ECLI:NL:RBGEL:2024:4578

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
05-200690-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 augustus 2023, waarbij de verdachte met een mes meerdere keren heeft gestoken in de richting van [slachtoffer 1], zijn schoonzoon, en daarbij ook [slachtoffer 2], zijn dochter, verwondde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel aanvaardde. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de verdachte de eerste was die geweld gebruikte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 48 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en een vrijheidsbeperkende maatregel van twee jaar, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1]. Daarnaast werd schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer 1] voor zowel materiële als immateriële schade, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en weigerde de verzoeken van de verdediging om de verdachte vrij te spreken of om een lichtere straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/200690-23
Datum uitspraak : 15 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1969 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. S.D. Polat, advocaat in Breukelen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de nek/hals en/of hoofd/gezicht en/of borst en/of buik en/of armen, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te [plaats] aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere steekwonden die gehecht moesten worden, heeft toegebracht door
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de nek/hals en/of hoofd/gezicht en/of borst en/of buik en/of armen, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden en/of te prikken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de nek/hals en/of hoofd/gezicht en/of borst en/of buik en/of armen, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te [plaats] aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond (van ongeveer 9 centimeter) in de (onder)arm, heeft toegebracht door
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de (onder)arm, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken en/of te snijden en/of te prikken,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de (onder)arm, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 augustus 2023 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met een mes, in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de (onder)arm, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 2] te steken en/of te snijden en/of te prikken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond (van ongeveer 9 centimeter) in de (onder)arm ten gevolge heeft gehad;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. Verdachte dient van het onder 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat het letsel van de dochter van verdachte niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten. Ten aanzien van het eerste feit heeft de raadsvrouw gesteld dat er geen aanmerkelijke kans is geweest op de dood, nu verdachte met het mes in de hand niet met kracht heeft kunnen bewegen. Het letsel van aangever betreft geen zwaar lichamelijk letsel, zodat ook voor het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen. Het tweede feit kan niet worden bewezen nu onduidelijk is hoe het letsel is ontstaan, bovendien is er geen sprake van (voorwaardelijk) opzet en van zwaar lichamelijk letsel.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van de feiten, waarbij zij een beroep heeft gedaan op noodweer dan wel noodweerexces, nu aangever als eerste verdachte bij de keel heeft gegrepen als gevolg waarvan verdachte in ademnood verkeerde.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 10 augustus 2023 in zijn woning in [plaats] was. Hij zat aan de eettafel en verdachte kwam bij hem staan. Aangever heeft verklaard dat hij opstond, dat ze face to face kwamen te staan en dat verdachte hem een onverwachte klap met zijn vuist op zijn kaak gaf. Ook heeft aangever verklaard dat ze in de tuin terecht zijn gekomen en dat verdachte met een mes drie keer in zijn richting heeft gestoken. Verdachte heeft hem met het mes in zijn nek weten te raken. [2]
Uit het rapport van de forensische arts blijkt ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 1] onder meer het volgende. [slachtoffer 1] heeft bij zijn linker oorlel een snijwond/steekwond opgelopen van 2 cm dat gehecht is. Net onder zijn linker kaakhoek heeft [slachtoffer 1] een snijwond/steekwond van 2 cm dat gehecht is. Deze verwonding betreft een slagaderlijke bloeding, welke bloeding gestopt is na toediening van lidocaïne en adrenaline en viermaal overhechten. Onder zijn kin punt heeft [slachtoffer 1] een snijwond/steekwond van 0,7 cm dat gehecht is. Voorts heeft [slachtoffer 1] onder zijn onderlip een snijwond van 2 cm dat gehecht is. Aan zijn hals, onder de rechter kaakhoek heeft [slachtoffer 1] een 3 cm lange huidbeschadiging hetgeen een snijverwonding betreft.
