid en dat het UWV de uitkering had moeten weigeren. De rechtbank oordeelt dat de werkgever geen concreet werkaanbod heeft gedaan aan de ex-werknemer, aangezien het aanbod van een arbeidsovereenkomst bij Het Publieke Domein niet voldoet aan de eisen van passende arbeid. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten de WW-uitkering toe te kennen, omdat er geen bewijs is dat de ex-werknemer een concreet aanbod voor passende arbeid heeft geweigerd. De rechtbank verklaart het beroep van de Gemeente Ermelo ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter J.M.C. Schuurman-Kleijberg op 18 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4560

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

Gemeente Ermelo, eiseres

(gemachtigde: mr. S.P. Thomassen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam gemachtigde] )
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [plaats] (ex-werknemer)
(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 2 augustus 2022, waarbij het UWV de ex-werknemer met ingang van 1 november 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) heeft toegekend.
1.1.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De ex-werknemer heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.M. Pluck, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het UWV en de ex-werknemer. De gemachtigde van de ex-werknemer heeft zich voorafgaand aan de zitting schriftelijk afgemeld.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. De ex-werknemer werkte bij eiseres vanaf [datum] 1999 als medewerker wijkservice, sinds 2000 in de buitendienst. Van 8 december 2016 tot 18 juni 2018 was de ex-werknemer ziek. Sinds 8 december 2016 heeft hij geen werkzaamheden meer verricht voor eiseres. Op 19 december 2018 is een vaststellingsovereenkomst opgesteld tussen de ex-werknemer en eiseres. Doel hiervan was het vinden van een functie voor de ex-werknemer buiten de organisatie van eiseres. In dat verband heeft de ex-werknemer van november 2018 tot november 2019 op detacheringsbasis werkzaamheden verricht bij de gemeente Apeldoorn. Op 5 augustus 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Gelderland beslist dat de arbeidsovereenkomst tussen de ex-werknemer en eiseres met ingang van 1 november 2021 wordt ontbonden [1] en dat eiseres een transitievergoeding als ook de aanvullende en na-wettelijke uitkering op grond van de cao Gemeenten moet betalen aan de ex-werknemer. Op 25 oktober 2021 heeft de ex-werknemer een WW-uitkering aangevraagd. De ex-werknemer heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Dit hoger beroep is door hem ingetrokken na een minnelijke schikking met eiseres.
2.1.
Bij besluit van 22 november 2021 heeft het UWV bepaald dat de ex-werknemer per 1 november 2021 recht heeft op een WW-uitkering, maar geweigerd om deze uitkering uit te betalen, omdat hij verwijtbaar werkloos was geworden. Volgens het UWV had de ex-werknemer van eiseres passend werk aangeboden gekregen en dat had hij geweigerd. Tegen dit besluit heeft de ex-werknemer bezwaar gemaakt. Eiseres heeft als derde belanghebbende deelgenomen aan de bezwaarprocedure. Bij besluit van 5 april 2022 heeft het UWV het bezwaar van de ex-werknemer ongegrond verklaard. De ex-werknemer heeft hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer ARN 22/2332).
2.2.
Hangende de beroepsprocedure heeft het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. In dit besluit van 2 augustus 2022 (hierna: het bestreden besluit) heeft het UWV het besluit van 5 april 2022 ingetrokken en bepaald dat de ex-werknemer per 1 november 2021 recht heeft op een WW-uitkering en dat de opgelegde maatregel niet wordt gehandhaafd. De WW-uitkering zal vanaf die datum worden nabetaald aan de ex-werknemer. Hieraan ligt – kort samengevat – ten grondslag dat niet is gebleken dat aan de ex-werknemer een concreet aanbod voor passende arbeid is gedaan wat hij zou hebben geweigerd. De ex-werknemer heeft zijn beroep vervolgens ingetrokken.
2.3.
