ECLI:NL:RBGEL:2024:4413

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
061291-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot doodslag, mishandeling en aanranding met gevangenisstraf en GVM

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die werd beschuldigd van poging tot doodslag, mishandeling en aanranding. De verdachte, geboren in 1957 en op dat moment gedetineerd, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 21 februari 2024 zijn echtgenote had gewurgd in een poging haar van het leven te beroven, en dat hij haar eerder had mishandeld. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan het aanranding van een 13-jarige jongen op 5 oktober 2023. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die vrijspraak had bepleit. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die een verstandelijke beperking heeft. Naast de gevangenisstraf werd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De benadeelde partij, het slachtoffer van de aanranding, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 1.089,23.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/061291-24 en 08/304611-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 18 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1957 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
raadsman mr. C. Verrillo advocaat in Denekamp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05/061291-24
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] voornoemd heeft gewurgd en/of heeft verstikt door met zijn handen de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken en vervolgens met kracht haar keel gedurende lange(re) tijd dicht te drukken en/of te knijpen, althans door op enigerlei wijze de
zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer 1] gedurende lange(re) tijd af te sluiten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2024 te [woonplaats] zijn echtgenote, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] voornoemd met kracht (met gebalde vuist) op haar arm te slaan en/of door een arm van die [slachtoffer 1] voornoemd om te draaien en/of door die [slachtoffer 1] te wurgen en/of te verstikken door met zijn handen de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken en vervolgens met kracht haar keel gedurende lange(re) tijd dicht te drukken en/of te knijpen, althans door op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer 1] gedurende lange(re) tijd af te sluiten;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2018 t/m 21 februari 2024, althans de periode van 8 mei 2018 t/m 27 september 2022 te Ter Apel en/of te [woonplaats] , althans in Nederland, zijn echtgenote, [slachtoffer 1] (telkens) heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
voornoemd (telkens) met kracht met de vlakke hand en/of met gebalde vuist tegen het lichaam te slaan en/of door die [slachtoffer 1] (telkens) te schoppen tegen het lichaam en/of door de arm van die [slachtoffer 1] om te draaien;
parketnummer 08/304611-23
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te [plaats 1] , [plaats 2] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- knijpen in en/of vastpakken van het kruis (penis en balzak) van die [slachtoffer 2] en/of
- knijpen in en/of vastpakken van de bil(len) van die [slachtoffer 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te [plaats 1] , [plaats 2] ,
met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- knijpen in en/of vastpakken van het kruis (penis en balzak) van die [slachtoffer 2] en/of
- knijpen in en/of vastpakken van de bil(len) van die [slachtoffer 2] .

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/061291-24 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, primair, en feit 2 ten laste gelegde, te weten: poging tot doodslag op 21 februari 2024 en een mishandeling op 27 september 2022.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 primair vrijspraak bepleit. Het geconstateerde letsel was namelijk niet potentieel dodelijk en daarnaast heeft verdachte nooit opzet op de dood van [slachtoffer 1] gehad. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van de onderdelen “te wurgen” en/of “te verstikken door met zijn handen de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken en vervolgens met kracht haar keel gedurende lange(re) tijd dicht te drukken en/of te knijpen, althans door op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer 1] gedurende lange(re) tijd af te sluiten”. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte bij het “STOP-gesprek” niet is gewezen op zijn recht op een advocaat en hem ook geen cautie is medegedeeld. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat alleen één mishandeling op 27 september 2022 kan worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) deed op 21 februari 2024 aangifte van poging doodslag. Zij verklaarde dat zij ruzie kreeg met haar man, zijnde verdachte. Verdachte draaide aangeefster om en pakte met beide handen haar keel vast en kneep haar keel dicht. Aangeefster kreeg geen lucht. Aangeefster probeerde los te komen. Aangeefster probeerde geluid te maken, maar dit lukte haar niet. Aangeefster viel op de grond. Zij dacht dat ze dood zou gaan doordat verdachte haar keel dicht kneep. Aangeefster verklaarde daarnaast dat verdachte haar eerder mishandelde en sloeg. [2] In een aanvullend verhoor van 28 februari 2024 verklaarde aangeefster dat zij bewusteloos op de grond viel nadat verdachte haar bij de keel greep. [3]
