1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Harskamp in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een voertuig (bestelauto), komende uit de richting van Harskamp en/of gaande in de richting van Wekerom, daarmede rijdende over de weg, de Edeseweg,
roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het donker was en/of
terwijl hij, verdachte, ter plaatse (goed) bekend was en/of
terwijl hij, verdachte, (goed) bekend was met het voertuig dat hij bestuurde en/of
terwijl op dat moment één inzittende in dat door hem bestuurde voertuig zat,
-(aldaar) over een verkeersdrempel heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 90 en 100 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- met een dusdanig hoge snelheid over voornoemde verkeersdrempel heeft gereden dat de door hem bestuurde bestelauto met zijn veren omhoog kwam en/of
- ( vervolgens) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 onvoldoende rechts heeft gehouden, immers heeft hij met het door hem bestuurde voertuig gereden op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en/of
- heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 104 en 134 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in, althans ter hoogte van de bocht naar links, het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij de macht over het stuur verloren en/of is hij met het door hem bestuurde voertuig door de berm gegaan in een drift- of glijbeweging en/of
- ( vervolgens) tegen een boom is gebotst en/of
- ( vervolgens) tegen een tweede boom is gebotst,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood (te weten [slachtoffer] ), terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde of eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Harskamp, gemeente Ede als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de Edeseweg,
-(aldaar) over een verkeersdrempel heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 90 en 100 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- met een dusdanig hoge snelheid over voornoemde verkeersdrempel heeft gereden dat de door hem bestuurde bestelauto met zijn veren omhoog kwam en/of
- ( vervolgens) in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
onvoldoende rechts heeft gehouden, immers heeft hij met het door hem bestuurde voertuig gereden op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en/of
- heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 104 en 134 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem geldende maximum snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in, althans ter hoogte van de bocht naar links, het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehouden, immers is hij de macht over het stuur verloren en/of is hij met het door hem bestuurde voertuig door de berm gegaan in een drift- of glijbeweging en/of
- ( vervolgens) tegen een boom is gebotst en/of
- ( vervolgens) tegen een tweede boom is gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Harskamp, gemeente Ede, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Edeseweg, heeft gereden met een snelheid van ongeveer gelegen tussen de 90 en 100 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden;
2.
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Harskamp, gemeente Ede een voertuig, te weten een bestelauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed (of adem) bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 31 microgram cocaïne en 1.31 milligram ethanol/alcohol bedroeg, in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Harskamp, gemeente Ede als bestuurder van een voertuig, (bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten alcohol en/of cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 16 oktober 2022 heeft omstreeks 21:33 uur een ongeval plaatsgevonden op de Edeseweg in Harskamp, gemeente Ede. De lichtgesteldheid ten tijde van het ongeval betrof duisternis. Op die weg reed verdachte als bestuurder van een bestelauto (Volkswagen Caddy) komende uit de richting van Harskamp en gaande in de richting van Wekerom. Verdachte botste op de Edeseweg tegen twee bomen, na een bocht naar links en vlak na de afslag aan de rechterkant met de Berghuisweg. In de auto bevond zich [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) op de bijrijdersstoel. Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer] overleden. De toegestane maximumsnelheid ter plaatse is 80 km/h. Op een afstand van 230 meter voor de bocht naar links ligt een verkeersdrempel. Aan de inrichting en onderhoud van de weg of omgeving zijn geen bijzonderheden aangetroffen die van belang waren voor de toedracht van het ongeval. Vlak na het ongeval, ten tijde van het onderzoek, was het droog, maar het wegdek en de grasberm waren vochtig. Aan de auto zijn ook geen gebreken of bijzonderheden vastgesteld die mogelijk de oorzaak van het ongeval zouden kunnen verklaren. Zowel de bestuurder (verdachte) als de bijrijder ( [slachtoffer] ) droegen geen veiligheidsgordel. Verdachte was goed bekend met de situatie op de Edeseweg in Harskamp.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat vrijspraak moet volgen van de ten laste gelegde roekeloosheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 primair vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het aan verdachtes schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander is gedood. Het kan niet worden uitgesloten dat het niet dragen van de veiligheidsgordel door [slachtoffer] een cruciale rol heeft gespeeld bij het ongeval. Daarnaast is volgens de raadsvrouw geen sprake van roekeloosheid.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het proces-verbaal PD onderzoek FO-Verkeer blijkt dat er vrijwel aan het einde van de bocht naar links, gezien vanuit de rijrichting van de Volkswagen, in de rechter grasberm recente bandensporen zijn aangetroffen. Deze vier bandensporen liepen evenwijdig aan elkaar, wat erop duidt dat het voertuig zich bevond in een drift- dan wel slipbeweging. Op de Berghuisweg zijn geen sporen, maar in de daaropvolgende rechter grasberm zijn wel recente bandensporen aangetroffen. De onderlinge afstand tussen deze sporen was groter, wat erop duidt dat het voertuig in een nog verdere dwarsrichting was gekomen. Het verloop van de sporen liep tot en met een boom (boom 1). Boom 1 had een recente beschadiging, deze beschadiging zat op een hoogte van ongeveer twee meter. De beschadiging op de boom is het eerste botspunt van de Volkswagen. Op boom 2, bij de eindpositie van de Volkswagen, waren ook recente beschadigingen.