Eiseres heeft afzonderlijk beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (zaaknummer ARN 22/4560). Dat beroep ligt in deze procedure aan de rechtbank voor.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of het UWV terecht heeft besloten om aan de ex-werknemer met ingang van 1 november 2021 een WW-uitkering toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden voorafgaand aan het ontslag van de ex-werknemer
5. Eiseres voert aan dat de ex-werknemer al een groot aantal jaren voor zijn ontslag feitelijk zijn functie bij eiseres niet meer vervulde. In de vaststellingsovereenkomst van 19 december 2018 is ook vastgelegd dat de ex-werknemer niet meer zou terugkeren bij eiseres, dat gezocht zou worden naar een doelfunctie en dat hij zijn loopbaan elders zou voortzetten. Er is een detachering geweest en in dat verband zijn er ook verhuiskosten door eiseres aan de ex-werknemer vergoed. Nadat de detachering toch is beëindigd, waarover de ex-werknemer geen informatie heeft willen verstrekken aan eiseres, is getracht hem bij buurgemeenten of andere overheidsorganisaties te plaatsen, maar dit stuitte telkens af op bezwaren van de zijde van de ex-werknemer. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat eiseres een ontbindingsverzoek heeft gedaan. In het kader van de schikkingsonderhandelingen is aan de ex-werknemer een aanbod gedaan om in dienst te treden bij Het Publieke Domein B.V.
5.1.
Eiseres heeft verder nog gewezen op ander verwijtbaar gedrag van de ex-werknemer, namelijk dat hij zodanige eisen heeft gesteld dat dit hem heeft belemmerd bij het verkrijgen van passende arbeid. Eiseres doelt hiermee op functies bij de gemeente Zeewolde en de gemeente Harderwijk. De ex-werknemer moest hier op een begraafplaats werken en hij moest samenwerken met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, wat hij niet wilde. Ook bij de gemeente Apeldoorn heeft de ex-werknemer niet op een passende vacature gesolliciteerd.
5.2.
De rechtbank begrijpt dat eiseres tevergeefs meerdere pogingen heeft gedaan om de ex-werknemer te herplaatsen omdat al lange tijd duidelijk was dat hij niet meer zou terugkeren bij eiseres. Hoewel de door eiseres geleverde inspanningen in deze kunnen worden geprezen, is dat in deze zaak niet van belang. Het gaat in deze zaak over de vraag of de ex-werknemer de verplichting van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de WW heeft geschonden door na te laten aangeboden passende arbeid (bij Het Publieke Domein ) te aanvaarden. Dit is ter zitting ook door partijen bevestigd.
5.3.
Ter zitting heeft eiseres verder aangegeven dat zij met haar betoog over ander verwijtbaar gedrag van de ex-werknemer (zoals weergegeven in punt 5.1) slechts context heeft willen geven over de wijze waarop de ex-werknemer volgens haar heeft gehandeld in het (langdurige) proces tot herplaatsing. Datzelfde gedrag toonde de ex-werknemer volgens eiseres namelijk ook ten aanzien van het aanbod bij Het Publieke Domein . Gelet op de ter zitting door eiseres gegeven bedoeling van haar betoog, zal de rechtbank dat, gezien wat in punt 5.2 is overwogen, verder niet meer bespreken.
5.4.
Dit betekent dat de rechtbank alleen zal beoordelen wat de precieze inhoud van het werkaanbod bij Het Publieke Domein aan de ex-werknemer is geweest, of dit aanbod voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, eerste lid, van het Besluit [2] , en of de ex-werknemer werkloos is geworden doordat hij heeft nagelaten passende arbeid te aanvaarden, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, ten tweede, van de WW. Alleen in het geval de rechtbank op dit laatste een positief antwoord zal geven, wordt toegekomen aan de vraag of het UWV – zoals eiseres wenst – had moeten besluiten om met toepassing van artikel 27, tweede lid, van de WW blijvend de betaling van de WW-uitkering aan de ex-werknemer te onthouden.
Heeft eiseres de ex-werknemer een concreet werkaanbod gedaan?
