ECLI:NL:RBGEL:2024:445

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
05.037438.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid tijdens een oefening in Duitsland

Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een militair veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 en 13 november 2022 in een club in Celle, Duitsland, waar de verdachte, een korporaal van de Koninklijke Landmacht, de aangeefster, een collega, in het bijzijn van andere collega's heeft aangerand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster zonder haar toestemming bij de nek heeft gepakt en met zijn geslachtsdeel tegen haar billen heeft aangestoten. Dit gebeurde terwijl hij zijn broek naar beneden had. De aangeefster heeft verklaard dat zij zich niet kon verzetten en dat de verdachte haar meerdere keren op haar billen heeft geslagen en vastgepakt.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging heeft erkend dat de verdachte schuld heeft aan de ten laste gelegde feiten, maar heeft aangevoerd dat hij door overmatig drankgebruik die avond zich niets meer kon herinneren van de gebeurtenissen. De militaire kamer heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als overtuigend beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn baan bij defensie, en heeft besloten om geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De militaire kamer heeft de vordering van de benadeelde partij, die € 1.500,- aan smartengeld vorderde, volledig toegewezen. De verdachte is verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/037438-23
Datum uitspraak : 29 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in Dongeradeel,
wonende aan de [adres].
Raadsman: mr. R.J. Sterk, advocaat in Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 november 2022 en/of 13 november 2022 te Celle (Duitsland), althans in
Duitsland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
  • het meermaals duwen/stoten met zijn, verdachtes, geslachtsdeel tegen de billen van die [slachtoffer], terwijl verdachte zijn broekrits open had en/of zijn broek naar beneden had en/of
  • het meermaals aanraken van en/of knijpen in en/of slaan op de billen van die [slachtoffer] waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte,
  • voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht en die [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en/of
  • onverhoeds achter die [slachtoffer] is gaan staan en/of die [slachtoffer] heeft vastgepakt bij de nek, althans het lichaam en/of die [slachtoffer] naar voren boog, aldus misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
  • misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer], gelet op het grote leeftijdsverschil en het feit dat hij, verdachte, een hogere militaire rang had dan die [slachtoffer];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij als militair op of omstreeks 12 november 2022 en/of 13 november 2022 te of nabij Celle
(Duitsland), in elk geval in Duitsland, opzettelijk [slachtoffer], die toen militair was, althans die bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam was, feitelijk heeft bedreigd met geweld en/of feitelijk heeft aangerand door toen en daar opzettelijk
  • meermaals te duwen/stoten met zijn, verdachtes, geslachtsdeel tegen de billen van die [slachtoffer], terwijl verdachte zijn broekrits open had en/of zijn broek naar beneden had en/of
  • meermaals (in/op) de billen aan te raken en/of te knijpen en/of slaan van die [slachtoffer].
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Aangeefster is aangesteld als soldaat 1 bij eenheid [eenheid] van de Koninklijke Landmacht en verdachte is Korporaal bij eenheid [eenheid] van de Koninklijke Landmacht. Zowel aangeefster als verdachte waren in november 2023 op oefening in Duitsland. Op 12 november 2022 waren aangeefster en verdachte met hun eenheid ’s avonds/ ‘s nachts in club Inkognito in Celle (Duitsland). [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte schuld aan het ten laste gelegde erkend, echter kan hij zich door zijn overmatige drankgebruik die avond niets meer herinneren van de verweten gedragingen. Verdachte heeft achteraf, vooral op basis van de getuigenverklaringen, moeten reconstrueren wat er is gebeurd en wat hij heeft gedaan.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangeefster [slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft in haar aangifte verklaard dat zij met haar eenheid boven in de club een VIP-tafel had. Toen hier mensen van eenheid [eenheid] bij kwamen die beneden een tafel hadden, is zij naar beneden gelopen om te kijken of er nog mensen van die eenheid waren die zij kende. Voor ze het wist werd ze bij haar nek gepakt en voorover gebogen. Er werd een paar keer hard van achteren gestoten door iemand tegen haar billen. Ze zag dat de broek van diegene die dit deed half naar beneden was bij de tweede keer dat diegene stotende bewegingen tegen haar billen maakte met zijn heupen en zijn geslachtsdeel. Hij zat daarna nog een paar keer aan haar kont. Vervolgens zijn ze naar boven gegaan. Boven probeerde verdachte handen van collega’s op haar kont te leggen. Op het moment dat aangeefster iets voorover gebukt stond bij een tafeltje, stonden verdachte en [getuige] dicht achter haar. Verdachte wilde toen de hand van [getuige] op haar billen leggen. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte tegen aangeefster aanreed op het moment dat zij beneden in de club stonden. Verdachte had op dat moment zijn broek naar beneden. Getuige heeft verklaard dat verdachte aangeefster vastpakte, haar naar zich toe trok en haar een beetje naar beneden duwde. Hierna maakte hij ‘neukbewegingen’. [4]
Getuige [getuige] heeft eveneens verklaard dat aangeefster beneden in de club door verdachte voorover werd geduwd. Verdachte stond hierna van achteren tegen aangeefster aan en maakte daarbij stootbewegingen. Hij had op dat moment zijn broek op zijn enkels. [5]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte naar aangeefster toe liep en met zijn hand aan haar billen zat toen zij boven in de club waren. [6]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte met zijn rechterhand op de kont van aangeefster sloeg op het moment dat zij boven in de club stonden. Verdachte probeerde daarnaast de hand van [getuige] te pakken en daarmee op de bil van aangeefster te slaan. [getuige] weigerde dit. Hierna sloeg verdachte zelf nog een keer op de bil van aangeefster. [7]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte zijn hand wilde pakken en deze op de billen van aangeefster wilde leggen, toen aangeefster voor hem stond. Getuige heeft zelf nog gezien dat verdachte aan de billen van aangeefster zat, hij sloeg een paar keer op haar kont. [8]
