ECLI:NL:RBGEL:2024:4548

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
05.191364.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 14-jarige jongen voor mishandeling en bedreiging met een mes

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 14-jarige jongen veroordeeld voor mishandeling en bedreiging. De jongen werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] op 30 juli 2023 in Nijmegen, waarbij hij meerdere keren tegen het lichaam en hoofd van het slachtoffer sloeg. Daarnaast bedreigde hij het slachtoffer met een mes en heeft hij een telefoon van het slachtoffer vernield. De rechtbank sprak de jongen vrij van enkele feiten, maar oordeelde dat de mishandeling en bedreiging wettig en overtuigend bewezen waren. De rechtbank legde een werkstraf op van 132 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychologische problemen, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf om verdere begeleiding en behandeling mogelijk te maken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De benadeelde partij [slachtoffer 1] kreeg een schadevergoeding van €750,- aan smartengeld toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] werd afgewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/191364-23 en 05/172775-22 (TUL)
Datum uitspraak : 16 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
geregistreerd op het adres de [adres] , [postcode] [plaats] ,
thans verblijvende bij [verblijfplaats]
raadsman: mr. J. Velthoven, advocaat in Tiel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meermalen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft
geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Nijmegen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door één of meermalen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of te duwen;
2
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Nijmegen opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon (IPHONE7), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
3
hij op of omstreeks 30 juli 2023 te Nijmegen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes te pakken en/of vervolgens in de richting van die [slachtoffer 1] is gelopen en/of (daarbij/voorafgaand/daarna) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ga zitten of ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij op of omstreeks 9 juni 2023 te Nijmegen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga [naam 1] en [naam 2] voor het treinspoor gooien" en/of "Als ik [naam 2] tegenkom dan steek ik dr neer na wat ze heeft gezegt over [naam 3] " en/of "Er zijn al vrienden aan het rondrijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen en vraagt daarvoor vrijspraak. Niet kan worden aangetoond dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde feit. Niet kan worden vastgesteld hoe hard de klappen waren. De raadsman refereert voor wat betreft de bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het (voorwaardelijk) opzet op zwaar lichamelijk letsel niet kan worden bewezen en spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank zal verdachte veroordelen ter zake van het subsidiair tenlastegelegde. Omdat er voor het subsidiaire feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 10-11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 juli 2024.
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Het is onvoldoende duidelijk geworden of de telefoon tijdens het incident en door handelen van verdachte kapot is gegaan.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij kort een mes in zijn handen heeft gehad. Hij ontkent bedreigingen te hebben geuit. De verklaringen van de getuigen komen op dat punt niet overeen. Het is onvoldoende duidelijk wanneer het mes is vastgepakt, of dat voor of na de mishandeling is geweest. Ook staat niet vast of verdachte bij het pakken van het mes op grote afstand van het slachtoffer stond of niet. De ruimte waar alle aanwezigen stonden was klein. Het alleen pakken van een mes is onvoldoende om te komen tot een veroordeling voor een bedreiging. De verdediging bepleit dan ook vrijspraak voor de bedreiging.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging gepleegd op 30 juli 2023. In die aangifte staat het volgende. [slachtoffer 1] was die avond samen met [naam 4] , verdachte en [naam 5] . Op een gegeven moment veranderde de sfeer en ontstond er ruzie. Verdachte pakte in de keuken een groot mes. Met het mes kwam verdachte naar [slachtoffer 1] toe en riep: “
Ga zitten of ik steek je neer”. [slachtoffer 1] ging zitten. Verdachte begon [slachtoffer 1] te duwen en te slaan. [slachtoffer 1] wilde vluchten, maar kon niet weg uit de woning, omdat de deur op slot zat en verdachte de sleutel had. [2]
[naam 4] heeft verklaard dat er ruzie ontstond tussen verdachte en [slachtoffer 1] en dat verdachte [slachtoffer 1] sloeg. [slachtoffer 1] rende weg richting de gang. Verdachte pakte een groot mes van de eettafel in de woonkamer en rende hiermee achter [slachtoffer 1] aan. [3]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er ruzie ontstond en dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen. Verdachte zag een groot keukenmes op de tafel in de woonkamer liggen en pakte het op. [4] Hij heeft het mes vervolgens weer teruggelegd. Hij heeft er niet mee gedreigd of bedreigd.