6. Anders dan eiseres stelt, is de rechtbank van oordeel dat eiseres de ex-werknemer met de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder proeftijd en met behoud van het opgebouwde pensioen bij Het Publieke Domein geen concreet werkaanbod heeft gedaan. Uit de algemene informatie over Het Publieke Domein volgt dat deze organisatie loopbaantrajecten aanbiedt. Zij bemiddelen medewerkers naar een nieuwe baan of opdracht bij een andere organisatie binnen de publieke sector. Bij aanvang van het dienstverband kan onder begeleiding van een psycholoog een duurzaam inzetbaarheid traject worden gevolgd waarna een loopbaancoach samen met de betrokkene keuzes voor de verdere loopbaan uitstippelt. Diverse opleidingen en cursussen worden aangeboden tijdens dit traject. De betrokkene kan onder begeleiding vervolgens een volgende stap maken in zijn of haar loopbaan, bijvoorbeeld bij een andere organisatie worden bemiddeld of via eigen opdrachten van Het Publieke Domein zich verder breed ontwikkelen.
6.1.
Wat er concreet van de ex-werknemer werd verwacht is echter niet duidelijk geworden. Welke werkzaamheden en/of taken hij zou gaan verrichten is nergens vermeld, ook niet wat precies de daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden zouden zijn geweest, voor hoeveel uren hij dat zou moeten doen en binnen welke organisatie op welke locatie(s) hij daarvoor werd verwacht. Verder is onbekend gebleven of er voor de nog te bepalen werkzaamheden bepaalde persoonsgebonden kenmerken waren benodigd. Of de aangeboden arbeid bij Het Publieke Domein voor de ex-werknemer passend zou zijn geweest kan daarmee ook niet worden beoordeeld. Het enkele feit dat uit de informatiefolder van Het Publieke Domein volgt dat er een maximale reistijd van één uur wordt gehanteerd en dat de ex-werknemer een functie wordt aangeboden die gelijk of maximaal een functieniveau onder het functieniveau waarop hij is aangenomen wordt geboden is daarvoor onvoldoende. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar betoog dat het de ex-werknemer voldoende duidelijk was wat het aanbod inhield. Dit aanbod komt namelijk niet verder dan het bieden van een duurzaam inzetbaarheid traject waarbinnen hij samen met een loopbaancoach keuzes zou kunnen gaan maken voor zijn verdere loopbaan en er scholingsmogelijkheden zouden bestaan. Wat er dan precies van de ex-werknemer werd verwacht blijft in het ongewis, ook welke concrete scholingsmogelijkheden er voor hem precies zouden kunnen zijn. Eiseres bevestigt dit min of meer ook door te stellen dat op voorhand niet precies te zeggen zou zijn wat de opdrachten precies zouden inhouden.
6.2.
De stelling van eiseres dat Het Publieke Domein geen gewone werkgever is, maar meer lijkt op een regulier detacheringsbureau, leidt – wat daar verder ook van zij en gelet op wat hiervoor al is geoordeeld – niet tot een ander oordeel.
6.3.
Ook het feit dat Het Publieke Domein meermalen had aangegeven de ex-werknemer voor onbepaalde tijd in dienst te nemen, maakt niet dat geoordeeld kan worden dat hem passende arbeid als bedoeld in artikel 24, derde lid, van de WW is aangeboden.
7. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het door Het Publieke Domein aangeboden traject niet te kwalificeren is als passende arbeid. Dat oordeel wordt niet anders doordat de kantonrechter in de ontbindingsprocedure heeft overwogen dat eiseres de ex-werknemer een passend aanbod had gedaan. Dit oordeel was namelijk gebaseerd op de vraag of eiseres haar - in de vaststellingsovereenkomst vastgelegde - inspanningsverplichting was nagekomen en niet op de vraag of het gedane aanbod te kwalificeren is als passende arbeid in de zin van de WW en het Besluit. Vast staat dat de ex-werknemer het aanbod van eiseres niet heeft aanvaard. De vraag of die weigering de ex-werknemer kan worden verweten kan in het midden blijven. Het UWV heeft – anders dan eiseres wenst – terecht geweigerd toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 27, tweede lid, van de WW. De oproep van eiseres aan het UWV om uitvoering te geven aan zijn controletaak en in dat verband te beoordelen of de re-integratieactiviteiten van de ex-werknemer (
de rechtbank begrijpt: na toekenning van de WW-uitkering) voldoende zijn (en eventueel daaraan de daarvoor gestelde consequenties te verbinden), kan in het midden blijven omdat dit de rechtbank in dit geding niet voorligt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Werkloosheidswet

