ECLI:NL:RBGEL:2024:4358

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
AWB_23_885
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor gebruik als kantoor in strijd met bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van een gebouw als kantoor. De aanvraag voor de omgevingsvergunning werd op 17 mei 2022 geweigerd, en het college handhaafde deze weigering in de beslissing op bezwaar van 4 januari 2023. De rechtbank behandelde het beroep op 6 juni 2024, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was, maar eiseres zich had afgemeld.

De rechtbank concludeert dat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, dat het gebruik van het gebouw als zelfstandig kantoor verbiedt. Eiseres betoogde dat het bestemmingsplan tegenstrijdig is, maar de rechtbank oordeelt dat de formuleringen in het bestemmingsplan duidelijk zijn en dat er geen sprake is van onduidelijkheid. De rechtbank oordeelt verder dat het college de weigering voldoende heeft gemotiveerd en dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat de weigering van de omgevingsvergunning in stand blijft en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/885

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R.A. Oosterveer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, college

(gemachtigde: mr. C.A. van der Graaf - van de Worp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres in verband met de weigering van het college om een tijdelijke omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruik van het gebouw aan de [locatie 1] te [plaats] (het gebouw) als kantoor.
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning op 17 mei 2022 geweigerd. In de beslissing op bezwaar van 4 januari 2023 is het college bij de weigering gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college. Eiseres heeft voor de zitting aangekondigd niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning om tijdelijk af te mogen wijken van het bestemmingsplan. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de aanvraag in strijd met het bestemmingsplan?
3. Op het perceel [locatie 1] te [plaats] is het Bestemmingsplan Malkenschoten - Kayersmolen (het bestemmingsplan) van toepassing. Aan de gronden van dit perceel is de bestemming ‘Bedrijventerrein – 2’ toegekend. De voor ‘Bedrijventerrein – 2’ aangewezen gronden zijn - voor zover relevant - niet bestemd voor ‘zelfstandige kantoren’. [1] Eiseres wil het gebouw tijdelijk gebruiken als kantoorruimte en heeft om die reden een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning waarmee voor de duur van tien jaar kan worden afgeweken van het bestemmingsplan.
3.1
Eiseres betoogt in het beroepschrift dat het bestemmingsplan tegenstrijdig is. Zij legt daaraan ten grondslag dat het bestemmingsplan enerzijds bepaalt dat ‘zelfstandige kantoren’ niet zijn toegelaten, terwijl ‘kantoren’ in de algemene lijst van toegelaten bedrijven zijn toegestaan bij ‘overige zakelijke dienstverlening’. De planregels zijn daarmee volgens eiseres onvoldoende duidelijk geformuleerd, juridisch niet houdbaar en in strijd met de rechtszekerheid.
3.2.
De rechtbank begrijpt het betoog van eiseres zo dat zij zich in beroep op het standpunt stelt dat het bestemmingsplan vanwege de onduidelijke formulering redelijkerwijs niet in de weg kan staan aan het gebruik en het college de vergunning had moeten weigeren omdat deze bij nader inzien niet nodig is.
3.3.
De rechtbank deelt dit standpunt niet. Het bestemmingsplan en de plansystematiek zijn namelijk duidelijk. Het gebruik van het gebouw als zelfstandig kantoor is op grond van het bestemmingsplan verboden. Het begrip zelfstandige kantoren is in het bestemmingsplan niet gedefinieerd, maar kennelijk is hiermee bedoeld het gebruik van gronden voor losse op zichzelf staande kantoren niet toe te staan. Kantoren bij ‘overige zakelijke dienstverlening’ zijn wel toegelaten, maar binnen de systematiek van het bestemmingsplan zijn dergelijke kantoren uitsluitend toegelaten als dat gebruik plaatsvindt in combinatie met andersoortig gebruik. Van een tegenstrijdigheid of onduidelijkheid is geen sprake.
3.4.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is het besluit voldoende gemotiveerd?
4. Eiseres betoogt dat de beslissing op bezwaar niet voldoende is gemotiveerd. Het college heeft volgens eiseres alleen in algemene zin opgemerkt dat een functieverandering ‘niet wenselijk’ zou zijn, dat de stedenbouwkundige situatie zou worden aangetast en er bovendien voldoende andere geschikte locaties zouden zijn. Over de goede ruimtelijke ordening wordt niets opgemerkt en het college is niet ingegaan op het bezwaarschrift. Ook brengt eiseres naar voren dat het college geen uitvoering heeft gegeven aan het advies van de onafhankelijke bezwarencommissie om een gebrek te herstellen.
4.1.
