ECLI:NL:RBGEL:2024:4499

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
AWB - 22_4769
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering van handhaving tegen gebruik in strijd met bestemmingsplan en geluidsnormen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen de derde-partij, die gebruik maakt van een perceel in strijd met het bestemmingsplan. Eisers, wonend tegenover het perceel, ervaren overlast en stellen dat de activiteiten van de derde-partij niet onder de definitie van 'glastuinbouw' vallen, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat het gebruik van het perceel niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, omdat de derde-partij zich niet bezighoudt met het kweken van gewassen onder glas, wat essentieel is voor de definitie van glastuinbouw. De rechtbank vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde en draagt het college op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat het college niet adequaat heeft aangetoond dat de activiteiten van de derde-partij voldoen aan de geluidsnormen, en dat er onvoldoende rekening is gehouden met relevante geluidbronnen. De rechtbank veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten aan eisers, die in totaal € 4.079,25 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats 1] en,

[eiseres], eisers
(gemachtigde: mr. M.R.A. Arntz),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerde, college

(gemachtigden: [naam gemachtigde], [naam gemachtigde] en [naam gemachtigde]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats 2] (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen de derde-partij.
1.1.
In het besluit van 5 april 2022 heeft het college het verzoek om handhaving van eisers afgewezen. In de beslissing op bezwaar van 26 augustus 2022 is college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door de gemachtigde van eisers en ing. A.C. Barten, (akoestisch deskundige), de gemachtigden van het college en [persoon A] namens de derde-partij.

Totstandkoming van de besluitvorming

2. Eisers hebben op 22 november 2021 het college verzocht om handhavend op te treden tegen overtredingen op het perceel aan [locatie] te [plaats 1]. Op dit perceel is de derde-partij gevestigd. Eisers wonen tegenover dit perceel en ervaren verkeers- en geluidsoverlast. Eisers stellen dat het gebruik in strijd is met het bestemmingsplan en vermoeden dat de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit worden overschreden.
2.2
Het college heeft het verzoek van eisers afgewezen omdat volgens het college geen sprake is van overtredingen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om handhaving. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het gebruik in strijd met het bestemmingsplan?
4. Eisers betogen dat de bedrijfsactiviteiten van de derde-partij in strijd zijn met het bestemmingsplan. Zij wijzen erop dat volgens het bestemmingsplan ter plaatse ‘glastuinbouw’ is toegestaan en ruimte is voor één ‘glastuinbouwbedrijf’. De derde-partij is volgens eisers geen glastuinbouwbedrijf maar een kweker van bomen en haagplanten. Deze bomen en planten worden bovendien aangevoerd van een andere locatie. Op de locatie aan [locatie] worden de bomen en planten ‘gedoucht’, gelabeld en bijgeknipt en blijven de planten soms nog staan om te wortelen om vervolgens te worden gedistribueerd.
4.1.
Het college wijst erop dat het bestemmingsplan niet definieert wat onder ‘glastuinbouw’ en een ‘glastuinbouwbedrijf’ moet worden verstaan. Om die reden moeten deze begrippen de betekenis worden toegekend die in het normaal spraakgebruik gangbaar is. Volgens het college wordt onder glastuinbouw verstaan ‘het kweken van tuinbouwproducten onder glas’ en onder kweken ‘zaaien of poten en verzorgen’. Aangezien de derde-partij zich op de locatie aan [locatie] ook bezighoudt met het verzorgen van bomen en haagplanten en een deel ervan in de kas wordt geplaatst, zijn de activiteiten volgens het college in overeenstemming met het bestemmingsplan.
4.2.
De derde-partij heeft tijdens de zitting bevestigd dat de bomen en planten worden gekweekt op landerijen in de omgeving van [plaats 1]. Deze worden op het perceel gepot, geknipt en gesnoeid. Een gedeelte gaat naar de kas en een gedeelte gaat rechtstreeks weg. Voordat de potten in de kas worden geplaatst gaan deze nog door een ‘douche’ die zich buiten bevindt bij de ingang van de kas. De bomen en planten die in de kas worden gezet staan daar voor een periode variërend van een tot twee dagen tot een aantal maanden. De bomen en planten hebben in de kas minder last van de omstandigheden van buitenaf, maar deze kunnen evengoed buiten staan.