[getuige 1] is de dochter van verdachte en aangeefster en was getuige van de ruzie tussen haar ouders. Getuige sprong tussen haar ouders. Zij zag dat verdachte aangeefster met beide handen bij de keel vastgreep. Zij weet niet precies hoelang dit duurde, maar denkt dat dit ongeveer één minuut was. Getuige heeft geprobeerd om verdachte van aangeefster af te trekken. Zij moest veel kracht zetten om haar vader van haar moeder los te krijgen. Verdachte liet de keel van aangeefster niet los en bleef doorknijpen. Toen getuige tegen verdachte zei dat zij de politie ging bellen, liet verdachte de keel van aangeefster los. Getuige zag dat aangeefster zich niet goed voelde en angstig uit haar ogen keek. Ook zag zij dat de kleur van haar moeders gezicht geelachtig werd. Getuige zag dat aangeefster op de grond viel. Getuige probeerde met aangeefster te praten, maar zij kreeg geen contact met haar. [4] Vervolgens heeft haar broer 112 gebeld. [5]
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] kwamen op 21 februari 2024 aan bij de woning aan [adres 1] in [woonplaats] . Zij hielden samen met collega’s verdachte aan. Er was sprake van inwendig letsel, te weten: een verdikking in de keel. De ambulancebroeder kon dit voelen. Verbalisanten hoorden van de ambulancebroeder dat wat hij voelde duidde op een verwurging. [6]
Forensisch arts O.L. Sijperda heeft op 22 februari 2024 lichamelijk onderzoek verricht bij aangeefster. Aan de voorzijde in de hals waren een aantal streepvormige roodblauwe verkleuringen zichtbaar. Deze verkleuringen kunnen goed passen bij een grijpactie met handen. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ruzie had met aangeefster. Zijn handen zijn op de keel van aangeefster terecht gekomen. Hij had één hand op haar keel en de andere hand in haar nek. Daarna heeft hij aangeefster op de grond gegooid. [8]
Gelet op de aangifte, de letselrapportage van Sijperda en de getuigenverklaring van [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster bij de keel heeft gegrepen en vervolgens de keel dicht heeft gehouden. Gelet op de verklaring aangeefster en van getuige [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat de keel van aangeefster voor langere tijd is dichtgeknepen. Deze verklaringen worden ondersteund door de waarneming van de ambulancebroeder. De rechtbank is van oordeel dat enkel door ingrijpen van getuige [getuige 1] verdachte is gestopt met het dichtknijpen van de keel.
De rechtbank ziet zichzelf voor de vraag gesteld of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van aangeefster. Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen vol opzet had om aangeefster van het leven te beroven. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In het letselverslag van forensisch arts E.M. Huisman van 20 juni 2024 staat beschreven dat bij verwurging met handen bij voldoende druk op de hals en bij voldoende duur hiervan de dood uiteindelijk in kan treden. Het gaat hierbij – in het algemeen – niet alleen om het mogelijk dichtdrukken van luchtwegen maar om de volgende mechanismen die tot een overlijden kunnen leiden:
blokkeren van de luchtwegen door compressie van luchtwegen in de keel, of meer waarschijnlijk, door omhoogschuiven van het strottenhoofd waardoor de tongbasis de luchtweg afsluit door druk hiervan tegen gehemelte en bovenzijde van de mond;
dichtdrukken van de afvoerende bloedvaten, de aders, in de nek. Deze grote bloedvaten ontstaan als cyanose (blauw worden), oedeem/zwelling en puntbloedingen boven de plaats waar gedrukt wordt. Bij iets grotere druk rondom de hals kunnen ook meer naar binnen gelegen aders worden dichtgedrukt. Voor het dichtdrukken van de halsslagaders is aanzienlijk meer druk nodig dan voor de aders. Als de slagaders in de hals openblijven bij dichtgedrukte aders, loopt de druk op de aders in het hoofd snel op omdat het aangevoerde bloed niet goed meer kan worden afgevoerd. Dit kan dan ook leiden tot puntbloedingen boven het niveau van de strangulatie;
dichtdrukken van de 2 nekslagaders aan weerszijden van de hals. Deze slagaders vervoeren ca. 80% van het bloed naar het hoofd en staan onder grotere druk dan de aders. Als beide slagaders worden dichtgedrukt verliest de persoon snel het bewustzijn. De parallelle bloedcirculatie vanuit vaten bij de wervelkolom (de overige ca. 20% van de bloedvoorziening van o.a. de hersenen) is doorgaans onvoldoende om het bewustzijn te behouden. Niet-reversibele hersenschade is in het algemeen onwaarschijnlijk bij stoppen van de bloedcirculatie tot maximaal ca. 4-5 minuten;
