Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 39-jarige man uit Ewijk, die werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met een slachtoffer die in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. De zaak kwam voor de rechtbank na een aangifte van de aangeefster, die op 23 september 2022 met de verdachte en andere schilders een biertje had gedronken. De aangeefster verklaarde dat ze zich na het drinken van alcohol raar begon te voelen en zich niet meer kon herinneren wat er daarna gebeurde. Ze vermoedde dat haar GHB was toegediend, maar er was geen bewijs voor deze veronderstelling.
De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de aangeefster in een staat van bewusteloosheid verkeerde en dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en de verdachte tegenstrijdig waren en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte zich bewust was van de toestand van de aangeefster.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de seksuele handelingen onder de beschreven omstandigheden hadden plaatsgevonden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en vond plaats in de zittingsplaats Arnhem.