Gezien de aangetroffen sporen en schades heeft de bestuurder van de Volkswagen het voertuig niet op de voor hem bedoelde rijstrook kunnen houden. Met als gevolg dat het voertuig tientallen meters door de grasberm is gedrift c.q. gegleden. Vervolgens botste het voertuig met de rechterachterzijde op de eerste van de twee geraakte bomen. Door de impact roteerde het voertuig rechtsom, waardoor deze weer in zijn oorspronkelijk rijrichting terugkwam en frontaal op de tweede boom botste. Door deze hoogenergetische impact en het niet dragen van de gordels is de bestuurder zwaargewond geraakt en is de passagier ter plekke overleden aan zijn verwondingen.
De forensische opsporing heeft een analyse gemaakt van de driftsporen en een maximale snelheid berekend waarmee een vergelijkbaar voertuig deze bocht kon doorrijden zonder dat het voertuig uit de bocht zou breken. Ook heeft met een vergelijkbaar voertuig een reconstructie plaatsgevonden. Hieruit is gebleken dat de snelheid van de Volkswagen bij de aanvang van het driftspoor in de berm zeer waarschijnlijk tussen de 104 en 134 km/h is geweest. De gemiddelde snelheid van de Volkswagen is 119 km/h geweest. De snelheid waarmee de bewuste bocht bij droog wegdek gereden kan worden bedraagt maximaal ongeveer 115 km/h. Bij nat wegdek ligt de maximale bochtsnelheid lager.Uit de reconstructie is voorts gebleken dat de drempel die zich op 230 meter voor de bocht bevindt, met een snelheid van 90 tot 100 km/h moet zijn genomen om het berekende snelheidsbereik te behalen.
Getuige [getuige] verklaarde dat hij op 16 oktober 2022 vanaf de Vergulde Leeuw in Harskamp achter het voertuig van verdachte reed. Zij reden achter elkaar op de Edeseweg richting “Hent uut zand” in Wekerom. Net voor de drempel gaf verdachte flink gas. Verdachte reed als een bezetene over de drempel. Getuige zag dat de auto van verdachte met zijn veren omhoog kwam. Getuige zag dat het voertuig de komende bocht aan de binnenkant pakte en dus eigenlijk tegengesteld reed. Verdachte hield het voertuig niet meer onder controle. Verdachte stak de twee rijstroken weer over en belandde aan de rechterzijde in de grasberm. Vervolgens zag getuige verdachte rechtdoor uit de berm komen en over de uitrit heen klappen om vervolgens tegen een boom tot stilstand te komen. Net voordat het voertuig tot stilstand kwam, zag getuige dat de achterkant van het voertuig omhoog kwam door de impact op de boom.