De verklaring van aangeefster wordt door de verschillende getuigenverklaringen ondersteund. Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de militaire kamer dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de eerbaarheid van aangeefster heeft geschonden, door haar plotseling bij de nek te pakken en van achteren naar voren te duwen, waarbij verdachte met zijn broek naar beneden meerdere malen een stotende/duwende beweging heeft gemaakt met zijn (door de onderbroek bedekte) geslachtsdeel tegen de billen van aangeefster aan. Daarnaast heeft verdachte aangeefster meerdere keren op haar billen betast, door hier op te slaan. De militaire kamer is van oordeel dat voorgaande handelingen van seksuele aard zijn en daarnaast in strijd met de in de maatschappij geldende sociaal-ethische normen zijn. Het primair tenlastegelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
ofomstreeks 12 november 2022 en
/of13 november 2022 te Celle (Duitsland),
althans in
Duitsland,door
geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld ofeen
andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een ofmeer ontuchtige handelingen, te weten
  • het meermaals duwen/stoten met zijn, verdachtes, geslachtsdeel tegen de billen van die [slachtoffer], terwijl verdachte
  • het meermaals aanraken van
  • voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft verricht en die [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en
  • onverhoeds achter die [slachtoffer] is gaan staan en
  • misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer], gelet op het grote leeftijdsverschil en het feit dat hij, verdachte, een hogere militaire rang had dan die [slachtoffer].
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld
tot het verrichten van 60 uren taakstraf subsidiair 30 dagen hechtenis, en voorts een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in de strafmaat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder dat hij zijn baan bij defensie is kwijtgeraakt door de onderhavige verdenking. Daarnaast stelt de raadsman dat het taakstrafverbod uit artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is, nu de tweede voorwaarde van lid 1 sub a niet is ingetreden, evenals dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 2.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Dat is een ernstig feit. Hij heeft aangeefster in het bijzijn van haar collega’s twee keer onverhoeds vastgepakt, met zijn geslachtsdeel tegen haar billen aangestoten en haar meerdere keren op haar billen geslagen en vastgepakt. Verdachte heeft met zijn handelen gedrag vertoond dat volkomen ongepast is, en hij heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en waardigheid van aangeefster. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte nog in dienst van defensie en hij had een leidinggevende functie. Gelet daarop had hij ervan doordrongen moeten zijn dat hij een voorbeeldfunctie heeft, maar ook dat juist hij degene is die anderen (waaronder zijn eigen collega’s) zou moeten beschermen tegen dergelijk gedrag.
Verdachte heeft geen relevante justitiële documentatie.
Uit het reclasseringsadvies van 4 juli 2023 blijkt dat de reclassering het middelengebruik en het psychisch functioneren van verdachte toentertijd aanmerkt als delictgerelateerde factoren. De hypothese van de reclassering is dat verdachte tijdens de bewuste stapavond door overmatig alcoholgebruik ontremd is geweest, waardoor hij geen controle meer had en de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden. Er zijn geen aanwijzingen voor onderliggende seksuele problematiek en verdachte beschikt over de benodigde beschermende factoren. Tijdens het gesprek met de reclassering wordt bij verdachte lijdensdruk gezien en de reclassering stelt dat het ten laste gelegde voor hem ingrijpende gevolgen heeft gehad door zijn baanverlies. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag en bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op het bovenstaande, de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld en de vaststelling dat weliswaar sprake is van een ernstig feit maar dat geen sprake is van dermate ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, komt de militaire kamer tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren. De militaire kamer zal aan verdachte geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, zoals wel door de officier van justitie is geëist. Verdachte heeft geen relevante documentatie, zijn handelen heeft voor hem vergaande gevolgen gehad, hij maakt een schuldbewuste indruk op de militaire kamer en de reclassering schat het risico op recidive in als laag. De militaire kamer ziet om deze redenen dan ook geen meerwaarde in een voorwaardelijke straf.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Vordering benadeelde partij [slachtoffer]:
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft op voorhand middels de toegezonden pleitnotitie kenbaar gemaakt zich niet te verzetten tegen de vordering zoals deze is ingediend, gezien deze naar mening van de verdediging reëel is.
Overweging van de militaire kamer
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de aanranding is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Zij heeft last van zowel fysieke- als psychische klachten, die onder meer bestaan uit angstaanvallen, slecht slapen en beperking in haar dagelijkse doen en laten. De militaire kamer neemt in de beoordeling van de civiele vordering mee dat de verdediging op voorhand kenbaar heeft gemaakt zich niet te zullen verzetten tegen de vordering zoals deze voorligt. De militaire kamer zal gelet op het voorgaande de vordering van de benadeelde partij volledig toewijzen.
Verdachte is vanaf 13 november 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf van 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
T.a.v. de vordering van benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 25 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechter, en Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema (militair lid), in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2024.
Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [getuige] van de Koninklijke Marechaussee, bureau zeden, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 20221122.1352.0979, gesloten op 17 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatie gesprek zeden, p. 8-11 en proces-verbaal van verhoor aangever, p. 12-13.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 13-14.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 35.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 31-32.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 41-42.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 26-27.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 22.