ECLI:NL:RBGEL:2024:4582

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
05-049786-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-militair voor drugsbezit met vrijspraak voor drugshandel

Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een ex-militair, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA en hennep. De verdachte, geboren in 1998, werd in verband gebracht met drugshandel na de aanhouding van een medeverdachte op Curaçao. De militaire kamer van de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bezit van MDMA, maar niet voor de beschuldigingen van drugshandel. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het onderzoek, maar de rechtbank verwierp dit argument. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste beschuldigingen, maar werd wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA op 10 november 2022. De rechtbank legde een geldboete van € 750,00 op, met de mogelijkheid van 15 dagen hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak benadrukt de ernst van drugsmisbruik binnen de defensie en de maatschappelijke impact van dergelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/049786-23
Datum uitspraak : 15 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.M. Helmers, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 november 2021 tot en met 10 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkten/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (zogenoemde XTC-tablet(ten), zijnde MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2021 tot en met 10 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cannabis/hennep, zijnde hennep/cannabis zijnde (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 27 maart 2022 is [medeverdachte] door de politie op Curaçao aangehouden op grond van de verdenking van het voorhanden hebben van en dealen in harddrugs. Hierop is een onderzoek ingesteld naar de gegevens op de inbeslaggenomen mobiele telefoon van deze medeverdachte. Naar aanleiding van de resultaten hiervan kwamen meerdere militairen, waaronder verdachte, in beeld in verband met het mogelijk verstrekken dan wel voorhanden hebben van harddrugs en is een breder onderzoek opgestart.
Vormverzuim
De verdediging heeft bepleit dat er bewijsuitsluiting moet plaatsvinden, omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdediging meent dat [medeverdachte] voorafgaand aan zijn aanhouding is geobserveerd en gevolgd, zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv.
Beoordeling van de militaire kamer
Uit het dossier is het volgende gebleken. [verbalisant] , eerste luitenant der Koninklijke Marechaussee, was op vakantieverlof op Curaçao. Op 27 maart 2022 omstreeks 21:00 uur was zij op Mambo Beach Boulevard ter hoogte van de ‘stairways to heaven’, een plek die bij het team Militaire Politie Zorg ambtshalve bekend is als plek waar veel drugs gedeald wordt. [verbalisant] zag een vermoedelijke militair lopen die haar bekend voorkwam als [medeverdachte] . Zij herkende hem omdat zij de dag ervoor kortstondig contact hadden en [medeverdachte] toen zei dat hij bij het Korps Mariniers zat. Zij zag dat [medeverdachte] op een drugsdealer afstapte, zeer dicht tegen hem aan ging staan, vermoedelijk iets tegen hem zei en vervolgens samen met de drugsdealer en een andere vermoedelijke drugsdealer de herentoiletten inliep. Enkele minuten later liepen zij de toiletten weer uit. [verbalisant] wist dat het drugsdealers waren, omdat zij eerder zelf door hen was aangesproken en haar is gevraagd of zij ook wat nodig had. [verbalisant] heeft op twee momenten foto’s gemaakt en deze meteen naar de tweede teamleider van het team Militaire Politie Zorg gestuurd, waarna een viertal verbalisanten ter plaatse is gekomen en [medeverdachte] heeft aangehouden.
De vraag die de militaire kamer moet beantwoorden is of [verbalisant] een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit kon hebben op het moment dat zij [medeverdachte] ging observeren en volgen. De militaire kamer stelt voorop dat deze vraag marginaal dient te worden getoetst. Het redelijk vermoeden waarop opsporingshandelingen worden gebaseerd behoeft slechts aannemelijk te worden gemaakt en kan bijvoorbeeld blijken uit de door een opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal. Hierbij is van belang dat de verdenking moet berusten op -voor het strafbare feit relevante- objectieve en concrete gegevens. Ervaringsoordelen van opsporingsambtenaren mogen volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een basis voor verdenking opleveren. De militaire kamer overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal dat door [verbalisant] is opgesteld, blijken voldoende objectieve en concrete gegevens dat [verbalisant] feitelijke (strafbare) gedragingen heeft waargenomen die een voldoende verdenking van een strafbaar feit opleveren. Immers, zij heeft gezien dat verdachte zich met twee personen die (vermoedelijk) drugsdealers waren kortstondig op het toilet ophield, terwijl hij zich op een plek bevond die bij de Koninklijke Marechaussee ambtshalve bekend is als een plek waar veel gedeald wordt.
Gelet op het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en dat bewijsuitsluiting niet aan de orde is.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij geldt dat de pleegperiode voor wat betreft feit 2 korter is dan ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte zich enkel schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van MDMA op 10 november 2022 en dat verdachte van al het overige dient te worden vrijgesproken, omdat dit niet bewezen kan worden.
Beoordeling door de militaire kamer
Aan verdachte is – kortgezegd – onder feiten 1 en 2 ten laste gelegd dat hij opzettelijk MDMA (XTC-tabletten) en hennep heeft verstrekt of in elk geval aanwezig heeft gehad en dat daarbij sprake was van medeplegen.
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 november 2022 opzettelijk MDMA (zijnde zes XTC-pillen) aanwezig heeft gehad. Bij de aanhouding van verdachte heeft hij, na vordering van uitlevering van eventuele verdovende middelen, een plastic bakje met onder andere een zakje met zes roze pillen uitgeleverd. Deze werden ter plaatse in beslag genomen. [2] Uit het door het NFI uitgevoerde onderzoek naar deze pillen is gebleken dat dit 2,7 gram betreft en MDMA bevat. [3] Verdachte heeft verder verklaard dat hij destijds recreatief MDMA gebruikte. [4] De militaire kamer acht niet bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, nu zich daarvoor in het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevinden.
Dat ligt anders als het gaat om het overige ten laste gelegde. De militaire kamer overweegt dat het enkele feit dat verdachte WhatsApp-gesprekken heeft gevoerd over bepaalde soorten drugs, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs waaruit blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van MDMA of hennep. Dat geldt ook voor het aanwezig hebben van hennep. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 november 2021 tot en met10 november 2022 te Arnhem,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkten/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens)opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (zogenoemde XTC-tablet
(ten
), zijnde MDMA,
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren voor feit 1 en een geldboete van € 150,00 voor feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening dient te worden gehouden met verschillende feiten en persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft primair gevraagd om toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel) en subsidiair een voorwaardelijke geldboete zonder proeftijd.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich als militair schuldig gemaakt aan het in zijn bezit hebben van MDMA. De handel in drugs gaat gepaard met veel randcriminaliteit en zorgt voor veel maatschappelijke overlast. Verdachte draagt door het bezitten van drugs eraan bij dat deze criminaliteit in stand blijft. Daarnaast was verdachte bekend met het zerotolerancebeleid van Defensie ten aanzien van drugs, althans dat had hij behoren te zijn en die bekendheid heeft hem er niet van weerhouden om drugs aanwezig te hebben. Met zijn handelen heeft de verdachte het imago van Defensie schade toegebracht.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de militaire kamer gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De militaire kamer zal aan verdachte opleggen een geldboete van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een geldboete van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kapitein-ter-Zee (LD) mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2024.
mr. S. Benbouazza is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee Soesterberg INCI opgemaakte proces-verbaal, onderzoek 27Darruk, gesloten op 1 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 10 november 2022, p. 231.
3.Rapport NFiDENT d.d. 7 december 2022, p. 351.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 juli 2024.