ECLI:NL:RBGEL:2024:4292

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
05.172612.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal met geweld en poging tot afpersing

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 16-jarige jongen veroordeeld voor diefstal met geweld en poging tot afpersing. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij de verdachte, op 2 en 3 maart 2024, twee slachtoffers met een mes heeft bedreigd om hen te dwingen hun telefoons af te geven. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte, die nog niet de leeftijd van 18 jaar had bereikt, een wapen van categorie IV voorhanden had. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, omdat de verdachte zonder de aanwezigheid van zijn raadsman was verhoord. Dit vormverzuim leidde tot een lagere strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 10 maanden, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan begeleiding en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/172612-23 en 05/107450-24 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 2 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [plaats 1] .
raadsman: mr. J.P.J. Botterblom, advocaat in Nijkerk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. parketnummer 05/172612-23
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas, een tas (met inhoud), een flesje parfum, een bril, een geldbedrag van ongeveer 180 euro en/of een hoeveelheid hasj (ongeveer 20 gram), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] bij zijn kleding beet te pakken,
- (vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] te roepen: “je moet al je kleding uittrekken, geef je spullen aan ons" althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- (vervolgens) met kracht aan zijn kleding te trekken,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn, verdachtes, hand op de rug van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- (meerdere keren) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de (linker)hand en/of arm van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden, terwijl dit door verdachte en/of diens mededader gepleegd geweld voor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk geweld ten gevolge heeft gehad, te weten (acht) doorgesneden pezen in de (linker)arm;
t.a.v. parketnummer 05/107450-24
1
hij op of omstreeks 2 maart 2024 te [plaats 2] op de openbare weg te weten bij/aan/op de [adres 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n) immers heeft hij, verdachte,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand vastgehouden,
- (vervolgens) de weg/doorgang voor die [slachtoffer 2] geblokkeerd/versperd,
- (vervolgens)(het stuur van) de fiets van die [slachtoffer 2] vast gepakt,
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Maak je zakken Leeg! En geef me je telefoon!",
- (vervolgens) de muts van het hoofd van die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of afgepakt
en/of
- (vervolgens) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2
hij op of omstreeks 3 maart 2024 te [plaats 2] op de openbare weg te weten bij/aan/op de [adres 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n) immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer 3] tot stilstand gemaand,
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "Zakken leeg nu",
- (vervolgens) een mes uit zijn broek getrokken/gehaald en die in zijn hand gehouden,
- (vervolgens) gezegd dat hij, verdachte, de telefoon van die [slachtoffer 3] wil hebben,
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] van zijn fiets afgeduwd,
- (vervolgens) is hij met het mes in zijn hand in de richting van die [slachtoffer 3] gelopen
en/of
- (vervolgens) met het mes in de fietsband van die [slachtoffer 3] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 maart 2024 te [plaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een fietsband, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
3
hij op of omstreeks 3 maart 2024 te [plaats 2] , terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder I van de Wet wapens en munitie, te weten een mes met twee snijkanten, voorhanden heeft gehad;

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een onherstelbare vormverzuim in de zin van artikel 359a wetboek van Strafvordering en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verdachte is in het onderzoek op 17 augustus 2023 aanvullend door de politie verhoord, echter zonder dat de raadsman van dit verhoor op de hoogte was. De politie heeft het verhoor afgenomen zonder verhoorbijstand van de raadsman. Verdachte was ten tijde van het verhoor minderjarig en een minderjarige kan niet worden verhoord zonder aanwezigheid van een raadsman.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een vormverzuim. Verdachte was op dat moment niet langer een aangehouden verdachte. Hij is opgeroepen voor verhoor met een brief. In die brief is verdachte gewezen op het feit dat hij zelf op zoek moet gaan naar een advocaat. Verdachte heeft zijn moeder, zijn wettelijke vertegenwoordiger, meegenomen naar het verhoor.
De beoordeling door de rechtbank
Op grond van artikel 489 wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan een aangehouden minderjarige verdachte geen afstand doen van rechtsbijstand, waaronder ook valt het recht op verhoorbijstand als bedoeld in artikel 28 Sv. Deze bepalingen hebben samengevat tot doel om te borgen dat aan een minderjarige verdachte – die niet (volledig) in staat moet worden geacht zijn eigen belangen te overzien tijdens een vervolging– op belangrijke momenten tijdens die vervolging onafhankelijk juridisch advies wordt gegeven.
Als een eerder aangehouden minderjarige verdachte – die reeds tijdens de voorlopige hechtenis is verhoord met bijstand van een raadsman en van wie de voorlopige hechtenis tussentijds is geschorst – nadien wordt uitgenodigd voor een nader verhoor ten aanzien van dezelfde verdenking, moet dat naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als een met een nieuwe aanhouding vergelijkbare situatie. Dit houdt ook in dat van politie en Openbaar Ministerie minst genomen wordt verwacht dat in zo’n situatie de eerder aangewezen raadsman tijdig van dat nader verhoor in kennis wordt gesteld en zodoende de gelegenheid krijgt vooraf met de verdachte overleg te voeren en (telefonisch) het nadere verhoor bij te wonen. Deze route is hier niet gevolgd. In dit geval is de raadsman immers niet door de autoriteiten van het nader verhoor in kennis gesteld en heeft het nader verhoor zonder de raadsman maar in aanwezigheid van de moeder van verdachte plaatsgevonden. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv op. Mede nu verdachte ter terechtzitting heeft gepersisteerd in zijn tijdens het nader verhoor afgelegde bekennende verklaring en zijn moeder wel bij het nader verhoor aanwezig was, kan naar het oordeel van de rechtbank het door het verzuim veroorzaakte nadeel worden gecompenseerd door de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim te verlagen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

t.a.v. parketnummer 05/172612-23 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] met bijlagen, p. 42-55;
- de letselrapportage forensische Geneeskunde GGD Noord Oost Gelderland, p. 128-129;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2024;
Zwaar lichamelijk letsel?
Namens verdachte is betoogd dat het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen bij dit incident. De rechtbank overweegt dat bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel van belang zijn.
De rechtbank acht in dit licht bewezen dat [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de inhoud van de letselrapportage volgt immers onder meer dat sprake was van een steek/snijwond op de rugzijde van de onderarm links en dat tot op het bot van het spaakbeen meerdere pezen en spierbuiken [2] waren doorsneden. [slachtoffer 1] moest dezelfde dag geopereerd worden. Een achttal strekpezen in zijn arm zijn toen gehecht. In de geneeskundige verklaring is opgenomen dat schade aan de pezen als ernstig letsel kan worden gezien en dat de geschatte duur van genezing één jaar betreft. Uit de toelichting op het verzoek tot schadevergoeding volgt verder dat [slachtoffer 1] fysiotherapiebehandelingen heeft moeten ondergaan om het gebruik van zijn arm weer goed op te bouwen. [slachtoffer 1] heeft daarbij een blijvend litteken op zijn arm. Dit alles tezamen bezien maakt dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
t.a.v. parketnummer 05/107450-24 [3]
Feiten 1, 2 en 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor alle feiten. Van het eerste incident zijn geen camerabeelden. Het door aangever [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) opgegeven signalement past niet bij verdachte. [slachtoffer 2] spreekt van een persoon tussen de 30 en 40 jaar oud zonder gezichtsbeharing, dit komt niet overeen met verdachte. De muts van [slachtoffer 2] is onderzocht voor DNA onderzoek en dat heeft geen match met het DNA van verdachte opgeleverd. Het tweede incident heeft niet plaatsgevonden op de [adres 3] , zodat verdachte alleen al om die reden moet worden vrijgesproken. Van dit incident zijn beelden beschikbaar, maar na het bekijken daarvan kan niet met overtuiging worden gezegd dat het verdachte is die is te zien. Alleen qua lichaamsbouw past het, maar dat is het enige. Alleen de verbalisanten hebben verdachte herkend