ECLI:NL:RBGEL:2024:434

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
05/150099-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en contactverbod

Op 29 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van vijf jaar. De zaak betreft een periode van stelselmatige belaging van het slachtoffer, die als politieagent werkzaam is. De verdachte heeft in de periode van 4 januari 2023 tot en met 19 maart 2023 herhaaldelijk berichten gestuurd via sociale media, ondanks dat het slachtoffer herhaaldelijk aangaf dat hij moest stoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, die hierdoor angst en onveiligheid heeft ervaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, maar heeft geen causaal verband kunnen vaststellen tussen deze toestand en het strafbare feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij het slachtoffer recht heeft op schadevergoeding voor materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/150099-23
Datum uitspraak : 29 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 in Omdurman (Soedan),
wonende aan de [woonplaats] .
Raadsman: mr. C.C.W. Plaat, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 4 januari 2023 tot en met 19 maart 2023 te Veenendaal, en/of te Ede, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (verbalisant) [slachtoffer] , door die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen via Instagram en/of Facebook, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het procesdossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Beoordeling door de rechtbank
De bewijsmiddelen
[slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft in haar aangifte van 3 februari 2023 verklaard dat zij in 2020 in het kader van haar werkzaamheden als politieagent betrokken was bij twee meldingen aangaande verdachte. Eén van die meldingen was op 8 juli 2020. Verdachte gaf toen aan langzaam in een psychose te raken. De andere melding was vanwege een ruzie tussen verdachte en zijn zus. Daarna heeft zij geen contact meer met verdachte gehad. Op 30 januari 2021 kreeg ze op haar privé-Facebookaccount een bericht van [verdachte] . Toen ze vroeg wie hij was, antwoordde hij dat hij [verdachte] was. Vervolgens vroeg hij haar of ze [slachtoffer] was. Vanaf 4 januari 2023 kreeg ze stelselmatig berichten via verschillende accounts op haar politie-Instagramaccount. Als ze de accounts blokkeerde, werden er nieuwe accounts aangemaakt waarmee berichten werden gestuurd. De hele maand januari 2023 kreeg ze zeer veel berichten via Instagram. Op een gegeven moment werd de toon van de berichten dreigender. Verdachte kwam op aangeefster over alsof hij psychisch (
de rechtbank begrijpt: psychotisch) was. Aangeefster heeft een aantal voorbeelden gegeven van de berichten die ze heeft ontvangen:
  • Jackpot ga ik betalen voor jou op de Quran gezworen;
  • Lockdown pak ik jouw;
  • [slachtoffer] ik geef jou tot het einde van het jaar om haar normaal te maken met die medicatie, werkt het niet dan gaan we jouw volspuiten met medicatie, kijken hoe dat voelt;
  • Je hebt echt een probleem binnenkort;
  • Zal ik jullie laten crashen in jullie privé auto;
  • Heb jij er voor gezorgd dat me zus een porsie klappen kreeg bij c en a? Hahaha. Denk je ik vergeet dingen mevrouw [slachtoffer] . Poep onder mijn schoenen ga ik van jou maken schatje;
  • Gaan we beginnen? Of gaan jullie je excuus aanbieden en bidden tot Allah? Of zal dag des oordeels zijn voor je als je bid tot Allah.
Door deze berichten was aangeefster constant op haar hoede. Zij was vanwege de psychische toestand van verdachte bang dat hij haar zou opzoeken. Ze heeft contact gehad met zijn begeleider, die haar liet weten dat verdachte steeds psychotischer werd. Dit baarde haar nog meer zorgen. Ze was bang dat verdachte haar op zou zoeken of haar iets aan zou doen. Uit de berichten bleek dat hij op de hoogte was van haar werkplek. Door de berichten werd ze gehinderd in haar werkzaamheden bij de politie, omdat ze bepaalde informatie niet meer durfde te delen via social media, bijvoorbeeld over inloopspreekuren, omdat verdachte dan precies zou weten waar ze zou zijn. Ook thuis merkte ze dat ze schrikachtiger was en dat ze ’s avonds alles op slot deed. [2]
Op 17 januari 2023 heeft een verbalisant in een formeel stopgesprek tegen verdachte gezegd dat hij moest stoppen met het sturen van berichten naar aangeefster. De begeleider van verdachte liet op zijn telefoon berichten zien die hij van verdachte had ontvangen. De verbalisant zag dat deze dezelfde profielfoto hadden als de berichten die de verbalisant van aangeefster had ontvangen. [3]
Aangeefster heeft verklaard dat ze enkele minuten na het stopgesprek opnieuw berichten kreeg via Instagram, waaronder:
  • Doe aangifte samen met [naam] dan (met een emoticon van een middelvinger);
  • Denk zijn salaris gaat verlagen binnenkort die langskwam;
  • Gangstershit, niet meer doen he, heel stout.
Hierop heeft aangeefster aangegeven dat de persoon moest stoppen en geen bedreigende berichten meer moest sturen. Daarop kwam het antwoord dat hij nog niet eens begonnen was. Verder ontving aangeefster onder meer de volgende berichten:
  • Heb je mij ziekgemaakt bij het bushokje;
  • Ik laat je met rust als jij mijn zus regelt;
  • Mij bedreigen aan alle kanten, we zien elkaar [slachtoffer] , komt goed;
  • Is goed [slachtoffer] , dit het laatste wat ik zeg, we komen elkaar tegen;
  • Ik zei je [slachtoffer] we zullen elkaar zien, pak me op aub, ga je zien hoe de wereld gaat verkankeren;
  • [slachtoffer] jij bent echt een rare creactie voor deze wereld mag je best weten, ik vind jou een hoerenkind. Hoop dat jullie allemaal een fijne en vreedzame dood hebben. Ik zal bidden voor een ieder, over een miljoen jaar ben ik er nog hahahahaha.
Aangeefster zegt op basis van de schrijfstijl, de inhoud van de berichten, de profielfoto en de gebruikersnaam te weten dat verdachte degene is die achter de berichten zit. Als ze een Instagram-account blokkeerde, werden er telkens nieuwe aangemaakt. Aangeefster is benaderd door de volgende Instagram-accounts:
  • ‘ [accountnaam] ’;
  • ‘ [accountnaam] - wie?’;
  • ‘ [accountnaam] ’;
  • ‘ [accountnaam] ’ en
  • ‘ [accountnaam] ’.
De zus van verdachte heeft contact opgenomen met aangeefster omdat verdachte een politiefoto van aangeefster aan zijn moeder had gestuurd en hierbij de naam van aangeefster noemde. Verder heeft aangeefster meerdere malen telefonisch contact gehad met de begeleider van verdachte. De begeleider vertelde aangeefster dat als hij haar naam noemde in bijzijn van verdachte, verdachte direct psychotischer werd en het gesprek wilde stoppen. [4]
Op 15 maart 2023 heeft aangeefster in een aanvullend verhoor verklaard dat het stopgesprek geen effect had gehad. Ze werd nog steeds lastig gevallen middels Instagram-berichten. Inmiddels ontving ze deze berichten ook via haar privé-account. De volgende accounts hebben haar berichten gestuurd:
  • ‘ [accountnaam] ’;
  • ‘ [accountnaam] ’ en
  • ‘ [accountnaam] ’.