De rechtbank acht gelet op de aangifte en de verklaringen van de getuige wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes heeft bedreigd. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde handeling, het oppakken van mes in een kleine ruimte, waar op dat moment een ruzie gaande was en daarmee naar [slachtoffer 1] toelopen , een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling jegens [slachtoffer 1] opleveren. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Feit 4
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 subsidiair en 3 heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks30 juli 2023 te Nijmegen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door één of meermalen tegen/op het lichaam en
/ofhet hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen
en/of te schoppen en/of te trappenen/of te duwen;
3
hij op
of omstreeks30 juli 2023 te Nijmegen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door een mes te pakken en
/ofvervolgens in de richting van die [slachtoffer 1] is gelopen
en/of (daarbij/voorafgaand/daarna) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ga zitten of ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
mishandeling
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunten
De officier van justitie en de verdediging verzoeken rekening te houden met het advies van de rapporterend GZ-psycholoog verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Uit het psychologisch rapport opgesteld door E.M. van Engers, GZ-psycholoog, van 3 november 2023 volgt onder meer dat de ten laste gelegde mishandeling kan worden gezien als een doorbraak van agressieve impulsen. De deskundige adviseert de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank volgt de psycholoog in haar oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het bewezenverklaarde aan de orde was en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De rechtbank zal dan ook de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie, waarvan 48 (achtenveertig) uren voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast verzoekt de officier van justitie oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het afdoeningsvoorstel van de officier van justitie passend is. Verdachte heeft nog een lange weg te gaan.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en aan bedreiging met een mes. Verdachte kreeg ruzie met het slachtoffer en hij heeft haar vervolgens meerdere malen geslagen, waardoor het slachtoffer flink letsel heeft opgelopen. Het slachtoffer kon de woning niet verlaten omdat de deuren op slot waren. Het slachtoffer verkeerde in dusdanige angst dat zij zich genoodzaakt voelde om van het balkon te springen. Dit alles moet voor het slachtoffer een angstige ervaring zijn geweest. De verdachte heeft door het plegen van deze feiten blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de gezondheid en welzijn van het slachtoffer. Het zijn ernstige feiten die de verdachte in hoge mate worden aangerekend.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 4 juni 2024 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit en dat hij nog in een proeftijd liep.
Uit het psychologische rapport van 3 november 2023 volgt dat bij verdachte een posttraumatische stressstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis is vastgesteld. De stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Uit de klinische taxatie volgt dat er een aanzienlijk risico is op recidive van geweld. De verstoorde agressieregulatie is al op jonge leeftijd aanwezig en is een slechte prognose voor de latere ontwikkeling. De motivatie van verdachte om nu in behandeling te willen gaan voor zijn PTSS zou een beschermende factor kunnen zijn. Verder is hij (laag)gemiddeld intelligent al volgt hij reeds 2 jaar nog weinig onderwijs. De IQ-scores zijn eerder een onderschatting van zijn werkelijke mogelijkheden. Zorgelijk is het enorme spanningsveld tussen ouders die elkaar verwijten, nauwelijks constructief met elkaar kunnen communiceren en waar verdachte tussen staat of bij wordt betrokken. Verdachte accepteert van hen beiden geen gezag meer noch sturing van zijn gedrag. Ten opzichte van vader is er veel rancune en boosheid en naar moeder stelt hij zich zelfbepalend op. Daarnaast bevindt hij zich in een grote groep van (oudere) vrienden en begeeft hij zich in riskante situaties. Er zijn signalen van drugs, bedreiging op straat, het in bezit hebben van wapens en dure goederen. Zorgwekkend is de zelfbepalende houding van deze 14-jarige jeugdige die buitenshuis als het ware een ander leven leidt waar weinig grip en zicht op is. Om recidive te voorkomen is behandeling en begeleiding nodig voor de normoverschrijdende gedragsstoornis en de onderliggende PTSS. De deskundige adviseert om verdere behandeling in te zetten zoals agressieregulatietherapie, cognitieve of schematherapie. Het is aanbevolen om in het strafrechtelijke kader bijzondere voorwaarden voor behandeling op te leggen naast een deels voorwaardelijke sanctionering, aldus de deskundige.
De jeugdreclasseerder heeft in het rapport van 12 juni 2024 de rechtbank geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld de voorwaarde dat verdachte meewerkt aan jeugdreclasseringstoezicht en met de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan behandeling bij de Waag, zich houdt aan de afspraken en regels bij [verblijfplaats] (of een soortgelijke instelling) en meewerkt aan dagbesteding/school.
