ECLI:NL:RBGEL:2024:4581

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
05-049770-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van militairen in drugshandelzaak na gebrek aan bewijs

Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vijftal militairen die verdacht werden van het handelen in drugs, specifiek cocaïne en MDMA (XTC). De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de medeverdachte, die op 27 maart 2022 op Curaçao werd aangehouden. Dit leidde tot een breder onderzoek naar de betrokkenheid van meerdere militairen bij drugshandel. De officier van justitie stelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, met uitzondering van de cocaïne, en eiste een taakstraf van 40 uren. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, onder andere vanwege een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek.

De militaire kamer beoordeelde of er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld bij de observatie van de medeverdachte door een opsporingsambtenaar. De kamer concludeerde dat er voldoende objectieve en concrete gegevens waren die een verdenking van strafbare feiten opleverden. Ondanks de verdenkingen en de communicatie over drugs via WhatsApp, oordeelde de militaire kamer dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen voor het opzettelijk verstrekken of aanwezig hebben van harddrugs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij in de tenlastegelegde periode drugs voorhanden had gehad.

Dit vonnis is gewezen door een meervoudige militaire kamer en is openbaar uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in situaties waarin de beschuldigingen betrekking hebben op ernstige misdrijven zoals drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/049770-23
Datum uitspraak : 15 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. L. de Leon, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 november 2021 tot en met 10 november 2022 te Nieuwgein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA (zogenoemde XTC-tablet(ten), zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van de ten laste gelegde ‘cocaïne’. Verder is de pleegperiode korter dan ten laste is gelegd. Zij heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.
2. Aanleiding onderzoek
Op 27 maart 2022 is [medeverdachte] door de politie op Curaçao aangehouden op grond van de verdenking van het voorhanden hebben van en dealen in harddrugs. Hierop is een onderzoek ingesteld naar de gegevens op de inbeslaggenomen mobiele telefoon van deze medeverdachte. Naar aanleiding van de resultaten hiervan kwamen meerdere militairen, waaronder verdachte, in beeld in verband met het mogelijk verstrekken dan wel voorhanden hebben van harddrugs en is een breder onderzoek opgestart.

3.Vormverzuim

De verdediging heeft bepleit dat er bewijsuitsluiting moet plaatsvinden, omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdediging meent dat [medeverdachte] voorafgaand aan zijn aanhouding is geobserveerd en gevolgd, zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 Sv.
Beoordeling van de militaire kamer
Uit het dossier is het volgende gebleken. [verbalisant] , eerste luitenant der Koninklijke Marechaussee, was op vakantieverlof op Curaçao. Op 27 maart 2022 omstreeks 21:00 uur was zij op Mambo Beach Boulevard ter hoogte van de ‘stairways to heaven’, een plek die bij het team Militaire Politie Zorg ambtshalve bekend is als plek waar veel drugs gedeald wordt. [verbalisant] zag een vermoedelijke militair lopen die haar bekend voorkwam als [medeverdachte] . Zij herkende hem omdat zij de dag ervoor kortstondig contact hadden en [medeverdachte] toen zei dat hij bij het Korps Mariniers zat. Zij zag dat [medeverdachte] op een drugsdealer afstapte, zeer dicht tegen hem aan ging staan, vermoedelijk iets tegen hem zei en vervolgens samen met de drugsdealer en een andere vermoedelijke drugsdealer de herentoiletten inliep. Enkele minuten later liepen zij de toiletten weer uit. [verbalisant] wist dat het drugsdealers waren, omdat zij eerder zelf door hen was aangesproken en haar is gevraagd of zij ‘ook wat nodig had’. [verbalisant] heeft op twee momenten foto’s gemaakt en deze meteen naar de tweede teamleider van het team Militaire Politie Zorg gestuurd, waarna een viertal verbalisanten ter plaatse is gekomen en [medeverdachte] heeft aangehouden.
De vraag die de militaire kamer moet beantwoorden, is of [verbalisant] een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit kon hebben op het moment dat zij [medeverdachte] ging observeren en volgen. De militaire kamer stelt voorop dat deze vraag marginaal dient te worden getoetst. Het redelijk vermoeden waarop opsporingshandelingen worden gebaseerd behoeft slechts aannemelijk te worden gemaakt en kan bijvoorbeeld blijken uit de door een opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal. Hierbij is van belang dat de verdenking moet berusten op -voor het strafbare feit relevante- objectieve en concrete gegevens. Ervaringsoordelen van opsporingsambtenaren mogen volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een basis voor verdenking opleveren. De militaire kamer overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal dat door [verbalisant] is opgesteld, blijken voldoende objectieve en concrete gegevens dat [verbalisant] feitelijke (strafbare) gedragingen heeft waargenomen die een voldoende verdenking van een strafbaar feit opleveren. Immers, zij heeft gezien dat verdachte zich met twee personen die (vermoedelijk) drugsdealers waren kortstondig op het toilet ophield, terwijl hij zich op een plek bevond die bij de Koninklijke Marechaussee ambtshalve bekend is als een plek waar veel gedeald wordt.
Gelet op het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en dat bewijsuitsluiting niet aan de orde is.

4.Vrijspraak

Aan verdachte is – kortgezegd – ten laste gelegd dat hij opzettelijk cocaïne en MDMA (XTC-tabletten) heeft verstrekt of in elk geval aanwezig heeft gehad en dat daarbij sprake was van medeplegen.
De militaire kamer overweegt dat het enkele feit dat verdachte WhatsApp-gesprekken heeft gevoerd over bepaalde soorten drugs, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Het dossier bevat onvoldoende bewijs waaruit blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode (hard)drugs voorhanden heeft gehad. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De militaire kamer spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kapitein-ter-Zee (LD) mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2024.
mr. S. Benbouazza is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen