ECLI:NL:RBGEL:2024:4502

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
C/05/424575 / FA RK 23-2805
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en afwijzing verzoek ondertoezichtstelling in familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 juni 2024 uitspraak gedaan in een familiekwestie betreffende de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de zorgregeling gewijzigd en een verdeling van de feestdagen en vakanties vastgesteld. Het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een informatieregeling is afgewezen, evenals haar verzoek tot ondertoezichtstelling. De ouders hebben gezamenlijk gezag over de kinderen en zijn verplicht elkaar te informeren over zaken die hen aangaan. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling niet zijn vervuld, ondanks de zorgen die de moeder heeft geuit over de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders zich inzetten om de zorgen weg te nemen en dat er al hulpverlening betrokken is. De rechtbank heeft de zorgregeling aangepast, zodat de kinderen in de even weken van vrijdag 18:30 uur tot zondag 18:30 uur bij de vader verblijven. Tevens is de verdeling van vakanties en feestdagen vastgelegd, waarbij de ouders in overleg afspraken maken over de zomervakantie. De rechtbank benadrukt dat het aan de ouders is om goed met elkaar te overleggen in het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/424575 / FA RK 23-2805
Datum uitspraak: 26 juni 2024
beschikking zorgregeling, informatieregeling en ondertoezichtstelling
in de zaak van
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. R.M. Bissumbhar te Barneveld
tegen
[naam vader](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat jhr. mr. M.L.E. Storm van 's Gravesande te Ede

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 9 april 2024;
- het F9-formulier met bijlage van mr. R.M. Bissumbhar van 30 mei 2024;
- het F9-formulier met bijlagen van jhr. mr. M.L.E. Storm van ’s Gravesande van 3 juni 2024;
- het F9-formulier met bijlage van mr. R.M. Bisshumbhar van 3 juni 2024;
- de brief met bijlagen van mr. R.M. Bisshumbhar van 4 juni 2024, ingekomen bij de griffie op 7 juni 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 13 juni 2024 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.M. Bissumbhar;
- de vader, bijgestaan door jhr. mr. M.L.E. Storm van 's Gravesande;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
Bij beschikking van 9 april 2024 heeft de rechtbank het door de vader aan de moeder te betalen bedrag aan kinderalimentatie zoals vastgelegd in het ouderschapsplan gewijzigd en een nieuw bedrag aan kinderalimentatie vastgesteld. De verzoeken over de zorgregeling, de informatieregeling en de ondertoezichtstelling heeft de rechtbank aangehouden. De advocaat van de moeder is verzocht om uiterlijk twee weken voor de nieuwe mondelinge behandeling, op grond van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, stukken van de ingezette hulpverlening te overleggen waaruit blijkt waar zij aan werken, wat het doel is en wat de stand van zaken is. Het meer of anders verzochte heeft de rechtbank afgewezen.

2.Het nadere standpunt van de moeder

2.1.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen en dat er een ondertoezichtstelling nodig is. De moeder vindt het tijd dat een jeugdbeschermer de regie in het gezin neemt en in het belang van de kinderen met oplossingen gaat komen. Uit de overgelegde verslagen blijkt dat [minderjarige 1] gevoelig is voor loverboyproblematiek. De moeder vindt het belangrijk dat hier aandacht aan wordt besteed. Ook hebben de kinderen last van de manier waarop de omgangsregeling verloopt. De trajecten van de afgelopen vijf jaar hebben niet geleid tot het wegnemen van de zorgen. Het lukt de gemeente niet om de regie te voeren. De moeder vraagt zich daarom af of de aanvaardbare termijn als bedoeld in artikel 1:255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek inmiddels is verstreken. Beide ouders willen rust en stabiliteit, maar het lukt niet om dit in het vrijwillig kader te creëren. Daarnaast heeft de moeder het gevoel dat zij intensiever dan de vader deelneemt aan het traject van Timon. De gemeente heeft op dit moment niet de mogelijkheid om de vader ertoe te bewegen de afspraken na te komen.
2.2.
De moeder persisteert bij haar wens om de zorgregeling te laten verlopen zoals opgenomen in het ouderschapsplan. Die regeling wordt nu weer gevolgd en de moeder merkt dat dit de kinderen rust geeft. Ten aanzien van de vakanties en feestdagen staat de moeder voor alles open, mits de vader uitvoering aan de regeling kan geven. De afgelopen jaren is namelijk gebleken dat dit de vader niet lukt. Verder heeft de moeder naar voren gebracht dat zij de vader van informatie voorziet. Ook heeft de vader als gezaghebbende ouder toegang tot de schoolapp van de kinderen. Het is volgens de moeder niet aan haar om de informatie die de vader zelf kan verkrijgen aan de vader over te brengen.