zenuweffecten. In de halsslagaders zijn op een bepaalde plaats in de slagaders druksensoren (de zogenaamde barosensoren) aanwezig die met zenuwen verbonden zijn met de hersenen. Bij uitwendige druk op deze sensoren, bv. door vingers, daalt de hartfrequentie en kan leiden tot een ‘cardiac arrest’. Het is mogelijk om hierdoor te overlijden maar de bewijsvoering is erg lastig en er ligt geen hard medisch bewijs onder om die relatie achteraf aan te tonen. In de praktijk wordt bij een vermoeden op overlijden door deze oorzaak eerst uitgebreid naar andere doodsoorzaken gezocht;
combinaties van bovenstaande. [9]
In het letselverslag is de kans op het overlijden op basis van het geconstateerde letsel bij aangeefster als niet potentieel dodelijk omschreven.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat de kans op overlijden zoals weergegeven in het letselverslag van 20 juni 2024 geen aanmerkelijke kans is, deelt de rechtbank deze stelling niet. Het geconstateerde letsel van aangeefster is door de forensisch arts weliswaar gekwalificeerd als niet potentieel dodelijk, maar het is een feit van algemene bekendheid dat het langdurig dichtknijpen van de keel/hals kan leiden tot de dood. Volgens vaste jurisprudentie dient onder de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. [10] Op basis van het letselverslag blijkt dat een langere strangulatie kan leiden tot de dood. Door het voor langere duur vasthouden en dichtknijpen van de keel waarbij verdachte zich niet door zijn dochter liet wegtrekken en door ging met dichtknijpen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster zou komen te overlijden.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De verdediging heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie het recht op vervolging heeft verspild door verdachte tijdens het zogenaamd “STOP-gesprek” niet te wijzen op het recht op een advocaat en hem niet de cautie te geven. De rechtbank is van oordeel dat indien de verdediging heeft beoogd om een 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) verweer te voeren, dit verweer niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden. Daarnaast zal uit ondergenoemde bewijsmiddelen blijken dat de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen niet voor het bewijs is gebruikt. De rechtbank zal dus niet verder ingaan op het verweer.
Op 11 oktober 2022 deed [slachtoffer 1] aangifte van mishandeling. Aangeefster verklaarde dat zij meestal één keer per maand werd geslagen door haar man, zijnde verdachte. Op 27 september 2022 sloeg verdachte aangeefster met kracht op haar schouder. Haar schouder werd hierdoor helemaal blauw. Verdachte sloeg haar vier keer met gebalde vuist op haar linkerschouder en één keer op haar rechterschouder. Aangeefster voelde pijn. Aangeefster belde toen met [getuige 2] . [getuige 2] belde met de huisarts, vervolgens met de politie en later met Veilig Thuis. Aangeefster ging op 3 oktober 2022 naar de huisarts. Aangeefster had twee grote blauwe plekken op haar rechter- en linkerschouder. [11]
Blijkens een geneeskundige verklaring d.d. 13 oktober 2022 van F.A. van Walsum is aangeefster op 3 oktober 2022 onderzocht. Als uitwendig letsel werd onder andere waargenomen een groot hematoom op de bovenarm rechts en in mindere mate een hematoom links. [12]
Getuige [getuige 2] was op 27 september 2022 aan het werk en kreeg een voicebericht van aangeefster. Aangeefster was in tranen en onverstaanbaar. Aangeefster vroeg om hulp. [getuige 2] begreep dat aangeefster op dat moment door verdachte werd geslagen. Getuige hoorde aangeefster om hulp schreeuwen. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster één keer een klap op haar schouders heeft gegeven. [14]
Gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 2] en de geneeskundige verklaring stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster op 27 september 2022 meerdere malen heeft geslagen. De verklaring van verdachte dat hij haar eenmaal heeft geslagen komt niet overeen met het letsel van aangeefster. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn echtgenote op 27 september 2022 meermalen met gebalde vuist tegen het lichaam heeft geslagen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een of meerdere (andere) mishandelingen in de ten laste gelegde periode. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Parketnummer 08/304611-23 [15]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er één bewijsmiddel is, namelijk de verklaring van [slachtoffer 2] . Daarnaast bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat het knijpen en/of vastpakken in het kruis (penis en balzak) en/of de billen door geweld of andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld is gebeurd, waardoor niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Beoordeling door de rechtbank