Uit het rapport van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de Raad) van 28 juni 2024 volgt dat de Raad zich zorgen maakt over de kwetsbaarheid van verdachte door zijn belaste verleden, de persoonlijke problematiek waar hij mee kampt en dat verdachte geen openheid wil geven over de contacten die hij heeft. De Raad meent daarom dat het van belang is dat verdachte voor langere tijd toezicht, controle en sturing krijgt, van iemand van buitenaf. Binnen deze begeleiding moet aandacht zijn voor het versterken van vaardigheden, houding, agressie, vaardigheden en vrije tijd. Om recidive te voorkomen is behandeling en begeleiding nodig voor de PTSS en normoverschrijdende gedragsstoornis. Verdachte heeft de ambulante behandeling bij Pro Persona voor zijn PTSS zelf gestopt. De jeugdreclasseerder onderzoekt wat de Waag hierin kan bieden. Naast de benodigde behandeling voor de PTSS is het nodig dat er behandeling komt voor de gedragsstoornis. Het is aanbevolen om verdere behandeling in te zetten zoals agressieregulatietherapie, cognitieve of schematherapie. Nu verdachte bij [verblijfplaats] verblijft en daar rust ervaart, ontstaat er mogelijk een goede basis om de bedreigde ontwikkeling van verdachte bij te sturen. Bij [verblijfplaats] is sprake van een prille positieve ontwikkeling en de Raad acht het van belang dat deze ontwikkeling niet onderbroken wordt. De Raad acht jeugddetentie daarom niet passend omdat hierdoor de plaatsing bij
[verblijfplaats] en daarmee de ontwikkeling die gaande is wordt onderbroken.
De Raad meent dan ook dat gezien de zorgen op meerdere leefgebieden verplichte begeleiding van de jeugdreclassering nodig is. Het dynamisch risicoprofiel wordt op hoog ingeschat en er zijn zorgen op de gebieden houding, agressie, vaardigheden en werk/vrijetijd. Binnen deze maatregel kan de jeugdreclasseerder toezien op het functioneren van verdachte, hem bijsturen en samen met de gezinsvoogd bekijken welke behandeling/hulp voor verdachte nodig is om te zorgen dat hij niet meer met justitie in aanraking komt. Omdat verdachte niet over dagbesteding beschikt acht de Raad een werkstraf passend en mogelijk. Ook zit hierin een pedagogische meerwaarde omdat verdachte dan consequenties van zijn handelen ervaart. Wel ziet de Raad een toegevoegde waarde in een deels voorwaardelijke werkstraf, onder de voorwaarde dat verdachte meewerkt aan de benodigde behandeling en begeleiding.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij hulp heeft gehad met EMDR en dat het voor hem is afgerond. Zijn boosheid is minder geworden en ook heeft hij minder flashbacks van heftige gebeurtenissen in het verleden. Hij is minder opgefokt en agressief. Hij zal binnenkort starten met dagbesteding op een zorgboerderij. Hij heeft een nieuwe vriendin, die een goede invloed heeft op hem. Hij gebruikt nog wel softdrugs, maar veel minder. Om geheel te stoppen heeft hij geen hulp nodig. Hij heeft geen verslaving. Verdachte staat wel open voor andere hulp en zal daaraan meewerken. Hij wil verder met zijn leven, zonder veel gedoe.
De gezinsvoogd heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij goed contact heeft met verdachte, maar dat zij met elkaar botsen op het moment dat zij tegen zijn zin besluiten neemt. Verdachte neemt het haar kwalijk dat hij op dit moment niet meer thuis woont. Sinds verdachte bij [verblijfplaats] woont, ziet de gezinsvoogd een bepaalde rust bij verdachte. Verdachte heeft nog steeds moeite met het accepteren van gezag en ook is hij zelfbepalend. Er zijn zorgen over de vrienden van verdachte. Door deze vrienden komt verdachte steeds in problemen. Ook gaat het beter met verdachte als er geen meisje in het spel is. Verdachte heeft EMDR behandeling gehad bij Pro Persona. De gezinsvoogd is daarbij niet betrokken en is verbaasd hoe Pro Persona hiermee is omgegaan. Verdachte is zelf gestopt en heeft een eindgesprek gehad. Een eindverslag is niet opgemaakt.
De jeugdreclasseerder heeft naar voren gebracht dat het contact met verdachte goed verloopt. Zij beaamt dat behandeling noodzakelijk is. Vanwege de jonge leeftijd van verdachte is het moeilijk om voor hem een passende plek te vinden. Op dit moment wordt gekeken of behandeling bij de Waag een mogelijkheid is.