4.3
Planregels moeten vanwege de rechtszekerheid letterlijk worden uitgelegd. [1] De niet bindende toelichting bij het bestemmingsplan heeft in zoverre betekenis dat deze over de bedoeling van de planwetgever meer inzicht kan geven, indien de bestemming en de bijbehorende voorschriften waaraan moet worden getoetst, op zichzelf noch in samenhang duidelijk zijn. [2] Bij gebrek aan aanknopingspunten in het bestemmingsplan en de plantoelichting kan voor de wijze waarop een in het bestemmingsplan opgenomen begrip moet worden uitgelegd aansluiting worden gezocht bij wat in het algemeen spraakgebruik daaronder wordt verstaan. Daarbij mag de betekenis worden betrokken zoals deze in het ‘Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal’ is gegeven. [3]
4.4.
In het bestemmingsplan ‘Buitengebied West’, zoals dat luidt na de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Correctieve herziening buitengebied West’ is aan de gronden de bestemming ‘Agrarisch - Glastuinbouw’ toegekend. De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van de glastuinbouw. [4] Per bestemmingsvlak is één glastuinbouwbedrijf toegestaan. [5] Naast de bestemming ‘Agrarisch - Glastuinbouw’ kent het bestemmingsplan op andere percelen in de omgeving ook de bestemming ‘Agrarisch Kwekerij’. De voor ‘Agrarisch – Kwekerij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het houtteelt-, sierteelt- en boomkwekerijbedrijf. [6] Een boomkwekerij is in het bestemmingsplan wel gedefinieerd, te weten als een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt. [7]
4.5.
In de toelichting bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied West’ staat daarnaast het volgende:
‘Voor wat betreft de agrarische bedrijfsbestemming is een bestemmingsplan in principe gebonden aan wat verstaan wordt onder een agrarisch bedrijf. Daarnaast kan in het bestemmingsplan onderscheid worden gemaakt in ontwikkelingsmogelijkheden voor de verschillende bedrijfstypen. Aan dit onderscheid dienen ruimtelijke overwegingen ten grondslag te liggen.
De gemeente Heerde kiest ervoor een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een boomkwekerij, een houtteeltbedrijf, een sierteeltbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een inweidersbedrijf, een witlofkwekerij of een vis- of wormenkwekerij, uit te sluiten van de definitie van agrarisch bedrijf. Dit betekent dat deze bedrijfstypen niet toegestaan zijn binnen de reguliere agrarische bedrijfsbestemming, die in voorliggend plan is aangeduid met "bouwvlak". Hierna wordt uitgelegd waarom bepaalde bedrijfstypen uitgesloten worden van de reguliere agrarische bedrijfsbestemming.
Glastuinbouwbedrijven zijn bedrijven waarvan de gehele agrarische productie onder (verwarmd) glas plaatsvindt. Omdat het gaat om grote kasoppervlakten, het gaat vaak om minimaal 10.000 m2glas, is aan de bestaande glastuinbouwbedrijven de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" toegekend. Omschakeling van een regulier agrarisch bedrijf naar een glastuinbouwbedrijf is daardoor niet mogelijk.
De ruimtelijke uitstraling van een erf van boomkwekerij-, sierteelt- en houtteeltbedrijven wijkt over het algemeen ook af van het erf van een regulier agrarisch bedrijf. Naast een bedrijfsgebouw is er namelijk ook vaak behoefte aan een ruimte onder glas of folie (kas of tunnelkassen) en soms aan een schaduwhal. Een schaduwhal (ook wel schermhal genoemd) is een vaste constructie met tentdoeken om verbranding van planten door de zon tegen te gaan en de planten tegen extreme weersinvloeden te beschermen. Ook vindt de teelt soms plaats in pot of container. Gekozen is daarom aan deze bedrijven, naast vollegrondstuinbouwbedrijven, een specifieke bestemming "Agrarisch - Kwekerij" toe te kennen.’
4.6.