[aangever] deed op 5 oktober 2023 aangifte van aanranding namens haar zoon [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft zeer ernstige autisme, MCDD, dyslexie, ADHD en complex-trauma (PTSS). [slachtoffer 2] liet op 5 oktober 2023 de hond uit aan de [adres 2] in [plaats 1] . Op het zandpaadje naast de [adres 2] werd [slachtoffer 2] aangesproken door een man op de fiets die de weg vroeg naar Aalten. [slachtoffer 2] legde de weg uit en gaf de man een hand. Daarna greep de man [slachtoffer 2] in zijn kruis en betastte hij de billen van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] ging direct naar huis en vertelde [aangever] wat er was gebeurd. [slachtoffer 2] was overstuur toen hij dit aan [aangever] vertelde. [aangever] zag dat [slachtoffer 2] huilde en bibberde. [16]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] kwamen op 5 oktober 2023 bij de woning van [aangever] en [slachtoffer 2] aan. Zij zagen dat [slachtoffer 2] zichtbaar verdrietig en aan het huilen was. Zij zagen tranen over zijn gezicht lopen. Verbalisant [verbalisant 4] hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij een fietser de weg naar Aalten had gewezen en dat hij de hand van de man had geschud. De man had hem hierna direct vol vastgepakt en daarna had de man aan zijn kont gezeten. Op het moment dat [slachtoffer 2] dit uitsprak werd hij emotioneel en durfde hij de plek waar de man hem vastpakte niet te benoemen. [17]
[slachtoffer 2] werd op 12 oktober 2023 als getuige/slachtoffer verhoord. Tijdens dit verhoor verklaarde [slachtoffer 2] dat iemand hem met zijn hand bij zijn kruis en zijn bil heeft gegrepen. Dat gebeurde toen hij met de hond liep in [plaats 1] . Dat was ongeveer een week geleden aan het einde van de middag. Er kwam een meneer aanfietsen die de weg naar Aalten vroeg. De man sprak niet goed Nederlands. [slachtoffer 2] vertelde de man de weg. Toen schudden ze elkaar de hand en wilde [slachtoffer 2] de hond aan de lijn doen en toen gebeurde het. De man kneep met zijn hand in zijn bil en bij zijn kruis een beetje van onder. Via onder ging die man naar zijn kruis, naar het midden, het pijnlijkste deel van het kruis/zijn pik. [slachtoffer 2] voelde dat hij aan zijn pik werd aangeraakt. De man raakte eerst zijn pik aan. De man graaide bij zijn balzak. Daarna raakte de man zijn bil aan. Daarna fietste de man hard weg. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij heel erg overstuur was door wat er gebeurd was. Hij ging naar huis om het zijn moeder te vertellen. Hij was in tranen. Hij vertelde zijn moeder dat iemand aan zijn kruis, plasser en kont had gezeten. Zijn moeder belde meteen de politie. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de weg aan [slachtoffer 2] heeft gevraagd. Toen verdachte zich omdraaide heeft hij het geslachtsorgaan van [slachtoffer 2] aangeraakt. Dit ging hard. Toen verdachte wilde afslaan heeft hij de bil van [slachtoffer 2] aangeraakt. [19]
Niet ter discussie staat dat verdachte het kruis (penis en balzak) en de billen van [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. De vraag is echter of dit per ongeluk is gegaan, zoals verdachte heeft verklaard. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte in zijn bil en zijn kruis heeft gegrepen. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] te twijfelen. [slachtoffer 2] heeft op twee momenten met de politie gesproken over de gebeurtenis. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] consistent over de gebeurtenis heeft verklaard. Daarnaast is [slachtoffer 2] direct na het voorval naar zijn moeder gegaan en heeft haar het verhaal verteld. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar. Naar het oordeel van de rechtbank past het actieve grijpen in het kruis en knijpen in de bil ook niet bij het min of meer passieve per ongeluk aanraken, zoals verdachte heeft verklaard. Vervolgens moet de rechtbank bepalen of voor de verklaring van [slachtoffer 2] voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is dat ziet op het geweld, dreigen met geweld of andere feitelijkheid waardoor [slachtoffer 2] is gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Op grond van de verklaring van [aangever] en de waarnemingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal. [aangever] en verbalisanten hebben kort na het incident emoties bij [slachtoffer 2] waargenomen toen hij vertelde wat er gebeurd was. Dit zijn volgens de rechtbank bij het feit passende emoties. Dat verdachte [slachtoffer 2] per ongeluk heeft aangeraakt omdat het zandpad smal was is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door een feitelijkheid, namelijk: door onverhoeds te handelen, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten: het knijpen en vastpakken van het kruis (penis en balzak) en de bil van [slachtoffer 2] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/061291-24 feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 08/304611-23 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/061291-24
1.