Het voelde voor aangeefster onveilig dat de moeite werd genomen om haar privéaccount op te zoeken en constant berichten te sturen. Hierdoor kwam verdachte ook in haar privéleven. Aangeefster moest er continu aan denken. [5]
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van 7 juli 2023 komt naar voren dat ze enkele maanden later haar leven nog steeds niet kon leven zoals ze wilde. Ze maakte zich continu zorgen, was geprikkelder en verdrietiger dan normaal en sliep slecht. Aangeefster heeft camera’s bij haar woning laten plaatsen. Ze wilde niet meer in haar woonplaats verblijven uit angst om verdachte tegen te komen. Daarom heeft ze besloten (voorlopig) een woning te betrekken in een andere woonplaats. Een situatie die tot op de dag van vandaag voortduurt. [6]
De accounts [accountnaam] , [accountnaam] , [accountnaam] , [accountnaam] , [accountnaam] , [accountnaam] en [accountnaam] bevatten letter- en cijfercombinaties die zouden kunnen verwijzen naar de namen en geboortedatum van verdachte. Het Instagram-account ‘ [accountnaam] ’ bevatte een foto van een man en een vrouw. De gezichtskenmerken van de man vertoonden naar het inzicht van de verbalisanten een sterke gelijkenis met die van verdachte. In het verhoor heeft verdachte te kennen gegeven dat de vrouw op de foto zijn moeder is. [7]
De mobiele telefoon van verdachte is in beslag genomen. Hierop werden het Instagram-account ‘ [accountnaam] ’ en de Facebook-accounts ‘ [accountnaam] ’, ‘ [accountnaam] ’, ‘ [accountnaam] ’ en ‘ [accountnaam] ’ aangetroffen. Verder is op 21 januari 2023 de Instagram-gebruikersnaam ‘ [accountnaam] ’ veranderd naar ‘ [accountnaam] ’, die op 26 januari 2023 weer is veranderd naar ‘ [verdachte] .0000’.Ten slotte werden op de telefoon van verdachte drie foto’s van aangeefster aangetroffen. Deze waren afkomstig van het privé-Facebookprofiel van aangeefster. [8]
De bewijsmotivering
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of verdachte de persoon is geweest die voornoemde berichten aan aangeefster heeft verstuurd.
Op basis van de inhoud van de berichten, waarin onder andere wordt gerefereerd aan de meldingen uit 2020 waarbij zowel aangeefster als verdachte betrokken waren, de accounts die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte en de foto’s op die accounts is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor genoemde accounts van verdachte zijn. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee eveneens vast dat verdachte degene is geweest die de berichten heeft verstuurd.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het versturen van deze berichten belaging oplevert.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte en aangeefster hebben in de zomer van 2020 twee keer met elkaar te maken gehad in het kader van de werkzaamheden van aangeefster als politieagent. Vervolgens heeft verdachte aangeefster in de periode van 4 januari 2023 tot en met 13 maart 2023 zonder enige aanleiding meerdere berichten gestuurd, zowel naar het werk- als het privéaccount van aangeefster. Het betreft in totaal honderden berichten in tientallen contactmomenten. Ook al blokkeerde aangeefster zijn accounts en gaf ze aan dat hij moest stoppen, verdachte bleef proberen met aangeefster in contact te komen, zelfs na het stopgesprek van 17 januari 2023. De berichten zijn intimiderend en bedreigend van aard, waarbij verdachte verward overkomt. De berichten hebben aangeefster angst aangejaagd. Ze is bang om verdachte tegen te komen, omdat hij zijn dreigementen wellicht zal uitvoeren. Ze heeft tevens veiligheidsmaatregelen genomen rond haar woning, maar kreeg daarmee haar veiligheidsgevoel niet terug. De gedragingen van verdachte hebben zo’n grote impact op aangeefster gehad dat ze de keuze heeft gemaakt om ergens anders te verblijven. Aangeefster was bang verdachte tegen te komen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster sprake is geweest. Verdachte heeft aangeefster geen keuze gelaten in het al dan niet aanvaarden van dit contact en aangeefster aldus gedwongen te dulden dat hij stelselmatig contact met haar zocht.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk handelen van verdachte en acht daarmee bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 4 januari 2023 tot en met 19 maart 2023
te Veenendaal, en/of te Ede, althansin Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (verbalisant) [slachtoffer] , door die [slachtoffer] veelvuldig berichten te sturen via Instagram
en/of Facebook, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
belaging

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het feit is begaan terwijl verdachte (bijna) in psychotische toestand verkeerde. Gelet op de inhoud van de berichten is sprake van een causaal verband tussen de psychische gesteldheid van verdachte en het strafbare feit. Daarom moet verdachte niet dan wel sterk verminderd ontoerekeningsvatbaar worden verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte primair moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij ontoerekeningsvatbaar is en dat hij subsidiair sterk ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, waarmee rekening dient te worden gehouden bij de strafmaat.