De rechtbank oordeelt dat het gebruik van het perceel aan [locatie] te [plaats 1] door de derde-partij niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Hoewel de begrippen ‘glastuinbouw’ en ‘glastuinbouwbedrijf’ in het bestemmingsplan niet zijn gedefinieerd, volgt uit de toelichting dat het bij glastuinbouwbedrijven gaat om bedrijven waarbij ‘de gehele agrarische productie’ onder (verwarmd) glas plaatsvindt. Dat is bij de derde-partij niet het geval. Daarnaast maken de toelichting en de plansystematiek duidelijk dat in het bestemmingsplan onderscheid is gemaakt tussen verschillende bedrijfstypen, waaronder de bestemming ‘Agrarisch – Kwekerij’ voor bijvoorbeeld een boomkwekerij. De rechtbank leidt hieruit af dat de planwetgever heeft willen voorzien in specifieke op maat gesneden bestemmingen en met de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ niet heeft willen voorzien in een ruime agrarische bestemming waar verschillende agrarische activiteiten onder zijn te scharen. Overigens valt het gebruik ook niet onder de betekenis van ‘glastuinbouw’ in het algemeen spraakgebruik. Ten overvloede wijst de rechtbank er allereerst op dat het college niet de betekenis heeft betrokken, zoals die in Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal is gegeven, maar van de betekenis die door Van Dale Online is gegeven. Volgens Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal wordt onder glastuinbouw verstaan: het kweken van tuinbouwgewassen onder glas, in kassen. Daarnaast wordt in dat woordenboek onder het begrip ‘kweken’ met betrekking tot gewassen het ‘uit de zaden, de kiemen laten opgroeien, al of niet met de gedachte aan het verzorgen en alle daarvoor nodige werkzaamheden’ verstaan. Ook hieruit volgt dat het uit de zaden laten opgroeien van kiemen onder glas bepalend is om te kunnen spreken van glastuinbouw. Deze activiteit vindt niet plaats op het perceel van de derde-partij. Ook als het bestemmingsplan en de plantoelichting niet duidelijk waren geweest zou het potten, knippen en snoeien van op andere in open velden gekweekte bomen en planten niet vallen onder de taalkundige betekenis van de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’.
4.7.
De beroepsgrond slaagt.
Tussenconclusie
5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank zal de beslissing op bezwaar vernietigen en het college opdragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal in het kader van de finale geschilbeslechting hierna ingaan op de andere beroepsgronden van eisers.
Kan worden opgetreden tegen vermeende overschrijdingen van de aslastbeperking op [locatie]?
6. Eisers betogen dat op [locatie] een aslastbeperking rust. In het verleden hebben volgens eisers langs de weg borden gestaan met daarop de aslastbeperking. Deze borden zijn op enig moment verdwenen. Nu de borden ten onrechte zijn verwijderd, heeft het college ten onrechte geweigerd om op te treden tegen de overschrijding van de aslastbeperking.
6.1.
Volgens het college geldt op [locatie] geen aslastbeperking.
6.2.
De rechtbank constateert dat niet het college maar de politie bevoegd is om op te treden tegen overtreding van een eventuele aslastbeperking op grond van de Wegenverkeerswet 1994. Al om die reden was het voor het college niet mogelijk om handhavend op te treden. In het midden kan blijven of voor [locatie] een aslastbeperking geldt.
6.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft het college getoetst aan de juiste geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit?
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat onduidelijk is welke normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) van toepassing zijn. Het college heeft getoetst aan de normen voor inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten plaatsvinden. Onduidelijk is of daarvan wel sprake is.
7.1.
Het college stelt dat in de inrichting van de derde-partij in hoofdzaak agrarische activiteiten plaatsvinden. Om die reden moet voldaan worden aan de geluidsnormen neergelegd in artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit.
7.2.
In het eerste lid van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit zijn, kort gezegd, geluidgrenswaarden voor inrichtingen opgenomen. In het vijfde lid zijn afwijkende geluidgrenswaarden opgenomen voor inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten worden verricht, dan wel activiteiten die daarmee verband houden. In het Activiteitenbesluit zijn agrarische activiteiten gedefinieerd als het
‘geheel van activiteiten dat betrekking heeft op gewassen of landbouwhuisdieren voor zover deze geteeld of gekweekt onderscheidenlijk gefokt, gemest, gehouden of verhandeld worden, daaronder mede begrepen agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverlening’. In de nota van toelichting bij het besluit, waarbij de reikwijdte van het Activiteitenbesluit is uitgebreid met agrarische inrichtingen, [8] staat over ‘Agrarische activiteiten’ het volgende:
‘Het telen of kweken van gewassen is een veelomvattend begrip. Hieronder valt de open teelt, de teelt onder glas en de teelt in gebouwen. Bij de open teelt gaat het om gewassen die geteeld of gekweekt worden in de grond, maar ook om gewassen die geteeld of gekweekt worden in potten en containers en dergelijke die op de grond staan. De open teelt omvat onder andere de vollegrondsgroententeelt, fruitteelt, bloembollenteelt, vollegrondsbloemisterij, boomkwekerij, maar ook de teelt van griend en riet. […]
.