Ten aanzien van het gevaar van letsels aan de hals heeft de forensische arts naar voren gebracht dat door een hevige bloeding van de halsslagaders een verbloedingsshock kan ontstaan met een reële kans op overlijden zonder medisch ingrijpen. De gehechte huidverwoning bij de linker kaakhoek ligt dicht in de buurt van het verloop van de dieper gelegen halsslagaders aan die zijde. Bij dieper steken was deze mogelijk wel geraakt. Mes verwondingen in het strottenhoofd en de luchtpijp kunnen leiden tot aantasting/afsluiting van de luchtwegen. Het missen van een trauma aan het strottenhoofd kan leiden tot een luchtwegbelemmering en tot de dood. [3]
Getuige [slachtoffer 2] , de dochter van verdachte, heeft verklaard dat verdachte en [slachtoffer 1] in de woonkamer dicht bij elkaar stonden. Ze zag dat haar vader met zijn arm uithaalde en met zijn vuist [slachtoffer 1] raakte. Ze heeft verklaard dat zij gedurende de worsteling in de keuken en in de tuin tussen verdachte en [slachtoffer 1] in stond en dat zij hen uit elkaar wilde halen. Na afloop van het incident zag ze dat haar arm onder het bloed zat en dat deze open lag. [4] In het proces-verbaal van bevindingen van de beschrijving van de camerabeelden is beschreven dat te zien is dat [slachtoffer 2] een verwonding heeft op haar rechterarm op het moment dat zij via de achterdeur naar buiten komt. [5] Uit de letselrapportage volgt dat sprake is van een snijwond op de rechterarm van ongeveer 8 à 9 cm. Er zijn 12 hechtingen geplaatst. [6]
In de achtertuin waar het steekincident deels heeft plaatsgevonden, hangen twee camera’s en de beschrijving van beelden daarvan is vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. Er wordt beschreven dat getuige [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] omarmt en via de achterdeur naar buiten komt en dat verdachte vervolgens naar buiten komt. Te zien is dat [slachtoffer 2] op het moment dat zij naar buiten komt al een verwonding heeft op haar rechterarm die bloedt. Verdachte heeft een mes in zijn rechterhand en hij maakt hiermee een stekende beweging in de richting van [slachtoffer 1] . De partner van verdachte komt ook naar buiten en zij probeert haar man, verdachte, tegen de houden. Tijdens de worsteling is te zien dat verdachte een beweging van onder naar boven maakt, in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] . Het hoofd van [slachtoffer 1] bevindt zich op dat moment achter het lichaam van [slachtoffer 2] . Het gevecht zet zich in de tuin voort terwijl [slachtoffer 2] en de partner van verdachte, verdachte en [slachtoffer 1] uit elkaar proberen te houden. Voorts is te zien is dat [slachtoffer 1] gewond is geraakt, er is bloed zichtbaar op de linker onderzijde van zijn gezicht en op zijn linkerarm. Verdachte en aangever blijven elkaar over en weer vasthouden aan hun kleding. Op een gegeven moment duwt [slachtoffer 1] tegen verdachte, zijn partner en [slachtoffer 2] waardoor zij alle vier ten val komen op de tuintafel. [slachtoffer 1] kwomt hierbij bovenop te liggen. Te zien is dat verdachte nog steeds het mes vast heeft en stekende bewegingen maakte in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] . Kort hierna is te zien dat [slachtoffer 1] zijn linkerhand bij zijn hoofd houdt en dat dan ernstig gewond lijkt. [7]
Ten aanzien van feit 1
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank op basis van de aangifte en de verklaring van [slachtoffer 2] vast dat verdachte degene is geweest die als eerste geweld heeft gebruikt door [slachtoffer 1] te slaan, waarna een vechtpartij is ontstaan en verdachte een mes van het aanrechtblok heeft gepakt. In het verdere verloop van het gevecht is verdachte, zoals is gebleken uit het proces-verbaal van de camerabeelden, degene die [slachtoffer 1] aanvalt en blijft aanvallen. De rechtbank stelt vast dat verdachte meerdere malen met een mes heeft gestoken in de richting van de hals en het hoofd van [slachtoffer 1] en hem in deze delen van het lichaam ook heeft geraakt.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd. Voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit dient allereerst te worden beoordeeld of verdachte met zijn handelen de bedoeling (vol opzet) heeft gehad om [slachtoffer 1] te doden. De rechtbank overweegt dat niet gebleken is dat verdachte de dood van [slachtoffer 1] heeft beoogd. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van [slachtoffer 1] .