Het college stelt dat het wel voldoende gemotiveerd heeft waarom er niet aan de afwijking van het bestemmingsplan meegewerkt kan worden. De onafhankelijke bezwarencommissie heeft in haar advies aan het college aangegeven dat milieuaspecten en stedenbouwkundig beeld niet hetzelfde zijn en geadviseerd om in de beslissing op bezwaar dit nader toe te lichten. Het college is hier in de beslissing op bezwaar nader op ingegaan en heeft benadrukt dat het vooral vermenging van lichte met zware functies tegen wil gaan.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het college gebruik kan maken van de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. [2] Van deze bevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bij de besluitvorming over een aanvraag om af te wijken heeft het college beleidsruimte. Dat betekent dat het college de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college de weigering van de door eiseres gevraagde omgevingsvergunning voldoende heeft gemotiveerd. Anders dan eiseres stelt, heeft het college in de beslissing op bezwaar wel toegelicht waarom het geen medewerking wil verlenen. Het heeft daarbij allereerst verwezen naar het advies van de onafhankelijke bezwarencommissie en de motivering die daarin is gegeven overgenomen. Overwogen is verder dat het gebruik van het gebouw als zelfstandige kantoorruimte op grond van het bestemmingsplan niet is toegestaan en dat in de beleidsnota ‘Ondernemende stad’ wordt ingezet op behoud van bedrijventerreinbestemming en herstructurering van (verouderde) bedrijventerreinen met behoud van de milieucategorie. Een functieverandering naar een bestemming kantoren is daarom niet voorzien. Daarnaast heeft het college meegewogen dat er een tekort is aan bedrijfsruimte en een overaanbod aan kantoorruimte binnen de gemeente Apeldoorn. Nu eiseres niet heeft aangevoerd waarom deze motivering onjuist of onvoldoende is, kan deze de weigering om de vergunning te verlenen dragen.
4.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het college het door de onafhankelijke bezwarencommissie geconstateerde gebrek in bezwaar voldoende heeft hersteld. In het advies van de bezwaarschriftencommissie staat dat de commissie uit het primaire besluit begrijpt dat het college milieuaspecten en -afwegingen heeft willen beschrijven, maar het besluit onduidelijk is omdat in dit onderdeel ook wordt gesproken over ‘de aantasting van het stedenbouwkundig beeld’. In de beslissing op bezwaar heeft het college verduidelijkt dat het vermenging van lichte en zware functies wil voorkomen, omdat daarmee bedrijvigheid, die in het gebied zou moeten worden versterkt, wordt beperkt. De rechtbank begrijpt hieruit dat het college geen zelfstandige kantoren wil toestaan op een bedrijventerrein met zwaardere functies omdat de aanwezigheid van een dergelijk kantoor ook de gebruiksmogelijkheden van bedrijven kan beperken. De rechtbank acht dit niet onredelijk en eiseres heeft ook niet aangevoerd waarom het college dit niet heeft mogen meewegen.
4.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is het besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
5. Eiseres betoogt dat het besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Zij wijst in het beroepschrift op een ander geval in de omgeving waarbij recentelijk een vergunning zou zijn verleend voor het gebruik van een deel van het gebouw aan de [locatie 2] als kantoorruimte in afwijking van het bestemmingsplan voor de duur van vijf jaar. Eiseres heeft aangegeven dat voor haar een omgevingsvergunning voor vijf jaar ook voldoende zou zijn.
5.1.
Het college brengt naar voren dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning ziet op het mogen gebruiken van het gebouw als ‘zelfstandige kantoorruimte’ voor tien jaar en niet voor vijf jaar. Verder wijst het college erop dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, omdat het in geval van eiseres gaat om het gebruik van kantoor als hoofdfunctie.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel dient sprake te zijn van gelijke gevallen die ongelijk behandeld worden. Daargelaten dat eiseres een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de duur van tien jaar, gaat het in het door eiseres in het beroepschrift genoemde geval om gebruik van kantoorruimte in combinatie met andere activiteiten. Het geval waar eiseres in beroep naar verwijst betreft een houtopslag en bewerkingsbedrijf, waarbij de kantoorfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. In dat geval is dus geen sprake van gebruik als zelfstandig kantoor, zoals in het geval van eiseres. Van een gelijk geval is daarom geen sprake.
5.3.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is het besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
6. Eiseres betoogt dat het besluit niet evenredig is. Het gaat immers om een zeer korte periode waarin van het bestemmingsplan wordt afgeweken en de afwijking voor
hooguit een aantal maanden zou geen enkele nadelige effecten hebben.
6.1.
De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. De aanvraag ziet op verlening van een omgevingsvergunning voor de duur van tien jaar. Het college heeft een beslissing genomen op basis van de ingediende aanvraag. Nu het niet gaat om een korte periode en eiseres geen nadere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, valt niet valt in te zien waarom de weigering niet evenredig zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat het besluit niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
6.2.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de weigering van de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.8.1 onder b van de planregels.
2.Op grond van artikel 2.12 eerste lid onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 4 onderdeel 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht