ECLI:NL:RBGEL:2024:4584

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
05-330683-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-militair voor drugsbezit met vrijspraak voor drugshandel

Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een ex-militair, die werd beschuldigd van het bezit van drugs en de handel daarin. De verdachte, geboren in 1999, werd aangeklaagd voor het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verkopen en aanwezig hebben van cocaïne, 4-MMC en MDMA in de periode van 21 september 2021 tot en met 27 maart 2022. De militaire kamer van de rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij de verdediging primair bewijsuitsluiting heeft bepleit vanwege een vermeend vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek. De militaire kamer oordeelde dat er voldoende objectieve en concrete gegevens waren voor een redelijk vermoeden van schuld, en dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 maart 2022 cocaïne in zijn bezit had, maar heeft hem vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten, waaronder de handel in drugs. De militaire kamer oordeelde dat de verklaring van de verdachte over het drugsbezit niet voldoende onderbouwd was en dat er onvoldoende bewijs was voor de andere beschuldigingen. De officier van justitie had een taakstraf en een geldboete geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een geldboete van € 750,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van drugs, vooral voor iemand in de militaire dienst, en de impact daarvan op het imago van Defensie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn baan bij Defensie, maar heeft toch een straf opgelegd die recht doet aan de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/330683-22
Datum uitspraak : 15 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. M.P.K. Ruperti, advocaat in Apeldoorn, waargenomen door kantoorgenoot
mr. I.D. Van Wijnen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 september 2021 tot en met 27 maart 2022 te Waardenburg, althans elders in Nederland en/of te Bapor Kibra en/of Suffisant en/of Willemstad, althans op Curaçao, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 4-MMC ('miauw') en/of MDMA (zogenoemdeXTC-tablet(ten), zijnde cocaïne en/of 4-MMC en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.hij op of omstreeks 18 maart 2022 te Waardenburg, gemeente West Betuwe, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid 3-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattend 3-MMC, zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Vormverzuim