3.Het nadere standpunt van de vader

3.1.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij zijn verzoek over de uitbreiding van de zorgregeling handhaaft, omdat dit in het belang van de kinderen is. Ook blijft de vader bij zijn verzoek tot verdeling van de vakanties en feestdagen, waarbij de vakanties tussen de ouders bij helfte worden verdeeld. De vader wil graag dat de kinderen in de zomervakantie een aaneengesloten periode bij hem verblijven, zodat zij niet – net als vorig jaar – in de weekenden terug naar moeder moeten. Daarnaast heeft de vader bij zijn werkgever laten vastleggen dat hij de kerst- en zomervakantie vrij heeft voor de kinderen. Over de ondertoezichtstelling die moeder verzoekt, heeft de vader naar voren gebracht dat hij ziet dat er zorgen zijn, maar dat niet aan het wettelijk criterium voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. De vader refereert zich op dit punt echter aan de beslissing van de rechtbank.

4.Het nadere standpunt van de Raad

4.1.
Hoewel de Raad zorgen over de kinderen ziet waar hulpverlening voor nodig is, kan de Raad het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling niet onderbouwen. De ouders willen zich inzetten en zetten zich ook al in om de zorgen weg te nemen. Het wijkteam is al langere tijd betrokken. [Naam] van de gemeente voert de regie. Indien aanleiding wordt gezien voor een gedwongen kader dan kan het wijkteam een jeugdbeschermingstafel beleggen. Dit is volgens de Raad de eerste stap. Over de verzoeken over de zorgregeling zal de rechtbank een beslissing moeten nemen en heeft de Raad geen concreet advies.

5.De verdere beoordeling

Ondertoezichtstelling

5.1.
Bij brief van 26 maart 2024 heeft de moeder de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van één jaar verzocht. De moeder stelt dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en het vrijwillig kader onvoldoende toereikend is gebleken om deze bedreiging in hun ontwikkeling weg te nemen. De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij geen verzoek tot ondertoezichtstelling zal indienen. De moeder is daarom op grond van artikel 1:255 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek ontvankelijk in haar verzoek.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat niet wordt voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling als genoemd in artikel 1:255 van het BW. Met de Raad en de ouders is de rechtbank van oordeel dat er zorgen zijn over de kinderen en dat hulpverlening nodig is. De rechtbank kan echter onvoldoende vaststellen dat de zorgen zodanig zijn dat sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen. Dat [minderjarige 1] gevoelig zou zijn voor loverboyproblematiek in de toekomst, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er op dit moment sprake is van een ernstige bedreiging in haar ontwikkeling. Ook het verschil van visie over een passende zorgregeling voor de kinderen is geen ernstige ontwikkelingsbedreiging. Bovendien kan een jeugdbeschermer geen regie voeren op zorgregeling die bij beschikking is vastgesteld. Wat betreft de overige criteria voor een ondertoezichtstelling geldt dat blijkt dat het wijkteam van de gemeente, meer specifiek [Naam] als regievoerder, al langere tijd bij het gezin is betrokken. Beide ouders staan open voor deze regievoering en de hulpverlening die [Naam] adviseert. Beide ouders zijn bereid om zich in te zetten om de zorgen weg te nemen en hierover gesprekken met hulpverlening te voeren. De rechtbank volgt het standpunt van de advocaat over de overschrijding van de aanvaardbare termijn als bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek niet. De aanvaardbare termijn als bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek ziet niet op de duur van betrokkenheid van hulpverlening in het vrijwillig kader en de bereikte resultaten binnen dat kader. In navolging van de Raad overweegt de rechtbank verder dat het beleggen van een jeugdbeschermingstafel de eerstaangewezen route is, indien de ouders of het wijkteam van oordeel zijn dat een gedwongen kader nodig is.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afwijzen.
Zorgregeling
5.4.
Op grond van artikel 1:377e gelezen in samenhang met artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een door de ouders onderling getroffen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.5.
Bij beschikking van 9 april 2024 is reeds overwogen dat vaststaat dat de vader sinds eind oktober 2021 geen omgang meer heeft met [minderjarige 3] . Ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is gebleken dat de ouders een ruime periode uitvoering hebben gegeven aan een andere zorgregeling dan die is opgenomen in het ouderschapsplan. De rechtbank is van oordeel dat dit een relevante wijziging van omstandigheden is die een herbeoordeling van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] rechtvaardigt.
5.6.
Bij beschikking van 9 april heeft de rechtbank overwogen over onvoldoende informatie te beschikken om te beoordelen welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. De moeder is verzocht om stukken van de ingezette hulpverlening te overleggen, waaruit blijkt waar zij aan werken, wat het doel is en wat de stand van zaken is. De moeder heeft inmiddels nadere stukken overgelegd.
5.7.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders toegelicht dat de omgang tussen de vader en de kinderen op dit moment nog steeds plaatsvindt volgens de regeling zoals vastgelegd in het ouderschapsplan. De moeder wenst deze regeling te behouden, maar de vader wil graag een uitbreiding van deze regeling met de vrijdag. De omgang tussen de vader en de kinderen verloopt goed en de rechtbank is van oordeel dat een uitbreiding van deze regeling naar de vrijdag passend is. De problemen rondom de omgang zijn met name gelegen in de communicatie op ouderniveau en voor de kinderen is reeds hulpverlening betrokken. Daarbij overweegt de rechtbank dat de omgang een geruime tijd heeft plaatsgevonden op de wijze zoals de vader verzoekt. De moeder heeft de zorgregeling eenzijdig teruggedraaid naar de regeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan. Dat de kinderen volgens de moeder rust ervaren door de wijze waarop de omgang op dit moment verloopt, maakt volgens de rechtbank niet dat geen uitbreiding kan plaatsvinden. De reeds aanwezige structuur in de omgangsmomenten zal ook na een uitbreiding aanwezig blijven. Daarbij verzoekt de vader niet een dusdanige uitbreiding dat er een grote verandering voor de kinderen zal plaatsvinden, mede omdat zij eerder ook al op de vrijdag bij de vader verbleven. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader toewijzen, wat inhoudt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de even weken van vrijdag 18:30 uur tot zondag 18:30 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdag bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen op zondag weer bij de vader ophaalt.
5.8.
Over de verdeling van de vakanties en feestdagen heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij voor alles openstaat, mits de vader uitvoering kan en zal geven aan de regeling. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij uitvoering kan geven aan de regeling zoals hij verzoekt. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdeling van de feest- en vakantiedagen vastleggen conform het verzoek van de vader, met de aanvulling dat de ouders steeds aan het einde van een kalenderjaar afspraken maken over de verdeling van de vakanties in het opvolgende jaar. De rechtbank benadrukt dat het aan de ouders is om in het belang van de kinderen goed met elkaar in overleg te treden over de verdeling van vakanties.
5.9.
Tijdens de mondelinge behandeling is met (de advocaten van) de ouders besproken dat de ouders na de mondelinge behandeling de concrete verdeling van de zomervakantie in het jaar 2024 zullen afspreken. Besproken is dat de kinderen in verband met een door de moeder geboekte vakantie en de overgang naar de middelbare school in ieder geval in week één en week zes van de zomervakantie in 2024 bij de moeder verblijven. In week drie en week vier van de zomervakantie in 2024 verblijven de kinderen bij de vader. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders de andere twee weken inmiddels onder begeleiding van hun advocaten hebben verdeeld.
Informatieregeling
5.10.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan de wijze waarop informatie inzake belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt gegeven aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd. De rechtbank neemt de beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.11.
De rechtbank zal geen informatieregeling vaststellen. De ouders hebben gezamenlijk gezag over de kinderen en daarin ligt besloten dat zij elkaar moeten informeren over zaken die de kinderen betreffen. De moeder heeft aangegeven dat zij de vader informeert over belangrijke zaken als doktersbezoeken. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder dit blijft doen. Verder overweegt de rechtbank dat – zoals door de moeder naar voren is gebracht – de vader als gezaghebbende ouder de mogelijkheid heeft om zich te laten informeren over de kinderen, bijvoorbeeld door toegang te verkrijgen tot de schoolapp. Het is aan de vader om de stappen te zetten die hiervoor nodig zijn.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 6 april 2020 en het daarvan onderdeel uitmakende ouderschapsplan, en stelt vast als regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de kinderen:
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , en
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
in de even weken van vrijdag 18:30 uur tot zondag 18:30 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen op vrijdag bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen op zondag bij de vader ophaalt;
6.2.
stelt vast dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tijdens de hierna genoemde vakanties en feestdagen als volgt hij de ouders verblijven:
- in de kerstvakantie in de even jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder, waarbij de kinderen op een van de Kerstdagen bij de andere ouder kunnen zijn, en in de oneven jaren andersom;
- in de zomervakantie drie aaneengesloten weken bij de ene ouder zijn en vervolgens drie aaneengesloten weken bij de andere ouder, tussen de ouders in overleg te bepalen
(met uitzondering van de zomervakantie in het jaar 2024, zoals overwogen onder 5.9.);
- in de vakanties die een week duren een extra dag bij de vader zullen zijn, aansluitend op het weekend dat de kinderen al bij de vader zijn;
- op Vaderdag bij de vader en op Moederdag bij de moeder;
- de kinderen zullen zoveel mogelijk in de gelegenheid worden gesteld om bij familieaangelegenheden, zoals verjaardagen van grootouders, ooms en tantes, neefjes en nichtjes en jubilea, aanwezig te kunnen zijn, waarbij de ouders elkaar uiterlijk een maand voor de familieaangelegenheid informeren;
6.3.
verklaart de onder de onder 6.1. en 6.2. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. E.L. de Jongh, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Weijsters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.