ECLI:NL:RBGEL:2024:4481

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
05.092351.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en wapenbezit met oplegging van ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en het voorhanden hebben van een verboden wapen. De verdachte, geboren in 1971 op de Nederlandse Antillen en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. R.W. van Faassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal van kledingstukken bij een winkel in Nijmegen op 16 maart 2024, en voor het voorhanden hebben van een pijlpunt, een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie, op 15 februari 2024. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor de diefstal van een elektrische fiets op 2 september 2022. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstallen, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien de recidive en het hoge risico op herhaling van strafbare feiten. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij in verband met de diefstal van de fiets, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/092351-24, 05/054595-24 (gev. ttz), 05/222422-22 (gev. ttz) en
08/109996-21 (tul)
Datum uitspraak : 9 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende aan de [adres 1] in ( [postcode] ) [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
25 juni 2024.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05/092351-24:
hij op of omstreeks 16 maart 2024 te Nijmegen een of meerdere kledingstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Onder parketnummer 05/054595-24:
1.
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Nijmegen in het besloten lokaal gelegen aan [adres 2] en in gebruik bij Winkelcentrum [naam winkelcentrum] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 22 maart 2023 schriftelijk de toegang tot dat winkelcentrum ontzegd voor de duur van 24 maanden;
2.
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Nijmegen een wapen van categorie I, onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten een pijlpunt, bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken, voorhanden heeft gehad;
Onder parketnummer 05/222422-22:
hij op of omstreeks 2 september 2022 te Nijmegen een (elektrische) fiets (merk: Elops, type: 920e, framenummer: [framenummer 2]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 2 september 2022 te Nijmegen, een (elektrische) fiets (merk: Elops, type: 920e, framenummer: [framenummer 1] , toebehorende aan [slachtoffer] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/092351-24
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. Er bevinden zich geen processen-verbaal van herkenning in het dossier. Eén verbalisant heeft aangegeven dat hij de persoon op de beelden herkend heeft als verdachte, maar hij heeft hier geen naam aan gekoppeld. Er is daarom onvoldoende overtuigend bewijs om te concluderen dat verdachte degene is geweest die de diefstal heeft gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank [1]
[aangever] heeft namens de winkel [bedrijf] aangifte gedaan van diefstal van een trui en een broek gepleegd op 16 maart 2024 in Nijmegen. [2]
[getuige] heeft verklaard dat zij zag dat een man een broek in een bigshopper stopte. Zij zag dat de manager van [bedrijf] de man aansprak en er een discussie ontstond tussen hen. De manager zei tegen de man dat hij in zijn tas wilde kijken, maar de man duwde de manager, verliet de winkel en rende weg. [3]
Op de camerabeelden van [bedrijf] zag de verbalisant dat een man met een bigshopper [bedrijf] binnenkomt en een artikel uit een schap met kleding pakt. Nadat de man even uit beeld is geweest, komt hij nog een keer in beeld en heeft hij het artikel niet meer in zijn handen. Vervolgens zag de verbalisant dat de man een broek pakt en in zijn bigshopper stopt. Er kwam een persoon naar de man toe, waarvan de verbalisant vermoedde dat het een verkoper van de winkel was. Er werd geduwd tussen de man en de verkoper, en zij gingen naar buiten. De verdachte verdween daarna uit beeld. De verbalisant herkende de man op de camerabeelden voor 100% als verdachte, omdat hij verdachte diezelfde dag een afstandsverklaring had laten ondertekenen. [4]
Verdachte heeft ontkend de diefstal te hebben gepleegd en heeft verklaard zichzelf niet te herkennen op de camerabeelden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de herkenning van verdachte als volgt. De beeldkwaliteit en de zichtbaarheid van de persoon op de beelden waren voldoende scherp om daarop uiterlijke kenmerken te kunnen waarnemen. De verbalisant heeft aangegeven dat hij de persoon op de beelden herkende als verdachte, die hij eerder die dag had gezien toen hij hem een afstandsverklaring had laten ondertekenen. De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat de herkenning voldoende betrouwbaar is. Dat er geen afzonderlijk proces-verbaal van herkenning is, doet daaraan niet af.
Gelet op voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een trui en een broek bij [bedrijf] in Nijmegen.
