ECLI:NL:RBGEL:2024:4576

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
05-087786-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling, poging tot zware mishandeling en bedreiging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 15 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, poging tot zware mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 maart 2023 in de ochtend zijn echtgenote met een mes heeft gestoken, wat leidde tot verwondingen aan haar arm. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van opzet tot doodslag, maar dat de verdachte wel bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 654 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. Daarnaast werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/087786-23
Datum uitspraak : 15 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1960 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. M. Shaaban, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 maart 2023 (in de ochtend), te [plaats] , ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote), opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes in de richting van de buik, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of (vervolgens) een of meerdere malen met een mes (met kracht) in de arm(en) en/of ellebo(o)g(en) van genoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2023 (in de ochtend), te [plaats] , aan [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere en/of grote en/of diepe snij- en/of steekwonden in de arm(en) en ellebo(o)g(en) van genoemde [slachtoffer] heeft toegebracht, door opzettelijk met een mes meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in de arm(en) en/of ellebo(o)g(en) van genoemde [slachtoffer] te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 30 maart 2023 (in de ochtend), te [plaats] , ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (verdachtes echtgenote), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, door opzettelijk meermalen, althans eenmaal, stekende
bewegingen te maken in de richting van de buik, althans het (boven)lichaam van genoemde [slachtoffer]
en/of door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in de arm(en) en/of ellebo(o)g(en)
van genoemde [slachtoffer] te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2
hij in of omstreeks de nacht van 29 maart 2023 op 30 maart 2023, te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (met kracht) meermalen, althans
eenmaal met een mes, in de richting van de buik, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een mes (met kracht) in de (boven)arm(en) en/of ellebo(o)g(en) en/of hand(en) van genoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de nacht van 29 maart 2023 op 30 maart 2023, te [plaats] , [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote), heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen haar lichaam aan (wakker) te trappen en/of te schoppen en/of door haar meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/tegen haar gezicht/hoofd te stompen en/of te slaan en/of door haar aan haar haren (vast) te pakken en/of mee te slepen en/of door haar meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een mes in haar (boven)arm(en) en/of ellebo(o)g(en) en/of hand(en) te steken en/of te snijden en/of te prikken;
3
hij in of omstreeks de nacht van 29 maart 2023 op 30 maart 2023, te [plaats] , [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] ,
dreigend (en/of met een mes in zijn, verdachtes, hand) de woorden heeft toegevoegd: “Als je de
politie gaat bellen, zal ik jou slachten. Wolla, ik zweer het…,” althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling en de onder feit 3 ten laste gelegde bedreiging. Verdachte dient volgens de officier van justitie te worden vrijgesproken van de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, vanwege een beroep op noodweer(exces).
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 gelet op de nauwe onderlinge samenhang samen behandelen, waarbij ieder bewijsmiddel wordt gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud ziet.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de nacht van 30 maart 2023, in haar woning in [plaats] , wakker werd omdat haar echtgenoot tegen haar benen trapte/schopte. Ze moest van hem bekennen dat zij een andere man had. Toen ze zei dat ze niets had gedaan, heeft verdachte haar met zijn vuisten en met zijn ellebogen in haar gezicht geslagen en heeft hij aan haar haren getrokken. Ook heeft aangeefster verklaard dat verdachte een mes in zijn handen had en dat hij haar daarmee drie à vier keer heeft gestoken. Ze had een paar lichte krassen op haar linker bovenarm en een grote snee rondom haar elleboog. [2]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte in de ochtend van 30 maart 2023 opnieuw met het mes in zijn handen voor haar stond en dat hij probeerde haar neer te steken. Hij ging continu met het mes richting haar hele lichaam. Aangeefster hield de koffietafel tussen hen in om zich te beschermen. Ze zag echter dat verdachte haar toch via de zijkant kon steken met het mes. Hij stak meerdere keren met het mes in haar linkerarm. [3]
Uit de letselrapportage van 31 maart 2023 blijkt dat [slachtoffer] een bloeduitstorting had bij het rechteroog, een schaafverwonding achter het linkeroor, een hematoom en zwelling van de neus, een kleine huid-slijmvlies wond in de bovenlip, een drietal puntvormige huidverwondingen, mogelijke prikverwondingen in de linker bovenarm en een snijverwonding met scherpe wondranden van enkele centimeters bij de linker elleboog. [4]