op de beelden. Dat verdachte in de buurt van de overvallen is gezien is niet bijzonder omdat hij daar woont. Verdachte is kort na de overval op straat staande gehouden en is daarbij gefouilleerd. Toen is geen mes aangetroffen. Pas bij zijn aanhouding thuis is bij verdachte een mes aangetroffen. Dat is thuis niet verboden. Verdachte dient daarom ook voor het verboden wapenbezit worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van poging tot beroving gepleegd op 2 maart 2024 omstreeks 23:30 uur op de [adres 2] te [plaats 2] . [slachtoffer 2] fietste en ineens kwam een man voor hem. De man liep heen en weer over het fietspad en [slachtoffer 2] kon geen kant op. [slachtoffer 2] zag dat de man een mes in zijn rechterhand vasthield. [slachtoffer 2] kwam tot stilstand en de man pakte direct het stuur van de fiets vast. De man hield het mes met gestrekte arm in zijn richting. De man schreeuwde: “
Maak je zakken leeg! En geef me je telefoon!”. [slachtoffer 2] gaf aan geen mobiel te hebben. De man trok de muts van [slachtoffer 2] af en gaf hem met kracht een vuistslag op zijn voorhoofd. [slachtoffer 2] schreeuwde om hulp en de man ging in versnelde pas weg. [slachtoffer 2] heeft pijn en letsel opgelopen als gevolg van het incident, onder andere een bult op zijn hoofd en wazig zien. [4]
[slachtoffer 2] gaf als signalement van de man en beschrijving van het mes op:
“(…)
- man;- Leeftijd geschat tussen de 30 en de 40 jaar oud, althans jonger dan mij en ik ben 56 jaar oud;- Kort donker haar, volledig zwart haar;- Droeg een bril met een zwart montuur, geen zonnebril;- Had geen gezichtsbeharing;- Geen oorbellen of tattoo's zichtbaar;- Had donkergekleurde ogen;- Huidskleur beetje getint, lastig om een afkomst te zeggen;- Sprak goed de Nederlandse taal;- Leek onder invloed te zijn, bij het weglopen liep hij een beetje onvast ter been;- Had geen kleding of voorwerpen op zijn hoofd;- Geen handschoenen;- Jas: Donkergekleurde jas, grijs tot zwart > meer aan de zwarte kleur, leek een winterjas, althans gevuld en zat strak;- Broek: Donkergekleurde broek;- Schoenen: Donkergekleurde schoenen.Ik kan het mes als volgt omschrijven:- Het lemmet was blank, metaal kleur, lemmet van ongeveer 20 centimeter.- Het handvat was zwart van kleur;- Het leek op een "Rambo" mes.(...)” [5]
Aangever [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) heeft aangifte gedaan van poging tot beroving gepleegd op 3 maart 2024 rond 00:15 en 00:30 uur. [slachtoffer 3] fietste over de [adres 4] richting de [adres 3] te [plaats 2] . [slachtoffer 3] zag een man midden op de weg lopen. De man riep [slachtoffer 3] om te stoppen. Hij stopte en de man zei: “
Zakken leeg nu”. [slachtoffer 3] zag dat de man een mes uit zijn broek trok en het leek alsof er om het mes een beschermhoes zat die de man vasthield en daar het mes uittrok. Het mes was ongeveer 30 centimeter groot en had een zwart handvat. De man vroeg om de telefoon van [slachtoffer 3] , maar [slachtoffer 3] gaf deze niet aan de man. [slachtoffer 3] is de oprit opgerend en is om hulp gaan roepen. De man liep een stukje in de richting van [slachtoffer 3] , maar draaide zich om richting de fiets van [slachtoffer 3] . De man stak met het mes de voorband van de fiets lek en liep vervolgens weg. [6]
[slachtoffer 3] omschreef de man als volgt:
“(…)
Getinte huidskleur met een licht snorretje, soort van babyhaartjes;Ongeveer 1.70 meter lang en een breed/dik postuur;Hij droeg zwarte kleding (…);Hij droeg een zwarte jas, het was een dunne jas maar wel met van die gewatteerde vlakken. De jas had een capuchon.(…)” [7]
Verbalisant bekeek de beelden afkomstig van de woning aan de [adres 4] te [plaats 2] waarop de poging tot beroving van [slachtoffer 3] zichtbaar is. De verbalisant nam op de beelden het volgende waar.
