ECLI:NL:RBGEL:2024:4490

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
AWB 22_6101 en 22_6107
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen geweigerde omgevingsvergunningen voor dakkapellen met betrekking tot redelijke eisen van welstand en gelijkheidsbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland de beroepen van eisers tegen de weigering van twee omgevingsvergunningen voor het plaatsen van dakkapellen op woningen in Nijmegen. De omgevingsvergunningen werden op 26 en 28 juli 2022 geweigerd, met als reden dat de bouwplannen in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand, zoals geadviseerd door de Commissie Beeldkwaliteit. Eisers stelden dat de dakkapellen niet in strijd zijn met deze eisen en verwezen naar een vergelijkbare dakkapel in de buurt die zonder vergunning is geplaatst. De rechtbank oordeelt dat het college niet op het advies van de Commissie Beeldkwaliteit kon afgaan, omdat deze dakkapel als referentie had moeten worden meegenomen in de beoordeling. De rechtbank vernietigt de besluiten van 17 november 2022 en draagt het college op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht aan eisers moet worden vergoed. De rechtbank concludeert dat de beslissing op bezwaar onvoldoende gemotiveerd was en dat er geen sprake is van een verplichting om op basis van het gelijkheidsbeginsel een vergunning te verlenen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 22/6101 en 22/6107

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen
1.
[eisers 1], en,
2.
[eiser 2], allen uit [plaats] , eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen,

(gemachtigden: mr. M. Litjens en P. Steffens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de weigering van twee omgevingsvergunningen voor het plaatsen van dakkapellen op de woningen aan [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats] .
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunningen geweigerd op 26 juli 2022 en 28 juli 2022. Op 17 november 2022 is op de daartegen gerichte bezwaren van eisers beslist en is het college bij de weigering van de gevraagde omgevingsvergunningen gebleven.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] [persoon A] , namens [eiser 2] , en de gemachtigden van het college.

Waar gaat deze zaak over?