Op 16 oktober 2022 om 23:50 uur heeft de verpleegkundige J.G. Stegeman in
aanwezigheid van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Verdachte heeft daartoe toestemming verleend.Uit het rapport van het Maasstad ziekenhuis van 15 november 2022 blijkt dat het bloed van verdachte ten tijde van de bloedafname 31 microgram cocaïne en 1.31 milligram ethanol/alcohol bevatte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn voertuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van zowel alcohol als cocaïne. De grenswaarde indien in combinatie gebruik betreft 0.20 milligram alcohol/ethanol en 10 microgram cocaïne. Met 1.31 milligram alcohol en 31 gram cocaïne heeft verdachte beide grenswaarden overschreden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte heeft gereden met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 104 en 134 kilometer per uur, op een weg waar de maximum toegestane snelheid 80 kilometer per uur bedroeg. Uit de verklaring van getuige [getuige] en uit de resultaten van het onderzoek van de Forensische opsporing volgt dat verdachte te hard reed, onder andere toen hij over een drempel en de bocht in reed. Ook reed verdachte een stuk op de linker weghelft. Daarbij had hij zijn voertuig onvoldoende onder controle, nu hij op de Edeseweg van de weg is geraakt en tegen een boom is gebotst. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Door deze gedragingen heeft verdachte het ongeval veroorzaakt. Gelet op de ernst van de gedragingen (onder invloed van alcohol en cocaïne, veel te hard rijden en onvoldoende rechts houden) heeft hij daarmee schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de WVW. De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsvrouw dat niet kan worden uitgesloten dat het niet dragen van de veiligheidsgordel door [slachtoffer] een cruciale rol heeft gespeeld bij het ongeval. De eventuele onvoorzichtigheid aan de zijde van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat het door hem opgelopen letsel redelijkerwijze niet meer als gevolg van het door verdachte veroorzaakte verkeersongeval kan worden toegerekend.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze schuld is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid, WVW, zoals primair ten laste is gelegd. Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat de verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen, die hebben geleid tot het ongeval, (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee van de in artikel 5a WVW (niet limitatief) genoemde gedragingen, te weten het overschrijden van de maximumsnelheid en het onvoldoende rechts houden. Verdachte heeft immers met het door hem bestuurde voertuig gereden op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer. Verder neemt de rechtbank ook in aanmerking dat dit is gebeurd onder invloed van alcohol en cocaïne. Uit het bloedonderzoek is immers gebleken dat het alcoholgehalte en het cocaïnegehalte in het bloed van verdachte te hoog waren op het moment van het ongeval.
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in aanmerking worden genomen. Verdachte heeft gedurende langere tijd (in elk geval langer dan een enkel moment) meerdere, voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels geschonden. Verdachte heeft onder invloed van alcohol en cocaïne de maximumsnelheid die gold op de weg waar hij reed zeer fors overschreden, terwijl het donker was. In het onderzoek zijn overschrijdingen vastgesteld die variëren van 24 km/u tot 54 km/u. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Voor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van de verdachte zowel gericht zijn op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Verdachte heeft in één rit in korte tijd meerdere verkeersregels overtreden waardoor een zeer gevaarlijke situatie is ontstaan. Verdachte heeft hiermee onaanvaardbare risico’s genomen, zodanig dat verdachte het voertuig niet meer onder controle heeft kunnen houden. Immers, door onder invloed van alcohol en cocaïne in het donker te gaan rijden, onvoldoende rechts te houden en daarbij de maximumsnelheid over een langere afstand zeer fors te overschrijden is naar het oordeel van de rechtbank ten minste sprake geweest van voorwaardelijk opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en daarmee van zeer onverantwoord rijgedrag.
d. gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel/het leven van anderen
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder het hiervoor beschreven verkeersgedrag onder de betreffende omstandigheden vertoont. Dat het gevaar voor het leven van anderen zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, blijkt uit het feit dat verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] is overleden. Naar het oordeel van de rechtbank was door het handelen van verdachte gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Dat betekent dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte roekeloos heeft gereden en dus schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW, waardoor [slachtoffer] is overleden. De rechtbank acht daarmee het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Door het voertuig te besturen met 1.31 milligram alcohol en 31 gram cocaïne acht de rechtbank daarnaast wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 primair tenlastegelegde. De onder feit 1, voor zover het ziet op het rijden onder invloed, en onder feit 2 bewezen verklaarde gedragingen, leveren een in die mate samenhangend, zich op hetzelfde moment afspelend feitencomplex op, dat verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt. Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten is daarom sprake van eendaadse samenloop, zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.