“(…) Op tijdstip 00:09:31 uur zie ik aan de linkerzijde van het camerabeeld dat er een fietser aan komt fietsen. Deze fietser fietst op de rijbaan van de [adres 4] te [plaats 2] , komende uit de richting van de straat [adres 5] . Op dat zelfde moment zie ik aan de rechter bovenzijde van het camerabeeld een persoon de rijbaan op lopen en blijft in het midden van de rijbaan stil staan. (…) Ik zie dat de fietser vervolgens nog beweegt naar de rechterzijde, maar stopt dan vervolgens midden op de rijbaan. (…) Ik zie dat de verdachte direct naar de fietser loopt. (…)Na enkele seconden geeft de verdachte met zijn linker hand een duw tegen het stuur van de fietser. (…) Ik zie dat de fietser naar beneden bukt en weg duikt van de verdachte. De fietser laat zijn fiets omvallen en loopt zelf weg uit de richting van de verdachte en een oprit op van perceel 48. De verdachte loopt vervolgen in de richting van de fietser. Daarbij is in de rechter hand van de verdachte een voorwerp zichtbaar, wat lijkt op een mes. De verdachte houd het mes naar beneden gericht en blijft stil staan voor de oprit en kijkt in de richting van de fietser. (…)Op de beelden zie ik dat de verdachte het volgende signalement heeft:- dik postuur- gewatteerde jas met capuchon- bril dragend- haar bovenop het hoofd en zijkant kaal of kortgeschoren.Dat de verdachte aan de zijkant kaal of kortgeschoren haar heeft, kon ik zien omdat het pootje van de bril goed zichtbaar was boven het oor. Ik zag dat de verdachte het mes overgaf naar zijn linker hand. Met zijn rechter hand haalde hij vervolgens een voorwerp uit zijn rechter jaszak. Dit voorwerp heeft ook de vorm van een mes. Ik vermoed dat het een opberghoes voor het mes is. (…) Daar heeft de verdachte het mes in zijn linker had en de hoes in zijn rechter hand.De verdachte draait zich vervolgens om en loopt naar de fiets die midden op de rijbaan ligt. De verdachte maakt een stekende beweging met zijn rechter hand naar de voorband van de fiets. (…) Daarna loopt de verdachte aan de bovenzijde van camerabeeld uit beeld. (…) [8]
Verbalisanten troffen om 00:41 uur aan op de [adres 3] te [plaats 2] verdachte aan die volgens hun waarneming voldeed aan het door aangevers opgegeven signalement. De verbalisanten verbaliseerden dat de [adres 3] zich bevindt in de zeer nabije omgeving van de [adres 4] en slechts wordt gescheiden door de straat genaamd: “ [adres 6] ”.
Omstreeks 01.00 uur bekeken de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de beelden van de poging tot beroving van [slachtoffer 3] . Zij herkenden op de beelden de man die zij kort daarvoor staande hadden gehouden. Dit betrof verdachte. De herkenning vond plaats op basis van de volgende kenmerken:
“(…)
- Gewatteerde, zwarte jas met capuchon;
- Kapsel/haardracht;
- Bril;
- Schoenen met glinstering (hak);
- Joggingbroek;
- Geheel donker gekleed.(…) [9]
Bij de staande houding om 00:41 uur is een foto gemaakt van de voorzijde van verdachte en aan het dossier toegevoegd. [10]
Verdachte is vervolgens op 3 maart 2024 om 01:15 uur aangehouden in zijn woning aan de [adres 3] . Tijdens de veiligheidsfouillering werd ter hoogte van zijn rechterheup van verdachte een mes aangetroffen. Hij droeg deze in zijn broeksband. [11]
Het aangetroffen mes is onderzocht. Het betrof een merkloos mes met een totale lengte van circa 32 centimeter. Het lemmet was gemaakt van blank metaal/staal en heeft een lengte van 19 centimeter. De breedte van het lemmet (breedste deel) was 3,7 centimeter. Verder had het mes een zwart kunststof handvat. Het mes zat in een camouflage kleurige foedraal/schede. Een zijde van het lemmet was voorzien van een volledige snijkant. Aan de andere zijde van het lemmet bevond zich over de halve lengte een gekartelde snijkant. Deze gekartelde snijkant fungeerde als een soort zaag en waren scherp geslepen. Gezien dit feit betreft het een categorie IV onder I wapen. [12]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die betreffende avond onder invloed van alcohol (‘dronken’) en verdovende middelen (‘stoned’) was en die avond, toen hij staande werd gehouden, buiten op straat was en op de [adres 3] liep. [13] Bij een ademanalyse rond 02:08 uur die nacht blies verdachte 590 µg ethanol per liter uitgeademde lucht. [14]
De rechtbank is op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
Uit beide aangiften blijkt dat de pogingen tot beroving kort na elkaar en in dezelfde omgeving zijn gepleegd en dat daarbij op een zelfde manier te werk is gegaan door de langs fietsende aangevers te laten stoppen en te bedreigen met een mes. De uiterlijke kenmerken van de kort daarna in de directe omgeving staande gehouden verdachte passen naar het oordeel van de rechtbank op belangrijke onderdelen bij het door de aangevers opgegeven signalementen. Dat geldt ook ten aanzien van het bij de aanhouding aangetroffen mes en foedraal en hetgeen daarover is verklaard. Op de die nacht van verdachte gemaakt foto zijn kenmerken zichtbaar als bijvoorbeeld jas, bril, snorretje en postuur welke passen bij de beschrijvingen door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Dit geldt nog eens in het bijzonder voor het specifieke kapsel dat gedetailleerd door [slachtoffer 3] is beschreven. De rechtbank ziet mede in dit licht ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, die in die nacht contact hadden met verdachte, toen de beelden hebben bekeken van het tweede incident en hem herkenden.