2. Eisers 1 wonen aan [locatie 1] te [plaats] . Eiser 2 woont aan [locatie 2] te [plaats] . Eisers 1 en eiser 2 hebben op 31 mei 2022 respectievelijk 1 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een dakkapel aan de voorzijde van hun woning. De twee aanvragen zijn identiek, in de zin dat zij qua afmeting en positionering in het dakvlak een vergunning vragen voor eenzelfde dakkapel.
2.1.
Op 16 juni 2022 heeft de Commissie Beeldkwaliteit negatief geadviseerd over beide aanvragen. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunningen, met verwijzing naar het advies van de Commissie Beeldkwaliteit geweigerd, omdat de bouwplannen in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. [1]
2.2.
Eisers hebben in bezwaar gewezen op een dakkapel die is geplaatst op de woning aan [locatie 3] te [plaats]. Deze woning bevindt zich in dezelfde rij huizen als de woningen van eisers en is dus geplaatst in hetzelfde dakvlak. Deze dakkapel is qua afmeting en positionering ten opzichte van de nok en de zijgevels hetzelfde als de dakkapellen waarvoor eisers vergunning hebben gevraagd. Op 17 november 2022 zijn de bezwaren van eisers ongegrond verklaard in twee aparte besluiten. Tegen deze beslissingen op bezwaar is het beroep van eisers gericht.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van de gevraagde omgevingsvergunningen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kan het college afgaan op het advies van de Commissie Beeldkwaliteit?
4. Eisers betogen dat het college de omgevingsvergunning niet heeft kunnen weigeren. Zij stellen zich op het standpunt dat de dakkapellen niet in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand. Daarin staat dat de gemeente - bij meerdere dakkapellen op één doorlopend dakvlak - streeft naar een herhaling van identieke exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag had dit volgens eisers moet worden betrokken.
4.1.
In de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit (Uitwerkingsnota) [2] zijn criteria voor dakkapellen opgenomen. In de Uitwerkingsnota wordt het onder 4. genoemde streven genoemd. [3] De Commissie Beeldkwaliteit heeft geconcludeerd dat het bouwplan niet voldoet aan de criteria uit de Uitwerkingsnota, omdat de dakkapel te breed is. Deze dient maximaal 50% van de breedte van het dakvlak, met een maximum van 3 meter te zijn. De Commissie Beeldkwaliteit heeft in dit geval geen aanleiding gezien om hiervan af te wijken. Daarbij is overwogen dat voor de dakkapel op de woning aan [locatie 3] geen vergunning bekend is en deze daarom niet als referentie kan worden gebruikt.
4.2.
Het college stelt dat de omgevingsvergunningaanvraag juist is beoordeeld. Het college wijst erop dat eisers geen tegenadvies van een deskundige hebben overgelegd. Het college erkent dat de dakkapel op de woning aan [locatie 3] gelijk is aan de dakkapellen waarvoor eisers een omgevingsvergunning hebben aangevraagd, maar heeft daarvoor geen vergunning kunnen vinden. Dat betekent dat de dakkapel, die al sinds 1995 aanwezig is, illegaal geplaatst is of dat er in het verleden misschien geen vergunning vereist was. Dit brengt volgens het college met zich dat deze dakkapel niet als referentie kan worden gebruikt.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak is het college niet per definitie gebonden aan een welstandsadvies en berust de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem. Het college mag echter op dit advies afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [4]
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college in dit geval niet kon afgaan op het advies van de Commissie Beeldkwaliteit. Hiervoor is van belang dat in het advies over de dakkapel op de woning aan [locatie 3] is overwogen dat daarvoor geen vergunning bekend is en deze daarom niet als referentie kan worden gebruikt. Deze redenering kan de rechtbank niet volgen. Dat geen vergunning is verleend voor de dakkapel op de woning aan [locatie 3], betekent namelijk niet, zoals ook door het college op de zitting is erkend, dat deze illegaal aanwezig is. Daarnaast is het college niet van plan om handhavend op te treden tegen deze dakkapel en heeft het college er in het verweerschrift op gewezen dat handhaving in deze situatie in beginsel achterwege dient te blijven. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom de dakkapel aan [locatie 3] niet als referentie kan worden gebruikt bij de welstandsbeoordeling. De dakkapel is feitelijk aanwezig en daartegen kan of zal door het college niet worden opgetreden. De Commissie Beeldkwaliteit had deze dakkapel dan ook moeten betrekken bij de beoordeling, gelet op het streven naar een herhaling van identieke exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Het college heeft dit niet onderkend. De beslissing op bezwaar is daarmee onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.
4.5.
De beroepsgrond slaagt.
Tussenconclusie
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de besluiten van 17 november 2022 vernietigen. De rechtbank zal in het kader van de finale geschilbeslechting hierna ingaan op de andere beroepsgrond van eisers.
Is het besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
6. Eisers betogen dat sprake is van rechtsongelijkheid. Zij leggen daaraan ten grondslag dat zij geen vergunning krijgen voor de dakkapellen terwijl het de bewoners van de woning aan [locatie 3] wel wordt toegestaan om zo’n dakkapel te hebben.
6.1.
Het college stelt dat er geen sprake is van ongelijke behandeling. Volgens het college is geen sprake van een vergelijkbaar geval. Het college wijst erop dat een ander wettelijk kader, een ander bestemmingsplan en andere welstandseisen van kracht waren op het moment dat de dakkapel op de woning aan [locatie 3] werd geplaatst. Om die reden kunnen eisers zich niet beroepen op het gelijkheidsbeginsel.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college niet verplicht is om een vergunning te verlenen op grond van het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel verplicht het college om gelijke gevallen gelijk te behandelen en ongelijke gevallen naar de mate waarin ze verschillen. Daarbij moet de rechtbank niet alleen beoordelen of feitelijk sprake is van gelijke gevallen, maar ook of op de aanvraag van eiser hetzelfde wettelijk kader van toepassing is als bij de beoordeling van dat geval. In het geval waar eisers naar verwijzen is ten onrechte gebouwd zonder vergunning of was op het moment dat de dakkapel werd geplaatst geen vergunning nodig. Als ten onrechte zonder vergunning is gebouwd en illegaal is gebouwd kan daarmee geen verplichting ontstaan om aan eisers een vergunning te verlenen. Als een vergunning niet nodig was toen de dakkapel werd geplaatst, is sprake geweest van een ander toetsingskader. Ook in dat geval is er geen sprake van een gelijke situatie.
6.3.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn gegrond omdat de beslissing op bezwaar ontoereikend is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom de beslissing op bezwaar.
7.1.
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van de besluiten in stand te laten of zelf een beslissing over de bezwaren van eisers te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek tijdens de procedure te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). De reden hiervoor is dat dit middel ten behoeve van een finale geschilbeslechting in beginsel wordt toegepast in gevallen waarbij het geconstateerde gebrek relatief eenvoudig en op korte termijn kan worden hersteld en het bestuursorgaan ook heeft verklaard dat het van deze gelegenheid gebruik wenst te maken. Die situatie doet zich in dit geval niet voor.
7.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor 12 weken.
7.3.
Omdat de beroepen gegrond zijn moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding nu niet is gebleken dat eisers proceskosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 17 november 2022;
- draagt het college op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eisers met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- in totaal aan eisers 1 moet vergoeden;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser 2 moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, moet de omgevingsvergunning worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
2.Vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Nijmegen.
3.In paragraaf 5.1.6. van de Uitwerkingsnota.
4.Vgl. o.a. ABRvS 18 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3992.