Volgens vaste jurisprudentie is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg als verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] meerdere malen in zijn hals en gezicht is geraakt met het mes, net onder zijn linker kaakhoek hetgeen in de buurt is van de halsstreek en tot een slagaderlijke bloeding heeft geleid. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de halsstreek (slag)aders bevinden. Deze aders liggen vrij dicht onder het huidoppervlak. Er was sprake van een gevecht waarbij zowel verdachte als [slachtoffer 1] in beweging waren. Aldus was sprake van een ongecontroleerde situatie. Onder die omstandigheden met een mes een snijdende of stekende beweging maken in de buurt van de hals levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel op. Die wetenschap mag bij een ieder – en dus ook bij verdachte - als bekend worden verondersteld. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat hij een mes in de hand en dacht dat hij een lepel of een vork vasthield wordt verworpen: de vorm van het heft van een mes wijkt af van de vorm van lepels en vorken. Verder passen de door verdachte met het mes gemaakte handelingen -het steken- zo zeer bij een mes en niet bij het vasthouden van een lepel of vork dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat hij een mes vasthad. Aldus acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte niet wist dat hij een mes zijn hand had. Door aldus met een mes te handelen zoals hiervoor beschreven heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden bewust aanvaard. Verdachte heeft daarmee voorwaardelijk opzet op de dood van aangever gehad.
De rechtbank vindt het primair tenlastegelegde daarom bewezen.
Verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer(exces) doordat [slachtoffer 1] hem bij zijn keel zou hebben vastgepakt en hebben dichtgeknepen als gevolg waarvan hij in ademnood kwam en zich met het mes heeft verdedigd. De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte degene is die aangever heeft aangevallen en als eerste geweld heeft gebruikt door hem met een vuist in diens gezicht te slaan. In reactie daarop heeft [slachtoffer 1] verdachte bij diens keel vastgepakt. Hoewel aldus is gebleken dat [slachtoffer 1] verdachte bij de keel heeft vastgepakt, is niet aannemelijk geworden dat aangever de keel van verdachte heeft dichtgeknepen als gevolg waarvan [slachtoffer 1] in ademnood kwam noch dat dit vastpakken lang heeft geduurd. De reactie van [slachtoffer 1] was, zowel naar vorm als ernst, naar het oordeel van de rechtbank een te verwachten gevolg op de aanval van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is daardoor geen sprake geweest van wederrechtelijke aanval door [slachtoffer 1] waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Nu er geen sprake is geweest van een noodweersituatie, wordt het beroep op noodweer en noodweerexces reeds om die reden verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat uit de beschrijving van de beelden blijkt dat [slachtoffer 2] op het moment dat zij naar buiten loopt al een verwonding op haar arm heeft die bloedt. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat zij binnen, in de keuken, met het mes door verdachte is gestoken of gesneden. Verdachte is de enige die gedurende het gehele incident een mes vast heeft gehad en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij tijdens de worsteling in de keuken tussen verdachte en [slachtoffer 1] instond. Voorts blijkt uit de beschrijving van de camerabeelden van de achtertuin dat op de momenten dat verdachte stekende bewegingen maakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] naast [slachtoffer 1] staat dan wel tussen verdachte en [slachtoffer 1] in staat.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het handelen van verdachte juridisch moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] , gelet op de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel (geschatte genezingsduur van 3 weken) geen zwaar lichamelijk letsel oplevert zodat de rechtbank verdachte van de primair ten laste gelegde zware mishandeling zal vrijspreken.
Voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten een poging tot zware mishandeling, dient de rechtbank te beoordelen of verdachte met zijn handelen vol opzet heeft gehad om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen bij [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van verdachte en zijn dochter niet is gebleken dat verdachte dit heeft beoogd. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of sprake is geweest van opzet in voorwaardelijke zin. Bij de beoordeling hanteert de rechtbank hetzelfde juridisch kader als bij de overweging ten aanzien van feit 1 beschreven.