Uit de letselinterpretatie komt naar voren dat de snijwond van enkele centimeters bij de linker elleboog tot veel bloedverlies had kunnen leiden. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn geweest dat, als er meer dan één liter bloed was verloren, de persoon in een levensbedreigende toestand (hypovolemische shock) had kunnen geraken. Volgens de behandelend arts was er gering bloedverlies en geen sprake van een shock. Ook zou de situatie veel ernstiger zijn geweest, als niet de arm maar de onderliggende romp was geraakt. Een diepe verwonding daar is wel levensbedreigend. Ten aanzien van het herstel komt uit de letselinterpretatie naar voren dat de bloeduitstortingen en kleine verwondingen na twee weken kunnen zijn hersteld. De snijwond van de linker elleboog kan mogelijk een langere herstelperiode tot 4-6 weken in beslag nemen als er een gecompliceerd beloop ontstaat tijdens de genezing. [5]
[getuige] , de zoon van verdachte en aangeefster, heeft verklaard dat hij in de ochtend zijn moeder hoorde schreeuwen. Hij heeft verklaard dat hij binnenkwam en dat hij heeft gezien dat verdachte aangeefster in haar arm heeft gestoken. [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht van 30 maart 2023 zijn vrouw heeft geslagen en haar met een mes een aantal malen heeft geprikt. Daarna heeft verdachte haar met zijn vuist in haar gezicht geslagen waardoor zij een bloedneus opliep. [7] In de ochtend van 30 maart 2023 heeft verdachte zich met een mes verdedigd waarbij zijn vrouw in haar arm gewond is geraakt. [8]
Feit 1
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het handelen van verdachte in de ochtend van 30 maart 2023 gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag (primair), een zware mishandeling (subsidiair) of een poging tot zware mishandeling (meer subsidiair).
Poging tot doodslag
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] te doden. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Gelet op de bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] in de ochtend meerdere malen heeft gestoken in haar linkerarm. Uit de letselinterpretatie volgt dat de snijwond van enkele centimeters bij de linker elleboog mogelijk tot veel bloedverlies had kunnen leiden. Wanneer meer dan één liter bloed zou zijn verloren, had de persoon in levensbedreigende toestand, namelijk een hypovolemische shock, kunnen geraken. Volgens de behandelend arts was in dit geval sprake van gering bloedverlies en geen sprake van een shock. De situatie zou veel ernstiger zijn geweest wanneer aangeefster niet in de arm, maar in de onderliggende romp zou zijn geraakt. Een diepe verwonding in de romp zou levensbedreigend zijn geweest.
Uit de letselinterpretatie blijkt echter niet hoe groot de kans was op het intreden van de genoemde gevolgen en het intreden van de dood als gevolg daarvan. Het is voor de rechtbank onduidelijk of het mogelijk is geweest om aangeefster met het mes te raken in de romp vanuit de positie van waaruit verdachte stak, terwijl aangeefster de koffietafel tussen haar en verdachte in hield.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op basis van de letselinterpretatie en de overige stukken in het dossier niet kan worden vastgesteld dat in dit specifieke geval sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Zware mishandeling
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het subsidiaire feit is vereist dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de eerdergenoemde letselverklaring leidt de rechtbank af dat er geen letsel is toegebracht aan vitale organen of ledematen waarbij sprake zal zijn van een blijvende invaliditeit. Uit de letselinterpretatie is verder gebleken dat de snijwond van de elleboog een herstelperiode van 4 tot 6 weken in beslag kan nemen wanneer een gecompliceerd beloop ontstaat tijdens de genezing. Niet is gebleken dat verder medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande en in het licht van eerdergenoemde algemene gezichtspunten, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat het door verdachte toegebrachte letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Poging tot zware mishandeling
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet had om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel acht de rechtbank bewezen dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in een arm kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. In de arm bevinden zich o.a. spieren, pezen, zenuwen, aders en slagader die bij beschadiging tot zodanig letsel kan leiden dat langdurig herstel is vereist of leidt tot blijvende verminderde validiteit. Daarnaast kan de beschadiging van de huid leiden tot zodanig ontsierende blijvende littekens, dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Nu dit een feit van algemene bekendheid is, stelt de rechtbank vast dat verdachte zich ook bewust was van die aanmerkelijke kans. Door [slachtoffer] met een mes in de linkerarm te steken, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank vindt het meer subsidiaire ten laste gelegde feit, poging tot zware mishandeling, daarom bewezen.
Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van [getuige] niet betrouwbaar zou zijn omdat hij wisselend zou hebben verklaard en zijn verklaring mede is gebaseerd op hetgeen hij van zijn moeder heeft gehoord, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht de verklaring van [getuige] wel betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, voor zover hij heeft verklaard over hetgeen hij zelf heeft gezien. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding zijn verklaring buiten beschouwing te laten.