Overtuigend is ook dat volgens [slachtoffer 2] de dader onder invloed leek te zijn omdat hij onvast ter been was. Dit past niet alleen bij de verklaring van verdachte zelf dat hij die nacht buiten was en ‘dronken’ was en onder invloed verdovende middelen verkeerde, maar uit de ademanalyse blijkt dat er inderdaad sprake was van een forse alcoholinname door verdachte. Deze inname, in combinatie met het gebruik van andere verdovende middelen, had kennelijk zo veel invloed op het gedrag van verdachte dat dit [slachtoffer 2] zelfs tijdens de poging tot beroving is opgevallen.
Dat de beschrijving van de signalementen door aangevers niet exact één op één hetzelfde zijn en dat [slachtoffer 2] een oudere inschatting maakt van de leeftijd van de dader dan de kalenderleeftijd van verdachte, doet aan dat alles niet af. Dit alleen al niet omdat de poging tot beroving ’s nachts plaatsvond, een imponerende situatie waarbij met een mes werd gedreigd. Uit de tijdens de staandehouding gemaakte foto van verdachte volgt bovendien allerminst dat verdachte er onmiskenbaar jeugdig, laat staan minderjarig, uitziet. Anders gezegd: dat hij in de gegeven omstandigheden ouder kan worden geschat, komt de rechtbank niet vreemd voor.
Dat tijdens de staandehouding het mes niet is aangetroffen, acht de rechtbank evenmin ontlastend. Het betrof immers een oppervlakkige fouillering en zelfs kan niet worden uitgesloten dat verdachte op dat moment het mes kort uit het zicht had weggelegd. Hoe dan ook volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte tijdens zijn aanhouding, die korte tijd na de staandehouding plaatsvond, wel degelijk een mes in een foedraal bij zich droeg. Het verhaal van verdachte dat hij pas thuis een mes bij zich heeft gestoken, is in het licht van de gebezigde bewijsmiddelen - in het bijzonder het korte tijdsverloop, de overeenkomsten tussen het aangetroffen mes en de beschrijvingen door aangevers daarvan en de kennelijke staat waarin verdachte die nacht verkeerde - ongeloofwaardig.