Uit het vorenstaande blijkt dat [slachtoffer 2] verdachte en [slachtoffer 1] gedurende het gevecht in de keuken uit elkaar wilde halen en daartoe in de nabijheid, of zelfs tussen, de vechtende verdachte en [slachtoffer 1] stond en daarbij is gestoken of gesneden in haar arm. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in een arm kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. In de arm bevinden zich onder andere spieren, pezen, zenuwen, aders en slagader die bij beschadiging tot zodanig letsel kan leiden dat langdurig herstel is vereist of leidt tot blijvende verminderde validiteit. Daarnaast kan de beschadiging van de huid leiden tot zodanig ontsierende blijvende littekens, dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Nu dit een feit van algemene bekendheid is, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich ook bewust was van die aanmerkelijke kans. Door ondanks in de directe nabijheid van [slachtoffer 2] een worsteling met [slachtoffer 1] aan te gaan of voort te zetten en waarbij een mes wordt gebruikt, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] daardoor zou worden geraakt en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
In de tuin heeft verdachte meerdere stekende bewegingen gemaakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] , terwijl hij wist en kon zien dat [slachtoffer 2] naast [slachtoffer 1] stond, dan wel tussen verdachte en [slachtoffer 1] in. Door desondanks door te gaan met maken van stekende bewegingen richting [slachtoffer 1] en daarmee richting het lichaam van [slachtoffer 2] gedurende een gevecht waarbij ze alle drie in beweging zijn en het derhalve een ongecontroleerde situatie betreft, heeft verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank vindt het subsidiair tenlastegelegde daarom bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks10 augustus 2023 in de gemeente [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen,
in ieder geval éénmaal, met een mes,
in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en
/of
- meermalen,
in ieder geval éénmaalmet een mes,
in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de nek/hals en
/ofhoofd/gezicht
en/of borst en/of buik en/of armen, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken
/gesneden/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks10 augustus 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen,
in ieder geval éénmaal,met een mes,
in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken en
/of
-
meermalen, in ieder gevaléénmaal met een mes,
in ieder geval een dergelijk scherp steek-/snijvoorwerp, in de (onder)arm,
in ieder geval in het lichaamvan die [slachtoffer 2] heeft
gestoken/gesneden
/geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag
feit 2, subsidiair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om voor de duur van vijf jaar een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangever, waarbij voor elke overtreding de vervangende hechtenis dient te worden bepaald op 1 week. De officier van justitie heeft verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan het voorarrest, vanwege de impact dat het incident heeft gehad op verdachte, zijn gezondheid en zijn gezin.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door op een agressieve wijze [slachtoffer 1] met een mes aan te vallen en vele malen met een mes in de hals en in het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 1] , zijn schoonzoon, te steken. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer de littekens in zijn hals en in zijn gezicht laten zien en uit de voorgelezen slachtofferverklaring blijkt hoeveel psychische impact die aanval heeft gehad en nog steeds heeft op het slachtoffer.
Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen zijn schoonzoon, maar ook zijn dochter en partner angst bezorgd. Verdachte heeft bovendien zijn dochter met het mes verwond en zich daarbij schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De rechtbank weegt mee dat de feiten zich hebben afgespeeld in de eigen woning van de dochter van verdachte en aangever . Dit soort gebeurtenissen veroorzaken in zijn algemeenheid een schok in de samenleving en zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid. Deze omstandigheden wegen in het nadeel van verdachte.
De rechtbank acht daarnaast strafverzwarend dat uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld vanwege geweldsdelicten.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsrapport van 26 april 2024 waarin de reclassering schrijft dat verdachte de schuld volledig bij aangever legt. Verdachte toont een beperkt zelfinzicht als het gaat om de verdenking. Gelet op de delictgeschiedenis is mogelijk sprake van problemen met de agressie- en emotieregulatie. Het risico op geweldsrecidive wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering ziet echter geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie geboden en passend is. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden opleggen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Ook zal de rechtbank een contactverbod met aangever [slachtoffer 1] voor de duur van twee jaar in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen. De rechtbank zal de dadelijk uitvoetbaarheid van de maatregel bevelen, nu er – gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de persoon van verdachte – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens aangever.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande het verzoek om opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 39.628,31 aan materiële schade en € 15.000 aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij deels kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van €15.000,- aan immateriële schade en een bedrag van in totaal € 11.937,34 aan materiële schade kan worden toegewezen.
Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij volledig dan wel gedeeltelijk niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering gematigd dient te worden op bepaalde punten.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
- Verlies verdienvermogen
De benadeelde partij heeft ter zitting uitgelegd dat de vordering betreft, het totaal van een vijftal onbetaalde facturen van de besloten vennootschap [bedrijf 1] wegens management fee. Bestuurder en enig aandeelhouder van die vennootschap is een andere besloten vennootschap genaamd [bedrijf 2] en bestuurder en enigaandeelhouder van die vennootschap is een holding vennootschap waarvan de benadeelde partij DGA is en waarbij hij in loondienst is en salaris ontvangt. Benadeelde partij heeft desgevraagd bevestigd, dat hij niet namens een van de hiervoor bedoelde vennootschappen optreedt, maar in privé. Voorts heeft benadeelde gesteld dat hij door het delict geen werkzaamheden meer heeft kunnen verrichten en daardoor geen inkomen, naar de rechtbank begrijpt van zijn holding vennootschap, meer ontvangt. De rechtbank begrijpt voorts dat benadeelde partij, eigenlijk, die schade op de verdachte wenst te verhalen. Naar het oordeel van de rechtbank is die vordering door benadeelde evenwel in het geheel niet onderbouwd zodat zowel de grootte van de vordering alsmede het causale verband tussen die vordering en het delict nadere onderbouwing verlangt. Dit zou betekenen dat de strafzaak zou moeten worden aangehouden om benadeelde partij de mogelijk te bieden die onderbouwing alsnog in te dienen. Het aanhouden van de behandeling ter onderbouwing van de vordering en de daardoor intredende vertraging leidt naar het oordeel van de rechtbank evenwel tot een onevenredige belasting van het strafproces. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren.
- Zaakschade
De benadeelde partij vordert €168,- voor een Philip Plein t-shirt en €376,- voor een Philip Plein broek. Ter onderbouwing heeft benadeelde partij een kopie van een factuur van Phillip Plein van 26 september 2022 overgelegd. De rechtbank stelt vast dat benadeelde partij -kennelijk- twee verschillende versies van de vordering heeft ingediend. De rechtbank beschikt via mail over een andere versie dan die welke zich in het digitale dossier bevindt. Hierbij valt het de rechtbank op dat de debiteur op de bedoelde factuur in de versie in het digitale dossier is afgeplakt. Dat is niet het geval in de versie die de rechtbank per mail van de advocaat van de benadeelde partij ontving en waaruit blijkt dat [bedrijf 3] op die factuur als debiteur staat aangegeven. Ter zitting heeft benadeelde partij bevestigd dat de factuur is gericht aan de besloten vennootschap [bedrijf 3] . De rechtbank kan op grond daarvan niet vaststellen dat benadeelde partij degene is die de gevorderde schade heeft geleden. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Ook heeft de benadeelde partij een bedrag van €479,- gevorderd voor een horloge. Verdachte heeft, door benadeelde partij onbetwist, gesteld dat de factuur van het horloge onbetaald is gebleven en ter verificatie is ingediend in het faillissement van [bedrijf 3] . De rechtbank maakt hier uit op dat [bedrijf 3] het horloge dient te betalen. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan de rechtbank niet vaststellen dat benadeelde partij door de gestelde schade aan het horloge is benadeeld. Overigens blijkt uit de ingediende vordering niet welke schade aan het horloge is ontstaan. De overgelegde foto’s zijn daartoe onvoldoende. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft €800,- gevorderd voor een tuintafel. Ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij deze tafel heeft gekregen van zijn ouders. De grootte van de schade is onvoldoende duidelijk geworden. De rechtbank zal de schade daarom schatten op €50,- en dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal de vordering voor het overige daarom niet-ontvankelijk verklaren.