Feit 2
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van verdachte in de nacht van 30 maart 2023 gekwalificeerd kan worden als poging tot zware mishandeling (primair) of mishandeling (subsidiair).
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte zijn partner, [slachtoffer] , in de nacht van 30 maart 2024 wakker heeft gemaakt door tegen haar benen te trappen/schoppen, haar in het gezicht heeft geslagen en gestompt, aan de haren heeft getrokken en met een mes in de bovenarm heeft geprikt.
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen vol opzet dan wel voorwaardelijk opzet heeft gehad om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer] . Ten aanzien van het met een mes in de bovenarm prikken overweegt de rechtbank in het bijzonder dat niet is komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel was.
De rechtbank zal verdachte daarom van feit 2 primair vrijspreken. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde mishandeling overweegt de rechtbank als volgt.
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer. De rechtbank dient te beoordelen of de feitelijke toedracht, zoals door verdachte aan het verweer ten grondslag is gelegd, aannemelijk is geworden. Verdachte heeft verklaard dat iemand boven op hem zat en hem met een kussen probeerde te verstikken. Het dossier bevat geen aanknopingspunten die deze verklaring van verdachte ondersteunen. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat sprake is geweest van een aanval van aangeefster richting verdachte waartegen verdachte zich moest verdedigen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde.
Feit 3
[getuige] heeft verklaard dat hij op 30 maart 2023 heeft gehoord dat verdachte, op het moment dat hij zijn moeder stak, zei: “als je de politie gaat bellen zal ik jou slachten. Wolla, ik zweer het”. [9] Aangeefster [slachtoffer] heeft in een aanvullend verhoor, in reactie op een vraag van de verbalisant, verklaard dat het klopt dat haar echtgenoot dit tegen haar heeft gezegd. [10]
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen vindt de rechtbank de onder feit 3 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 meer subsidiair, het onder feit 2 subsidiair en onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks30 maart 2023 (in de ochtend), te [plaats] , ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] (verdachtes echtgenote), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, door opzettelijk meermalen,
althans eenmaal,
stekende
bewegingen te maken in de richting van de buik, althans het (boven)lichaam van genoemde [slachtoffer]
en/of door meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in de arm
(en) en/of ellebo
(o
)g
(en)
van genoemde [slachtoffer] te steken
en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
in of omstreeks de nacht van 29 maart 2023op 30 maart 2023, te [plaats] , [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote), heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer]
meermalen, althanseenmaal, tegen haar lichaam aan (wakker) te trappen en/of te schoppen en
/ofdoor haar meermalen,
althans eenmaal, (met kracht) in/tegen haar gezicht/
hoofdte stompen en/of te slaan en
/ofdoor haar aan haar haren (vast) te pakken
en/of mee te slepenen/
ofdoor haar meermalen,
althans eenmaal, (met kracht)met een mes in haar (boven)arm
(en) en/of ellebo(o)g(en) en/of hand(en) te steken en/of te snijden en/ofte prikken;
3.
hij
in of omstreeks de nacht van 29 maart 2023op 30 maart 2023, te [plaats] , [slachtoffer] (zijnde verdachtes echtgenote), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,hierin bestaande dat hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] ,
dreigend (en/of met een mes in zijn, verdachtes, hand) de woorden heeft toegevoegd: “Als je de
politie gaat bellen, zal ik jou slachten. Wolla, ik zweer het…,”
althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling
feit 2 subsidiair:
mishandeling
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Ook heeft de officier van justitie verzocht om oplegging van een gedragsbeïnvloedende en -beperkende maatregel voor een periode van 3 jaar. De officier van justitie heeft gevraagd het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gevraagd om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote op 30 maart 2023. Hij heeft zijn partner op die dag, op twee verschillende momenten, in het gezicht geslagen, aan de haren getrokken en met een mes in haar arm gestoken. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring is gebleken hoeveel impact de situatie heeft op aangeefster en haar kinderen. De rechtbank weegt daarnaast in strafverzwarende zin mee dat de feiten hebben plaatsgevonden in de huiselijke sfeer en in het bijzijn van de toentertijd minderjarige zoon van verdachte en aangeefster.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van de psycholoog van 11 juni 2024. Daaruit volgt dat er aanwijzingen zijn voor een psychiatrisch toestandsbeeld in de aanloop tot het ten laste gelegde in de vorm van een waanstoornis of een depressie met psychotische kenmerken. In het rapport is beschreven dat verdachte mogelijk steeds meer meegezogen is geweest in zijn preoccupaties met betrekking tot de vermeende ontrouw van zijn partner en dat hij uiteindelijk overgegaan is tot het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over en gaat er op basis van die conclusies vanuit dat bij de ten laste gelegde feiten sprake is geweest van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank houdt daarmee rekening bij het bepalen van de straf.