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel er aanwijzingen zijn dat er bij verdachte mogelijk sprake was van psychische ontregeling ten tijde van het plegen van het feit, is het niet mogelijk om een causaal verband hiertussen vast te stellen, nu nadere – deskundige – informatie hieromtrent ontbreekt. De rechtbank heeft op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting dan ook geen reden om aan te nemen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dan wel verminderd toerekeningsvatbaar was toen hij het feit pleegde.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden en de 38v-maatregel, inhoudende een contactverbod met aangeefster, voor de duur van vijf jaar, met oplegging van zeven dagen hechtenis per overtreding. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de psychische gesteldheid van verdachte ten tijde van het plegen van het feit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende meer dan drie maanden schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster. Hij heeft haar vele berichten gestuurd met een intimiderende en bedreigende inhoud. Hiermee heeft hij aangeefster zoveel angst aangejaagd dat zij niet alleen veiligheidsmaatregelen heeft genomen rondom haar huis, maar haar huis zelfs heeft verlaten om in een andere woning te verblijven. Verdachte heeft aangeefster, beide keren in haar hoedanigheid als politieagent, slechts twee keer gezien in 2020 maar was drie jaar later nog steeds zó met haar bezig dat hij haar heeft bestookt met dreigende berichten en daarmee een ernstige inbreuk heeft gemaakt op haar privéleven. Verdachte liet zich niet weerhouden van het sturen van de berichten, ook niet toen aangeefster hem bleef blokkeren en herhaaldelijk aangaf dat ze niet van die berichten gediend was. Zelfs na een stopgesprek met een andere agent bleef hij doorgaan. Pas na een gedragsaanwijzing van de officier van justitie is verdachte uiteindelijk gestopt met het lastigvallen van aangeefster. Dit rekent de rechtbank hem aan.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte, d.d. 7 december 2023, blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Uit het procesdossier blijkt dat verdachte bekend is met psychoses en begeleid woont. Of en in hoeverre dit een rol heeft gespeeld bij de verweten gedraging is niet bekend geworden nu verdachte niet mee heeft willen werken aan bijvoorbeeld een rapport door de reclassering. Bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden ter terechtzitting heeft verdachte tijdens een korte onderbreking van de zitting de zaal verlaten en is niet meer teruggekomen, zodat een en ander niet meer met hem kon worden besproken. Bij gebrek aan deskundige informatie, omdat verdachte daar zijn medewerking aan heeft geweigerd, is dit alles bij elkaar echter onvoldoende voor de conclusie dat zijn handelen jegens aangeefster hem niet kan worden toegerekend.
Conclusie
Alles afwegende, en gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat wegens de ernst van het feit en de impact daarvan op aangeefster niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Om verdachte ervan te doordringen dat hij aangeefster met rust moet laten, zal de rechtbank een deel van deze gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en eveneens de 38v-maatregel opleggen. Hopelijk zal dit verdachte ervan weerhouden om opnieuw contact met aangeefster te zoeken.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en de 38v-maatregel zoals door de officier van justitie geëist voor de duur van vijf jaar. Deze maatregel wordt dadelijk uitvoerbaar verklaard.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.172,27 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, waarbij de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.500,-, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd voor wat betreft het gevorderde smartengeld.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat deze schadeposten niet dan wel onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het feit is de benadeelde immers op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 19 maart 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
twee maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende een periode van vijf jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1989;
 beveelt dat vervangende hechtenis van zeven dagen wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.172,27 aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.172,27 aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 46 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Wesstra (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 10 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 12-13 en een geschrift, te weten een kopie van berichten die aangeefster heeft ontvangen, p. 19-38.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 13-14; een geschrift, te weten een overzicht van berichten die aangeefster heeft ontvangen, p. 39-45, 49-71, 73-75 en een geschrift, te weten een gesprek tussen aangeefster en de zus van verdachte, p. 46-47.
5.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] , p. 82-83 en een geschrift, te weten een overzicht van berichten die aangeefster heeft ontvangen, p. 76-79.
6.Een geschrift, te weten de toelichting op de vordering van de benadeelde partij, p. 9 en 12.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88-89 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 102-104.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 116-117.