Artikel 24 van de WW

1. De werknemer voorkomt dat hij:
a. verwijtbaar werkloos wordt;
b. werkloos is of blijft, doordat hij:
1°. in onvoldoende mate tracht passende arbeid te verkrijgen;
2°. nalaat aangeboden passende arbeid te aanvaarden of door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;
3°. door eigen toedoen geen passende arbeid behoudt; of
4°. in verband met door hem te verrichten arbeid eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
(…)
3. Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt, in de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering bestaat op grond van deze wet zijn verstreken, verstaan arbeid die aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden. Na deze periode van zes maanden is alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, passend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passend wordt beschouwd arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening of arbeid op grond waarvan men niet als werknemer in de zin van deze wet wordt aangemerkt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het begrip passende arbeid, waarbij tevens wordt bepaald op welke wijze wordt vastgesteld of arbeid aansluit bij de arbeid waaruit de werknemer werkloos is geworden, alsmede in welke gevallen een periode waarin recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet bestaat, wordt meegeteld bij de vaststelling van de periode, bedoeld in de eerste zin.
4. In afwijking van het derde lid, is alle arbeid direct passend, indien de werknemer na 104 weken ziekte, op grond van artikel 5 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen geen uitkering ontvangt en als gevolg hiervan een uitkering op grond van deze wet ontvangt.
5. De werknemer is verplicht zich zodanig te gedragen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen. Onder benadeling in de zin van dit artikel is niet begrepen een gedraging als bedoeld in artikel 25.
Artikel 27
(…)
2. Het Uwv brengt een bedrag blijvend op de uitkering in mindering indien de werknemer een verplichting als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, niet is nagekomen.
(…)

Besluit passende arbeid WW en ZW

Artikel 4

1. In de periode voordat zes maanden waarin een recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet of de Ziektewet bestaat, zijn verstreken, is arbeid passend wanneer:
de arbeid aansluit bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, bedoeld in artikel 3;
met de arbeid een bedrag verdiend wordt ten minste ter hoogte van 70% van het inkomen, genoten in de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden; en
de reistijd niet meer dan twee uur per dag bedraagt.
2. In afwachting van arbeid op een niveau aansluitend bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is arbeid voor onbepaalde tijd, doch van een lager niveau, passend indien door de werkgever mogelijkheden worden geboden om binnen een termijn van zes maanden op het niveau aansluitend op het niveau van de arbeid waaruit hij werkloos of ziek is geworden, terug te keren.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt, wanneer de werknemer een dienstbetrekking voor arbeid op het niveau aansluitend bij het niveau van de arbeid waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden als bedoeld in het eerste lid, heeft aanvaard, maar deze niet gelijk aanvangt, in de tussentijd arbeid waarvan het niveau niet aansluit bij de voorheen verrichte arbeid, als passend aangemerkt.
4. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien het inkomen uit de dienstbetrekking waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, aanzienlijk afwijkt van wat vergelijkbare werknemers in hetzelfde beroep in de regel gewoonlijk verdienen. Onder passende arbeid wordt dan verstaan arbeid met een beloning van 70% van het inkomen dat vergelijkbare werknemers in hetzelfde beroep als waaruit de werknemer werkloos of ziek is geworden, verdienen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7:671b, negende lid, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek.
2.Besluit passende arbeid WW en ZW.