Niet alleen op agrarische bedrijven worden agrarische activiteiten verricht. Ook bij agrarische loonbedrijven, plantsoenendiensten, hoveniersbedrijven, boomchirurgen, cultuurtechnische dienstverlenende bedrijven, grondwerkbedrijven, mestdistributeurs, en inrichtingen voor het opslaan of bewerken van gewassen worden agrarische activiteiten verricht.
[…]
In de bepalingen in dit wijzigingsbesluit waar agrarische activiteiten worden genoemd, wordt dit vaak aangevuld met de zinsnede «dan wel activiteiten die daarmee verband houden». Onder «activiteiten die daarmee verband houden» worden bijvoorbeeld ook het opslaan van mest of andere agrarische bedrijfsstoffen, het spoelen van gewassen, het reinigen van gebouwen en opstallen en het onderhoud van werktuigen verstaan.’
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht heeft getoetst aan de geluidsnormen neergelegd in artikel 2.17, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit. De toelichting noemt expliciet een boomkwekerij als voorbeeld van een bedrijf waar agrarische activiteiten worden verricht. Daarnaast is geen vereiste dat alle activiteiten die samenhangen met een boomkwekerij op de locatie worden verricht. Agrarische activiteiten betreffen ook activiteiten die daarmee verband houden. Nu op de locatie aan [locatie] bomen en planten worden gepot, gesnoeid en verzorgd is sprake van activiteiten die verband houden met agrarische activiteiten.
7.4.
De beroepsgrond slaagt niet.
Wordt voldaan aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit?
8. Eisers betogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat wordt voldaan aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit. Het ‘Akoestisch onderzoek naar geluidsoverlast van [derde-partij], [locatie] [plaats 1], d.d. 2-5-2022’ van de Omgevingsdienst Noord-Veluwe [9] (Akoestisch onderzoek), waar het college naar verwijst, is onvolledig en onzorgvuldig voorbereid. Ter onderbouwing wijzen eisers naar de contra-expertise van ing. Barten van Sain Milieuadvies van 28 november 2022. In het beroepschrift en de contra-expertise worden samengevat de volgende punten aangevoerd:
  • Eisers stellen dat de beschrijving van de activiteiten binnen de inrichting in het onderzoek van 2 mei 2022 niet volledig is. Het college heeft de representatieve bedrijfssituatie niet zelf onderzocht en deze gebaseerd op wat door de derde-partij is aangedragen. Barten schrijft in de contra-expertise dat geen rekening is gehouden met alle werkzaamheden op de velden en in de beschrijving ontbreekt dat de bomen en planten worden ‘gedoucht’. Ook is geen rekening gehouden met daarmee samenhangende bronnen (zoals waterpompen en transport).
  • Het Akoestisch onderzoek gaat ervan uit dat alle activiteiten in de dagperiode plaatsvinden. Eisers nemen zelf waar dat werkzaamheden ook plaatsvinden in de avond- en nachtperiode. Volgens Barten is dat ook gebruikelijk in verband met beregening en het transport.
  • De derde-partij is betrokken bij de uitgevoerde geluidsmetingen en heeft de metingen daardoor kunnen beïnvloeden.
  • De geluidsmeting is niet uitgevoerd in overeenstemming met de ‘Handleiding meten en rekenen industrielawaai’. Eisers voeren in dit verband aan dat detailinformatie over de aard en de positie van de bronnen ontbreekt. Barten wijst er in de contra-expertise op dat daardoor niet is te bepalen of de meting met de eigen vrachtwagen representatief is voor het geluid van een (grote) vrachtwagen die door derden wordt gebruikt. Daarnaast is niet duidelijk gemaakt wat voor voertuig de gemeten tractor concreet is. Tijdens de zitting heeft Barten erop gewezen dat de weersomstandigheden op het moment van de geluidsmeting niet zijn meegenomen.
  • Ten slotte is niet duidelijk waar de vrachtauto’s hebben gereden op het moment dat de piekgeluiden zijn gemeten en lijkt het erop dat deze geen gebruik hebben gemaakt van de twee paden die dichter bij de woning van eisers zijn gelegen.
8.1.
In tabel 2.17e en tabel 2.17f van het Activiteitenbesluit staat wat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (Lamax) op de gevel van gevoelige gebouwen mag bedragen voor de verschillende periodes:
06.00–19.00 uur
19.00–22.00 uur
22.00–06.00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
45 dB(A)
40 dB(A)
35 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
8.2.
Het college brengt naar voren dat in het Akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) op de woning van eisers in dagperiode 39 dB(A) bedraagt (waar 45 dB(A) is toegestaan). Het maximaal geluidsniveau (Lamax) bedraagt volgens het Akoestisch onderzoek op de woning van eisers in de dagperiode 68 dB(A) (waar 70 dB(A) is toegestaan). Het college heeft in het verweerschrift naar voren gebracht dat voor het Akoestische onderzoek een ronde over het bedrijf is gemaakt om een beeld te krijgen van de Akoestisch relevante en te meten activiteiten. De door eisers genoemde activiteiten zijn, voor zover ze niet zijn meegenomen, akoestisch niet relevant. Het college wijst er verder op dat voor de beoordeling van de langtijdgemiddelde geluidsniveaus alleen rekening hoeft te worden gehouden met geluid veroorzaakt door de vast opgestelde installaties en toestellen en niet met transportbewegingen en laad- en losactiviteiten. [10] Daarnaast gelden de in het Activiteitenbesluit opgenomen waarden voor het maximaal geluidsniveau in de periode tussen 06.00 uur en 19.00 uur ook niet voor laad- en losactiviteiten en op het in en uit de inrichting rijden van landbouw- of bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid of mobiele machines. [11] Om die reden is niet relevant van welke paden gebruik is gemaakt bij de meting. Bovendien is door het bedrijf aangegeven dat in de avond- en nachtperiode geen activiteiten zijn binnen de inrichting. Verder wijst het college erop dat door eisers geen concrete constateringen naar voren zijn gebracht waaruit blijkt dat door de betrokkenheid van de derde-partij getwijfeld kan worden aan de objectieve constateringen van de toezichthouder en de geluidsspecialist. Daarnaast zijn er in de loop der jaren meerdere toezichthouders ter plaatse geweest. Bij die controles is niet gebleken van een bedrijfssituatie die afwijkt van de door de derde-partij gepresenteerde situatie en zijn ook geen overtredingen van de geluidsnormen geconstateerd.
8.3
De rechtbank oordeelt dat het college de beoordeling of voldaan wordt aan de normen in het Activiteitenbesluit onvoldoende heeft onderbouwd met het Akoestisch onderzoek. Hiervoor is van belang dat eisers al dan niet bij monde van de deskundige, concreet hebben benoemd dat geen rekening is gehouden met verschillende activiteiten op de velden, zoals het ophalen en neerzetten van planten, de beregening en het ‘douchen’ van de planten. De stelling van het college, dat deze activiteiten allemaal akoestisch niet relevant zijn, is niet onderbouwd. De deskundige van eisers heeft daarentegen toegelicht dat de beregening van kweekvelden, de plantendouche en bijbehorende waterpomp relevante geluidbronnen kunnen zijn, waarbij met een verwijzing naar een berekening alleen door de sproeiers al een overschrijding in de nachtperiode te verwachten is. Daarnaast heeft het college onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat de derde-partij gedurende de avond en nacht periode geen activiteiten ontplooit. Hiervoor is relevant dat het college weliswaar heeft gesteld dat er de afgelopen jaren controles zijn geweest, maar hiervan zijn geen verslagen of rapporten overgelegd. Door dit niet te doen, kan niet worden volstaan met de verwijzing naar de verklaring van derde-partij. Het college had dit zelf moeten onderzoeken. Te meer omdat bij de beoordeling van het maximaal geluidsniveau in de avond en nachtperiode rekening moet worden gehouden met geluid veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en ook met laad- en losactiviteiten, voor zover die vaker dan één keer in de avond- en nachtperiode plaatsvinden. [12] Als die activiteiten wel plaatsvinden in de avond en nachtperiode is ook van belang van welke paden op het terrein gebruik wordt gemaakt. Ten slotte constateert de rechtbank dat in het Akoestisch onderzoek inderdaad niet is voorzien in de posities van de bronnen en beschrijving van de weersomstandigheden, terwijl de Handleiding meten en rekenen industrielawaai dit voorschrijft en door de deskundige van eisers is toegelicht waarom dit van belang is. Voor zover het de weersomstandigheden betreft, is tijdens de zitting door het college ook erkend dat deze relevant kunnen zijn. Het college heeft de motivering van de beslissing op bezwaar dan ook ten onrechte gebaseerd op het Akoestisch onderzoek. Er is niet objectief vastgesteld of sprake is van geluidhinder. Dat betekent dat niet is vastgesteld of er sprake is van een overtreding of niet. Daarom is sprake van een motiveringsgebrek.
8.4.
De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9. Uit het voorgaande volgt dat de beslissing op bezwaar gebreken bevat, omdat sprake is van gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan en uit de onderbouwing onvoldoende blijkt dat geen sprake is van een overtreding van de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, zelf een beslissing over het handhavingsverzoek te nemen of een zogenaamde ‘bestuurlijke lus’ toe te passen, waarbij het college de gebreken tijdens de rechtbankprocedure kan herstellen. De reden hiervoor is dat de uitkomst nu nog niet te voorspellen is. Het kan zijn dat de derde-partij een vergunning aanvraagt om af te mogen wijken van het bestemmingsplan en dat het college deze bij de nieuwe beoordeling moet betrekken. Als het college tot het oordeel komt dat die activiteiten in strijd zijn met het geldende planologisch regime, zal het college moeten beoordelen of het daartegen handhavend moet optreden. Het college kan de gebreken die voortvloeien uit het Akoestisch onderzoek herstellen door alsnog toereikend te onderbouwen dat er geen sprake is van een overtreding van geluidsnormen in het Activiteitenbesluit. Daarvoor is in ieder geval een geluidsmeting vereist waarin alle akoestisch relevante activiteiten van de derde-partij zijn betrokken, met daarbij de posities van de bronnen en beschrijving van de weersomstandigheden. Ook zal het college nader moeten onderzoeken of, en, zo ja, welke activiteiten de derde-partij ontplooit in de avond- en nachtperiode en de uitkomst hiervan moeten betrekken in het uit te voeren onderzoek.
9.1
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor 12 weken.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank stelt de kosten vast op € 1.750,-. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen.
9.3.
Eisers hebben daarnaast verzocht om de vergoeding van de kosten van zijn deskundige tot een bedrag van € 2.329,25. Ter onderbouwing van dit bedrag hebben eisers twee facturen overgelegd van Sain Milieuadvies. Deskundigenkosten komen voor vergoeding in aanmerking als het inschakelen van een deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Gelet op het feit dat het bestreden besluit onder meer gebaseerd was op het Akoestisch onderzoek, hebben eisers er naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat inschakeling van Sain Milieuadvies als deskundige voor hen een relevante bijdrage zou kunnen leveren aan een voor hen gunstige beantwoording van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. De rechtbank acht het inschakelen van Sain Milieuadvies dus redelijk en beoordeelt de gemaakte kosten als redelijk. De rechtbank zal het college dus ook veroordelen tot de gevraagde vergoeding van de deskundigenkosten.
9.4.
Samengevat zal de rechtbank het college veroordelen tot vergoeding aan eisers van de door hen gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 4.079,25 (€ 1.750,- + € 2.329,25).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 26 augustus 2022;
- draagt het college op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 4.079,25 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van L.H. Scholten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3579.
2.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2896.
3.ABRvS 21 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2401.
4.Artikel 4.1 van de planregels.
5.Artikel 4.1, aanhef en eerste lid, van de planeregels.
6.Artikel 5.1 van de planregels.
7.Artikel 1.28 van de planregels.
8.Staatsblad 2012, 441, p. 116.
9.Met kenmerk ODNV2022HHV-00007.
10.Op grond van artikel 2.17, vijfde lid, aanhef en onder a, Activiteitenbesluit.
11.Op grond van artikel 2.17, vijfde lid, aanhef en onder b en c, Activiteitenbesluit.
12.Op grond van artikel 2.17, vijfde lid, aanhef en onder b en c, en artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder c van het Activiteitenbesluit.