De verdediging heeft primair bepleit dat er bewijsuitsluiting moet plaatsvinden van de verklaring van verdachte en de bevindingen naar aanleiding van de inbeslagneming van de telefoon en de aangetroffen drugs, omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdediging meent dat verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding is geobserveerd en gevolgd, zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv.
Beoordeling van de militaire kamer
Uit het dossier is het volgende gebleken. [verbalisant] , eerste luitenant der Koninklijke Marechaussee, was op vakantieverlof op Curaçao. Op 27 maart 2022 omstreeks 21:00 uur was zij op Mambo Beach Boulevard ter hoogte van de ‘stairways to heaven’, een plek die bij het team Militaire Politie Zorg ambtshalve bekend is als plek waar veel drugs gedeald wordt. [verbalisant] zag een vermoedelijke militair lopen die haar bekend voorkwam als verdachte. Zij herkende hem omdat zij de dag ervoor kortstondig contact hadden en verdachte toen zei dat hij bij het Korps Mariniers zat. Zij zag dat verdachte op een drugsdealer afstapte, zeer dicht tegen hem aan ging staan, vermoedelijk iets tegen hem zei en vervolgens samen met de drugsdealer en een andere vermoedelijke drugsdealer de herentoiletten inliep. Enkele minuten later liepen zij de toiletten weer uit. [verbalisant] wist dat het drugsdealers waren, omdat zij eerder zelf door hen was aangesproken en haar is gevraagd of zij ook wat nodig had. [verbalisant] heeft op twee momenten foto’s gemaakt en deze meteen naar de tweede teamleider van het team Militaire Politie Zorg gestuurd, waarna een viertal verbalisanten ter plaatse is gekomen en verdachte heeft aangehouden.
De vraag die de militaire kamer moet beantwoorden, is of [verbalisant] een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit kon hebben op het moment dat zij [verdachte] ging observeren en volgen. De militaire kamer stelt voorop dat deze vraag marginaal dient te worden getoetst. Het redelijk vermoeden waarop opsporingshandelingen worden gebaseerd behoeft slechts aannemelijk te worden gemaakt en kan bijvoorbeeld blijken uit de door een opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal. Hierbij is van belang dat de verdenking moet berusten op -voor het strafbare feit relevante- objectieve en concrete gegevens. Ervaringsoordelen van opsporingsambtenaren mogen volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een basis voor verdenking opleveren. De militaire kamer overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal dat door [verbalisant] is opgesteld, blijken voldoende objectieve en concrete gegevens dat [verbalisant] feitelijke (strafbare) gedragingen heeft waargenomen die een voldoende verdenking van een strafbaar feit opleveren. Immers, zij heeft gezien dat verdachte zich met twee personen die (vermoedelijk) drugsdealers waren kortstondig op het toilet ophield, terwijl hij zich op een plek bevond die bij de Koninklijke Marechaussee ambtshalve bekend is als een plek waar veel gedeald wordt.
Gelet op het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en dat bewijsuitsluiting dus niet aan de orde is.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verstrekken en aanwezig hebben van cocaïne en MDMA in de periode van 25 september 2021 tot en met 27 maart 2022, en dat hij op 18 maart 2022 3-MMC aanwezig heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De bekennende verklaring van verdachte voor wat betreft het drugsbezit dient te worden uitgesloten van het bewijs, nu hij ’s nachts is verhoord terwijl hij onder invloed was en geen rechtsbijstand had voorafgaand of tijdens het verhoor. De gevolgen van de afstandsverklaring kon verdachte gelet op zijn gemoedstoestand niet overzien. Voor de overige ten laste gelegde feiten is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de militaire kamer
Feit 1
De militaire kamer verwerpt het verweer dat de verklaring van verdachte, afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee, moet worden uitgesloten van het bewijs omdat deze niet betrouwbaar zou zijn. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte bevat geen enkel aanknopingspunt dat verdachte dusdanig onder invloed of dat hij vanwege het late tijdstip niet meer in staat zou zijn een verklaring af te leggen. Verdachte heeft er zelf geen opmerkingen over gemaakt, heeft op de vraag of hij in staat is een verklaring af te leggen bevestigend gereageerd en heeft op de vraag hoe hij zich voelt gereageerd met “
Eigenlijk wel goed. Nergens last van. Ik had een paar sappies op.” Verder heeft hij afgezien van rechtsbijstand voorafgaand en tijdens zijn verhoor en heeft hij het verhoor nadien ondertekend.
Nadat verdachte op de brigade van de Koninklijke Marechaussee naar het toilet ging, zijn in de toiletpot twee bolletjes met een witte substantie aangetroffen, gewikkeld in vershoudfolie. Een verbalisant was daarvoor nog naar het toilet geweest en had gezien dat er toen geen drugs aanwezig was. In de tussentijd had niemand meer gebruik gemaakt van het toilet. [2]
De twee in beslag genomen zakjes witte poeder zijn gewogen en getest. Deze bleken een brutogewicht van 4 gram te hebben en testten positief, inhoudende dat deze vermoedelijk cocaïne betroffen. [3]
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij met zijn broers uit was, een onbekende hem vroeg of hij verdovende middelen mee naar binnen wilde nemen en verdachte dit heeft gedaan. Dit is wat bij verdachte is gevonden. Het was cocaïne. [4]
De militaire kamer acht deze verklaring van verdachte onvoldoende aannemelijk geworden, nu zijn verklaring op geen enkele wijze wordt ondersteund en verdachte zijn verklaring niet nader kan concretiseren dan wel onderbouwen. Gelet op de omstandigheden dat de zakjes bij verdachte zijn aangetroffen, uit de indicatieve test blijkt dat het vermoedelijk om cocaïne gaat en verdachte heeft bevestigd dat het cocaïne betrof, acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 maart 2022 cocaïne aanwezig heeft gehad. De militaire kamer acht niet bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, nu zich daarvoor in het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevinden.
De militaire kamer overweegt verder dat het enkele feit dat verdachte WhatsApp-gesprekken heeft gevoerd over bepaalde soorten drugs, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het overige ten laste gelegde te komen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs waaruit blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van cocaïne, 4-MMC of MDMA, of dat hij 4-MMC of MDMA aanwezig heeft gehad. Verdachte zal hiervan daarom worden vrijgesproken.
Feit 2
De militaire kamer zal verdachte ook vrijspreken van het onder 2. ten laste gelegde. Het enkele WhatsApp-bericht dat verdachte 3MMC-bommen of brokken wil ophalen, acht de militaire kamer onvoldoende om te bewijzen dat verdachte op 18 maart 2022 3-MMC aanwezig heeft gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 september 2021 tot en met27 maart 2022
te Waardenburg, althans elders in Nederland en/of te Bapor Kibra en/of Suffisant en/of Willemstad, althansop Curaçao
, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens)opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en/of 4-MMC ('miauw') en/of MDMA (zogenoemde XTC-tablet(ten), zijnde cocaïne
en/of 4-MMC en/of MDMA (telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren voor feit 1 en een geldboete van € 75,00 voor feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is zijn baan bij Defensie verloren, heeft snel nieuw werk gevonden en zijn leven opgepakt.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich als militair schuldig gemaakt aan het in zijn bezit hebben van cocaïne. De handel in drugs gaat gepaard met veel randcriminaliteit en zorgt voor veel maatschappelijke overlast. Verdachte draagt door het bezitten van drugs eraan bij dat deze criminaliteit in stand blijft. Daarnaast was verdachte bekend met het zerotolerancebeleid van Defensie ten aanzien van drugs, althans dat had hij behoren te zijn en die bekendheid heeft hem er niet van weerhouden om drugs aanwezig te hebben. Met zijn handelen heeft de verdachte het imago van Defensie schade toegebracht.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de militaire kamer gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De militaire kamer zal aan verdachte opleggen een geldboete van € 750,00.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 750,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kapitein-ter-Zee (LD) mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2024.
mr. S. Benbouazza is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando. Brigade Caribisch Gebied, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer BAVP10/22-000011, gesloten op 18 april 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal d.d. 29 maart 2022, p. 31 en 33.
3.Proces-verbaal van overname, weging en testen d.d. 28 maart 2022, p. 47-48.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 maart 2022, p. 25.