Uit het rapport van de reclassering van 17 juni 2024 volgt dat het risico op herhaling van ernstig (huiselijk) geweld met letsel tot gevolg kan worden ingeschat als hoog, vanwege de (wisselende) opvattingen van verdachte met betrekking tot geweld binnen partnerrelaties, zijn psychiatrisch toestandsbeeld, persoonlijkheidsproblematiek en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht, opname in een zorginstelling, wonen bij een instelling, ambulante behandeling, een locatieverbod en een contactverbod. Vanwege de beperkte responsiviteit van verdachte, adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 654 dagen, waarvan
180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd in
voorarrest doorgebracht, passend. De rechtbank verstaat onder het voorarrest mede de tijd
die verdachte in [verblijfplaats] (gesloten opname) heeft doorgebracht in het kader van de
schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de
door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De voorwaarden
worden dadelijk uitvoerbaar verklaard, nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een
misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het
lichaam van een of meer personen en er, blijkens het reclasseringsadvies, ernstig rekening
mee moet worden gehouden dat hij wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.
Daarnaast zal de rechtbank een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opleggen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het, geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 135,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade dient te worden afgewezen, omdat niet is vast komen te staan dat de kleding van aangeefster is beschadigd. Bovendien gaat het om slaapkleding. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht om de hoogte van het bedrag te matigen tot € 500,-
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 100,- voor twee truien. Bij gebrek aan aankoopbonnen kan slechts een schatting worden gemaakt van het bedrag. De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen. De rechtbank zal de gevorderde schade schatten op € 50,-. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank acht de post ziekenhuisdaggeldvergoeding, ter hoogte van € 35,-, voldoende onderbouwd en zal dit bedrag toewijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het tenlastegelegde feit heeft de benadeelde fysiek letsel en psychische klachten opgelopen waar zij tot op heden last van heeft. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade voldoende is onderbouwd en ziet, gelet op de aard, de ernst en de omstandigheden van het bewezenverklaarde, geen reden om het schadebedrag te matigen. De rechtbank zal de vordering daarom in haar geheel toewijzen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 30 maart 2023 wettelijke rente over de toegewezen bedragen aan materiële en immateriële schade verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38z, 45, 57, 285, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit en het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 654 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich bij Reclassering Nederland, regio Oost. Hij meldt zich op de door hen aangegeven tijdstip en locatie, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt. Verdachte volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd waar verdachte aan zal werken om deze te behalen.
o
Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen bij [verblijfplaats] of een soortgelijke (forensische) zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Tevens houdt hij zich aan de afspraken die in het behandelplan staan/worden opgenomen, waaronder de afspraak dat verdachte meewerkt aan de behandeling, geen agressie laat zien en er wordt gewerkt met een waarschuwingssysteem als hij niet meewerkt/zich niet aan afspraken houdt. Als de kliniek en de reclassering een overgang naar een forensische psychiatrische afdeling zoals een FPA of een woonvoorziening van een zorginstelling gewenst vinden, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing. De opname wordt beperkt tot maximaal 1 jaar.
o
Wonen bij zorginstelling
Verdachte verblijft in een wooncentrum van een (forensische) zorginstelling zoals ’s Heeren Loo / Noorderbrug of soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
o
Ambulante behandeling
Verdachte werkt mee aan een ambulante behandeling door een (forensische) zorgverlener, indien geïndiceerd door [verblijfplaats] of soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling sluit aan op de opname en wordt gevolgd zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
o
Locatieverbod (met elektronische monitoring)
Verdachte bevindt zich niet binnen de gemeentegrenzen van [plaats] , zolang de reclassering dat nodig acht. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod, op het moment dat hij uitstroomt bij [verblijfplaats]. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen.
o
Contactverbod
Zolang de reclassering dat in samenspraak met het Openbaar Ministerie nodig vindt, heeft of zoekt verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden (en het uit te oefenen toezicht) dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. De rechtbank verstaat daaronder mede de tijd die verdachte in [verblijfplaats] heeft doorgebracht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 85,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 5.085,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon (voorzitter), mr. Y. Yeniay-Cenik en
mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2024.
mr. J.M. Hollebrandse is
buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023139009, gesloten op 24 mei 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 10-12.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 12-13.
4.Letselrapportage, p. 39-41.
5.Letselinterpretatie, p. 50.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 53-54, 56-57 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de RC op 21 december 2023.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2024.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte p.97-105
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 55.
10.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, p. 18.