- Kosten voor behandeling in traumacentrum
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij recht heeft op vergoeding van een traumabehandeling. Benadeelde draait voor die kosten op omdat zijn ziektekostenverzekering is geëindigd doordat hij door het wegvallen van zijn inkomen niet langer in staat was om de premie daarvan te betalen. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij gesteld dat deze verzekering is geëindigd per 2 maart 2024 en dat hij weliswaar geen inkomen meer heeft, maar leeft van zijn spaargeld. De rechtbank constateert gelet op de factuurdatum van 25 maart 2024 van het Traumacentrum Nederland dat de benadeelde partij vrij kort nadat deze verzekering is geëindigd aan de traumabehandeling is begonnen. Voor de rechtbank is onduidelijk op welke wijze de kennelijke beëindiging van de ziektekostenverzekering tot stand is gekomen en waarom. Nu het beëindigen van de ziektekostenverzekering voor benadeelde reden is om de gevorderde schade van verdachte te eisen, en benadeelde partij over middelen lijkt te beschikken om de verzekeringspremie te betalen, is een nadere onderbouwing noodzakelijk. Dit zou echter een vertraging in het strafproces opleveren en daarmee levert dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel daarom niet-ontvankelijk verklaren.
- Eigen risico
De benadeelde partij stelt dat hij ten gevolge van de gebeurtenis eigen risico heeft moeten betalen in 2023 en 2024. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging terecht heeft betwist dat het eigen risico is aangewend ten behoeve van het feit en waarvoor is betaald. De rechtbank acht de vordering onvoldoende onderbouwd en zal daarom dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
- Reiskosten
De benadeelde partij vordert reiskosten naar het OM en naar zijn advocaat. Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking nu benadeelde partij door een advocaat wordt bijgestaan. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Wel zijn toewijsbaar de, onvoldoende betwiste, reiskosten in verband met de traumabehandeling ad € 102,96.
Conclusie
De vordering wordt wat betreft de materiële schade toegewezen tot een bedrag van in totaal €152,96 De benadeelde partij wordt in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Benadeelde vordert vergoeding van een bedrag van € 15.000,- en verwijst daarbij naar zowel de gevolgen die het feit voor hem heeft gehad, en nog steeds heeft, als naar uitspraken in vergelijkbare zaken. Tevens wordt aansluiting gezocht bij de ANWB smartengeldgids. De verdediging heeft gesteld dat een bedrag van tussen € 2.000,- en € 2.500,- passend is, welk bedrag vervolgens dient te worden gematigd tot € 1.000,- wegens “eigen schuld” van benadeelde partij bij het ontstaan van de schade. De rechtbank verwerpt het beroep op eigen schuld. Verdachte heeft als eerste geweld gebruikt tegen benadeelde partij en daarmee een gewelddadige reactie van benadeelde partij uitgelokt. Die reactie vormt naar het oordeel van de rechtbank geen enkele grond voor het daarna door verdachte met een mes uitgeoefende geweld waarvan de gevorderde schade het gevolg is. Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het tenlastegelegde feit heeft de benadeelde immers letsel in de vorm van littekens en psychische schade opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Naar het oordeel van de rechtbank is het door benadeelde partij gevorderde bedrag evenwel te hoog. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van €10.000,- kan worden toegewezen. Voor het overige wordt benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 10 augustus 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schade verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de 36f, 38v, 38w, 45, 57, 287, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende
maatregelop grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende
een periode van twee jaar:
o op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1993 te [geboorteplaats 2] .
 beveelt dat vervangende hechtenis van 1 week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 152,96 aan materiële schade en € 10.000 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 10.152,96aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 85 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 wijst af het verzoek tot opheffing of schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yeniay-Cenik (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en
mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2024.
Mr. Hollebrandse en mr. Hut zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023365479, gesloten op 28 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 128.
3.Rapport van de forensische arts van 15 augustus 2023.
4.Proces-verbaal van getuige [slachtoffer 2] , p. 140 en 146-148.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 190-191.
6.Letselrapportage [slachtoffer 2] , d.d. 15 augustus 2023.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 193-215.