De zittingsvertegenwoordiger van de Raad heeft naar voren gebracht dat de Raad nog steeds achter het advies staat. Een voorwaardelijke jeugddetentie wordt niet geadviseerd omdat verdachte nu rust ervaart bij [verblijfplaats] en de Raad wil voorkomen dat dit in gevaar wordt gebracht.
Straf
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor feiten als mishandeling en bedreiging wordt een werkstraf voorgestaan.
De rechtbank is met de Raad van mening dat een (deels voorwaardelijke) taakstraf een passende sanctie is. De rechtbank neemt het advies van de Raad over en zal aan verdachte geen al dan niet voorwaardelijke jeugddetentie opleggen, maar een deels voorwaardelijke taakstraf. Gelet op de ernst van de feiten en het gegeven dat verdachte nog in een proeftijd liep is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke straf niet passend is. De ernst van de feiten dient in de strafoplegging tot uitdrukking te komen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 132 uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 66 dagen, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest.
Het voorwaardelijke strafdeel en de bijzondere voorwaarden worden mede opgelegd om ervoor te zorgen dat de begeleiding van de jeugdreclassering kan worden voortgezet. Ter zitting is gebleken dat de noodzaak van toezicht bestaat. De rechtbank sluit wat betreft de bijzondere voorwaarden aan bij het advies van de Raad.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Vordering [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met de feiten 1,2 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 75,00 aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de materiële schadevergoeding dient te worden verklaard nu zij vrijspraak heeft gevorderd. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de hoogte van het gevorderde smartengeld gerefereerd, met toekenning van de wettelijke rente. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Gelijk de officier van justitie heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de materiële schadevergoeding dient te worden verklaard nu vrijspraak is bepleit. Ten aanzien van de gevorderde smartengeld heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. Een bedrag van 500 of 750 euro zou meer billijk zijn.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij vordert vergoeding voor haar kapotte telefoon. Verdachte is vrijgesproken voor dat feit, omdat niet is komen vast te staan of de telefoon tijdens het incident en door handelen van verdachte kapot is gegaan. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Immateriële schade
Naar vaste jurisprudentie heeft een benadeelde partij recht op vergoeding van immateriële schade als op grond van aard en ernst van het strafbare feit de nadelige gevolgen zonneklaar zijn.
De benadeelde partij heeft letsel opgelopen door de gepleegde mishandeling. Artikel 6:106 BW biedt vanwege het opgelopen letsel een grondslag voor de toekenning van een bedrag aan immateriële schade. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 750,-. Daarbij is gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het toegebrachte letsel, de gederfde levensvreugde en de (psychische) gevolgen die de benadeelde ten gevolge van het bewezenverklaarde feit, heeft ondervonden. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, te weten
30 juli 2023.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal verdachte in de kosten van de benadeelde partij worden veroordeeld, tot op heden begroot op nul
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd
Vordering [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 4 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 275,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat zij vrijspraak heeft gevorderd voor feit 4.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat vrijspraak voor feit 4 is bepleit.
Overweging van de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken van feit 4. Daarom zal de rechtbank de vordering afwijzen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/172775-22)

De kinderrechter bij de rechtbank Gelderland heeft verdachte op 23 september 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Verdachte wist dat hem een voorwaardelijke taakstraf boven het hoofd hing en is desondanks door gegaan met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de voorwaardelijk opgelegde straf geheel ten uitvoer te leggen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten twee en vier;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstraf,te weten een
werkstraf van 132 (honderd tweeëndertig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 66 (zesenzestig) dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten veertig uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte wordt verplicht zich onder behandeling van de Waag of soortgelijke instelling te stellen;
- verdachte meewerkt aan de plaatsing bij [verblijfplaats] of een soortgelijke instelling en zich houdt aan de regels/afspraken die daar gelden;
- verdachte dagbesteding heeft en daar ook daadwerkelijk aanwezig is.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland, afdeling Jeugdreclassering te Nijmegen tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 23 september 2022 door de kinderrechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 30 (dertig) uren werkstraf te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis (parketnummer 05/172775-22);
Vordering [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Vordering [slachtoffer 2]
 wijst de vordering tot smartengeld af;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Pas voorzitter tevens kinderrechter, mr. I.D. Jacobs en mr. M.W. Stoet, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2024.
mr. C.L. Pas en mr. M.W. Stoet zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023350032, gesloten op 1 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 10-11.
3.Proces-verbaal verhoor getuigen, p. 30-31.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.