hij op
of omstreeks21 februari 2024 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,die [slachtoffer 1]
voornoemdheeft gewurgd en
/ofheeft verstikt door met zijn handen de keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken en vervolgens met kracht haar keel gedurende lange
(re
)tijd dicht te drukken en
/ofte knijpen
, althans door op enigerlei wijze dezuurstoftoevoer voor die [slachtoffer 1] gedurende lange(re) tijd af te sluiten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 mei 2018 t/m 21 februari 2024, althans de periode van 8 mei 2018 t/m27 september 2022
te Ter Apel en/ofte [woonplaats] ,
althans in Nederland,zijn echtgenote, [slachtoffer 1]
(telkens)heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
voornoemd (telkens)met kracht
met de vlakke hand en/ofmet gebalde vuist tegen het lichaam te slaan
en/of door die [slachtoffer 1] (telkens) te schoppen tegen het lichaam en/of door de arm van die [slachtoffer 1] om te draaien.
Parketnummer 08/304611-23
hij op
of omstreeks5 oktober 2023 te [plaats 1] , [plaats 2] ,
door
geweld ofeen
anderefeitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een anderefeitelijkheid,te weten door onverhoeds te handelen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten
- knijpen in en
/ofvastpakken van het kruis
(penis en balzak
)van die [slachtoffer 2] en
/of- knijpen in en
/ofvastpakken van de bil
(len)van die [slachtoffer 2] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/061291-24
feit 1, primair:
poging tot doodslag;
feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
parketnummer 08/304611-24, primair
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) in de zin van artikel 38z Sr wordt opgelegd. De officier van justitie is bij zijn strafeis ervan uitgegaan dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straf ten hoogste gelijk aan het voorarrest bepleit. Daarnaast verzoekt de raadsman om de voorlopige hechtenis op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van zijn echtgenote. Verdachte heeft geprobeerd zijn echtgenote te wurgen en is alleen door toedoen van zijn dochter gestopt. Verdachte heeft met zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van zijn echtgenote. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan. Ook heeft verdachte een jaar eerder zijn echtgenote mishandeld. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanranden van de 13-jarige [slachtoffer 2] . Verdachte heeft het vertrouwen en de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] op grove wijze beschaamd door hem onverhoeds en ongevraagd bij zijn kruis en billen te grijpen en pakken. [slachtoffer 2] stond aan het begin van zijn seksuele ontwikkeling en is door het handelen van verdachte hier ernstig in beschadigd. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages van de deskundige W.J.P. Gaertner, GZ-psycholoog, van 16 juni 2024. Gaertner adviseert om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is bij verdachte sprake van een verstandelijke beperking die ten tijde van de ten laste gelegde feiten ook aanwezig was. Vanuit de verstandelijke beperking heeft verdachte moeite om complexe situaties het hoofd te
bieden, heeft hij moeite met het inschatten van sociale interactie en hier passend op te reageren. Hij heeft veel frustraties die zowel samenhangen met het aanpassen aan de Nederlandse cultuur, hoe het gezinsleven verloopt, als met zijn verstandelijke beperking waardoor hij zich niet goed duidelijk kan maken, mede omdat hij zich niet verstaanbaar kan maken in de Nederlandse samenleving. Vanuit de verstandelijke beperking heeft betrokkene moeite met het inschatten van situaties, met het overzien van zijn gedragskeuzes en het overzien van de consequenties van zijn handelen. Gaertner adviseert naast hulp om zijn leven op te bouwen, individuele behandeling gericht op het vergroten van copingvaardigheden. Bij bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten vindt Gaertner behandeling op het gebied van de emotie regulatie en seksualiteit passend. Belemmerend zijn de beperkte intelligentie van verdachte en de taalbarrière. Gaertner acht een (deels) voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden met onder andere een reclasseringstoezicht en een verplicht behandelcontact het best passend.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 1 juli 2024 blijkt dat er mede gelet op de eerdere signalen van huiselijk geweld en grensoverschrijdend gedrag, sprake is van een zorgelijke situatie. Er lijkt sprake te zijn van weinig probleembesef bij verdachte. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en lijkt niet in te kunnen schatten wat de impact van zijn gedrag op anderen is geweest. Eerder ingezette hulpverlening in het gezin heeft geen verbetering gebracht. Hulpverlening inzetten is vanwege de ontkennende houding van verdachte en de taalbarrière nagenoeg onmogelijk. Het risico op recidive en letsel wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De bijzondere voorwaarden zijn: een contact- en locatieverbod. Er wordt verder geadviseerd om aan deze voorwaarden geen toezicht te verbinden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal bij de strafoplegging daarom rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten. De ernst van de feiten maakt dat de rechtbank in deze zaak geen andere straf passend acht dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie niet passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank mede acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal gelet hierop worden afgewezen. De gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf is enerzijds bedoeld om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden ook bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een contact- en locatieverbod. De rechtbank is, gelet op de rapportages, van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van vier jaren verbinden.
Gelet op de aard van de bij verdachte bestaande stoornis lijken op dit moment langdurige waarborgen noodzakelijk om toekomstige risico’s in te dammen voor de veiligheid van anderen en/of de algemene veiligheid van personen. De rechtbank acht het daarom geraden om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Aan de wettelijke vereisten als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan.
Deze maatregel houdt in dat verdachte na het einde van de gevangenisstraf onder intensief toezicht komt te staan en dat de resocialisatie is gebonden aan voorwaarden. Aan het einde van de opgelegde gevangenisstraf wordt, op vordering van het openbaar ministerie en aan de hand van de vooruitgang die dan mogelijk door verdachte al is geboekt, bekeken of en hoe de maatregel ten uitvoer moet worden gelegd. Op dat moment wordt dan door de rechter bepaald welke voorwaarden worden opgelegd en wat de duur van de maatregel zal zijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met parketnummer 08/304611-23 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 89,23 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank overweegt dat de materiële schade niet is betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de gevorderde kosten voldoende onderbouwd en komt de vordering de rechtbank op dit punt gegrond voor. Toegewezen wordt daarom het door benadeelde gevorderde bedrag van € 89,23.
Smartengeld
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat aannemelijk is dat de benadeelde partij, gezien de aard en de ernst van het feit (feitelijke aanranding van de eerbaarheid), en de daardoor gemaakte grove inbreuk op zijn persoonlijke integriteit, in zijn persoon is aangetast op andere wijze. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid schat zij de hoogte van de geleden immateriële schade op een bedrag van € 1.000,00 en acht zij dit deel van de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar.
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoeding van € 1.089,23 toewijzen die bestaat uit:
- € 89,23 aan geleden materiële schade;
- € 1.000,00 aan geleden immateriële schade.
Verdachte is vanaf 5 oktober 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38z, 45, 57, 246, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
  • verdachte zich niet in [plaats 1] inclusief de [plaats 2] bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op.
De beslissing op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
 wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
De beslissing op de vorderingen benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer parketnummer 08/304611-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 89,23 aan materiële schade en € 1.000,00 aan smartengeld,
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.089,23 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bril (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en
mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024081938, gesloten op 22 februari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 5.
3.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] , p. 61.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 17-18.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor getuige [getuige 1] , p. 20.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Oost Nederland” van 22 februari 2024, p. 14-16.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Forensisch Geneeskundig Letselverslag met benoeming als deskundige” van 20 juni 2024, ongenummerd.
10.Onder meer: ECLI:NL:HR:2018:718.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 89-91 en p. 100.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Geneeskundige verklaring” van 3 oktober 2022, p. 102.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 104.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.
15.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600- 2023461350, gesloten op 12 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 8-11.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 40-52.
19.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2024.