Ten aanzien van parketnummer 05/054595-24
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder feit 1 ten laste gelegde lokaalvredebreuk, nu de ontzegging voor het winkelcentrum niet in het dossier is gevoegd. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank [5]
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Feit 2
Op 15 februari 2024 werd bij de fouillering in Nijmegen een pijlpunt gevonden in de binnenzak van verdachte. [6] De pijlpunt is onderzocht. Het uiteinde van de pijlpunt was voorzien van een metalen, scherpe punt en is bestemd voor een kruisboog. Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 5, van de Wet Wapens en Munitie. [7] Verdachte heeft bekend dat hij de pijlpunt bij zich had. [8] Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van parketnummer 05/222422-22
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Tussen het moment dat de fiets gestolen is en dat waarop verdachte werd aangetroffen met de fiets, had iemand anders de fiets kunnen stelen. Verdachte heeft daarnaast een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat hij de fiets van iemand, genaamd [naam], heeft geleend.
Beoordeling door de rechtbank [9]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 2 september 2022 rond 18:30 uur haar Elops fiets, type 920E met framenummer [framenummer 1] parkeerde op de [adres 3] in Nijmegen. De fiets stond op slot. Toen aangeefster diezelfde dag omstreeks 19:15 uur terugliep naar haar fiets, zag zij haar fiets niet meer staan. Zij besloot haar fiets te tracken via een app en zij zag dat haar fiets om 19:06 uur vertrokken was van de [adres 3] in Nijmegen. [10]
Uit het proces-verbaal van aanhouding komt naar voren dat verdachte op 2 september 2022 om 19:45 uur is aangehouden, terwijl hij op die fiets reed. Aangeefster heeft op dat moment aan de politie aangegeven dat er een ander kabelslot op de fiets zat en dat haar originele slot van de fiets af was. Verdachte had bij zijn aanhouding gereedschap in zijn rugtas, waaronder een slijptol, slijpschijven, een hamer, een tang, een ratel en een knijptang. [11]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met een auto onderweg was en een lekke band kreeg. Hij liep toen naar de Karwei en kwam onderweg een oude kennis tegen, [naam]. Hij leende de fiets van [naam] en fietste hiermee naar de Karwei.
De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk is geworden. Gelet op het zeer korte tijdsverloop tussen de diefstal en het moment van aantreffen van de fiets bij verdachte kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte de fiets heeft weggenomen. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat bij de aanhouding van verdachte gereedschap is aangetroffen waarmee fietssloten kunnen worden doorgeknipt en/of opengeslepen en het fietsslot van de aangeefster ook van de fiets verdwenen was. Verdachte heeft ook niet eenduidig verklaard over de route die hij voorafgaand aan zijn aanhouding had afgelegd. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat verdachte geen informatie over [naam] heeft gegeven. Zijn verklaring kan daarom niet worden geverifieerd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde, de diefstal van de fiets, wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 05/092351-24, onder parketnummer 05/054595-24 onder 2 en onder parketnummer 05/222422-22 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/092351-24
hij op
of omstreeks16 maart 2024 te Nijmegen
een ofmeerdere kledingstukken,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [bedrijf],
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 05/054595-24
2.
hij op
of omstreeks15 februari 2024 te Nijmegen een wapen van categorie I, onder 5° van de Wet wapens en munitie, te weten een pijlpunt, bestemd om door middel van een boog te worden afgeschoten, die voorzien zijn van snijdende delen met de kennelijke bedoeling om daarmee ernstig letsel te kunnen veroorzaken, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 05/222422-22
1. primair
hij op
of omstreeks2 september 2022 te Nijmegen een (elektrische) fiets (merk: Elops, type: 920e, framenummer: [framenummer 2]),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/092351-24:
diefstal
ten aanzien van parketnummer 05/054595-24, feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
ten aanzien van parketnummer 05/222422-22, primair:
diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. De oplegging van de ISD-maatregel is noodzakelijk om de maatschappij te beveiligen tegen verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Bovendien heeft verdachte al twee keer eerder een ISD-maatregel opgelegd gekregen en heeft dit hem niet geholpen. De raadsman heeft bepleit in plaats van de ISD-maatregel een gevangenisstraf op te leggen, met aftrek van het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman bepleit een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Dit zijn vervelende feiten die schade, overlast en hinder veroorzaken. Verdachte heeft hiermee te kennen gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een pijlpunt. Dit is een verboden wapen, waarvan het ongecontroleerde bezit moet worden tegengegaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 27 mei 2024. Verdachte heeft een uitgebreid strafblad en is meerdere keren onherroepelijk veroordeeld voor diefstallen. Ook is hij twee keer eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, namelijk in 2009 en 2016.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 3 mei 2024 en
13 juni 2024 en het NIFP-consult van 25 maart 2024. In de reclasseringsadviezen wordt aangegeven dat er in het verleden sprake is geweest van reclasseringsbemoeienis en dat verdachte twee keer eerder de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen. Na de tweede ISD-maatregel in 2018 had verdachte alles redelijk op orde, hij woonde bij LIMOR (beschermd wonen), had werk en er was bewindvoering. Vanaf 2020 is het aantal delicten echter weer toegenomen en zijn er veelvuldig reclasseringscontacten. Werkstraffen worden negatief teruggestuurd en verdachte verschijnt niet op de meldplichten. In gesprek met de reclassering benoemt verdachte met name externe omstandigheden die de oorzaak zouden zijn van het mislukken van toezicht en hulpverlening.
De reclassering constateert dat verdachte vanuit detentie wel actie onderneemt om zaken als huisvesting, werk en hulpverlening te organiseren, maar zij geven aan dat er vanuit de toezichthouder en het Veiligheidshuis geen vertrouwen meer is. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden en ziet geen mogelijkheden om met toezicht of interventies de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. In het reclasseringsrapport van 13 juni 2024 wordt aangegeven dat de reclassering positief adviseert over een ISD-maatregel.
In het advies van Rian Otter, psychiater bij het NIFP, van 25 maart 2024, wordt geconcludeerd dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. De bewezenverklaarde feiten onder de parketnummers 05/092351-24 en 05/222422-22 zijn feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf/maatregel of taakstraf. De in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er, gelet op de hiervoor besproken reclasseringsadviezen, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt ook dat is voldaan aan de eisen uit de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van goederen en personen het opleggen van de ISD-maatregel eist. Eerder opgelegde (gevangenis)straffen hebben niet tot gedragsverandering en het voorkomen van recidive geleid. Op grond van de adviezen van de reclassering en het verhandelde ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat er geen geschikte alternatieven voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zijn. De rechtbank ziet daarom geen reden om de maatregel niet of voorwaardelijk op te leggen. Bovendien is er vanuit de reclassering en het Veiligheidshuis geen vertrouwen meer in verdachte. Een alternatief zal daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kunnen bijdragen aan risicobeperking en gedragsbeïnvloeding. De rechtbank vindt de ISD-maatregel passend en legt die aan verdachte op. Voor zover die al niet zou bijdragen aan een inperking van het recidivegevaar in de toekomst wordt met de ISD-maatregel tenminste de maatschappij beschermd tegen de overlast die verdachte veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten doordat hij zich gedurende de ISD-maatregel niet (althans niet in dezelfde mate als daarvoor) schuldig kan maken aan strafbare feiten.
Ter optimale bescherming van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05/222422-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 84,94 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen gedrag aan de Staat te betalen.
Verdachte is vanaf 2 september 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 08/109996-21)

De politierechter heeft verdachte op 4 juni 2021 veroordeeld tot taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaar.
Standpunten
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, als de ISD-maatregel wordt opgelegd.
Overweging van de rechtbank
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet overgaan, omdat naar het oordeel van de rechtbank toewijzing van de vordering niet opportuun is gelet op de opgelegde ISD-maatregel. De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging daarom af.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/054595-24 onder feit 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/222422-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 84,94 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 84,94 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 1 dag gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 08/109996-21)
 wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 4 juni 2021 voorwaardelijk opgelegde straf (parketnummer 08/109996-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.I. Nelissen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2024.
mr. S.I. Nelissen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024122002, gesloten op 18 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 6.
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige], p. 12.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22-23.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024073164, gesloten op 21 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juni 2024.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022405096, gesloten op 3 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 5-6.
11.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 19-20.