De rechtbank kwalificeert de pleegplaats van feit 2 ter hoogte van [adres 4] [plaats 2] gelet op de korte afstand tot de [adres 3] als ‘bij’ de [adres 3] te [plaats 2] . Het op dit punt gevoerde verweer verwerpt de rechtbank dan ook. Omdat op de door de politie beschreven beelden niet te zien is dat verdachte [slachtoffer 3] van zijn fiets duwt zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte onder bedreiging van een mes de ten laste gelegde feiten 1 en 2 heeft begaan, acht de rechtbank ook feit 3 bewezen.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit onder parketnummer 05/172612-23 en de tenlastegelegde feiten 1, 2 primair, en 3 onder parketnummer 05/107450-24 heeft begaan, te weten dat:
t.a.v. parketnummer 05/172612-23
hij op
of omstreeks18 mei 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, een jas, een tas (met inhoud), een flesje parfum, een bril, een geldbedrag van ongeveer 180 euro en/of een hoeveelheid hasj (ongeveer 20 gram),
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] bij zijn kleding beet te pakken,
- (vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] te roepen: “je moet al je kleding uittrekken, geef je spullen aan ons"
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- (vervolgens) met kracht aan zijn kleding te trekken,
- met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn, verdachtes, hand op de rug van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en
/of- (meerdere keren) met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de (linker)
hand en/ofarm van die [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden, terwijl dit door verdachte en/of diens mededader gepleegd geweld voor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk geweld ten gevolge heeft gehad, te weten (acht) doorgesneden pezen in de (linker)arm;
t.a.v. parketnummer 05/107450-24
1
hij op
of omstreeks2 maart 2024 te [plaats 2] op de openbare weg te weten
bij/aan/op de [adres 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan die [slachtoffer 2]
en/of een derdetoebehoorde
(n)immers heeft hij, verdachte,
- met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand vastgehouden,
- (vervolgens) de weg/doorgang voor die [slachtoffer 2] geblokkeerd/versperd,
- (vervolgens)(het stuur van) de fiets van die [slachtoffer 2] vast gepakt,
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Maak je zakken Leeg! En geef me je telefoon!",
- (vervolgens) de muts van het hoofd van die [slachtoffer 2] afgetrokken
en/of afgepakten
/of- (vervolgens) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] geslagen
en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
2 primair
hij op
of omstreeks3 maart 2024 te [plaats 2] op de openbare weg te weten bij
/aan/opde [adres 3] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een telefoon,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan die [slachtoffer 3]
en/of een derdetoebehoorde
(n)immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer 3] tot stilstand gemaand,
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "Zakken leeg nu",
- (vervolgens) een mes uit zijn broek getrokken/gehaald en die in zijn hand gehouden,
- (vervolgens) gezegd dat hij, verdachte, de telefoon van die [slachtoffer 3] wil hebben,
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] van zijn fiets afgeduwd,- (vervolgens) is hij met het mes in zijn hand in de richting van die [slachtoffer 3] gelopen
en
/of- (vervolgens) met het mes in de fietsband van die [slachtoffer 3] gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
3
hij op
of omstreeks3 maart 2024 te [plaats 2] , terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, onder I van de Wet wapens en munitie, te weten een mes met twee snijkanten, voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. parketnummer 05/172612-23
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
t.a.v. parketnummer 05/107450-24
feit 1:
poging tot afpersing;
feit 2 primair:
poging tot afpersing;
feit 3
handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Standpunten
De officier van justitie en de verdediging verzoeken rekening te houden dat de feiten verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Uit het psychologisch rapport opgesteld door M.A. Aalbers-Passier van 2 november 2023 – dat dus alleen is opgesteld met betrekking tot de beroving van 18 mei 2023 - volgt onder meer dat kan worden verondersteld dat de behoeftebevrediging/controledrang, het zwakke in- en overzicht, het zeer beperkt ontwikkelde empathisch vermogen, de beperkte regulatiemogelijkheden en zijn zeer gebrekkige gewetensontwikkeling, passend bij de gestelde gedragsstoornis en mogelijk voortkomend uit een neurobiologische ontwikkelingsstoornis dermate beperkend zijn geweest in de keuzes die verdachte ten tijde van het ten laste gelegde maakte, aangezien deze uit stoornissen voortkomende beperkingen niet uit te schakelen waren ten tijde van het ten laste gelegde feit. Gelet op deze vaststelling komt de psycholoog tot de conclusie dat dat feit verminderd aan hem kan worden toegerekend.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank volgt de psycholoog in haar oordeel dat verdachtes problematiek ook ten tijde van het bewezenverklaarde feit van 18 mei 2023 aan de orde was en dat dit de gedragskeuzes van verdachte op dat moment heeft beïnvloed. De psycholoog was bij het opmaken van het rapport niet op de hoogte van de andere recente verdenkingen, waardoor dit niet is meegenomen in haar rapport. De rechtbank is echter ambtshalve van oordeel dat ook de andere bewezenverklaarde feiten (twee pogingen tot straatroof ongeveer 10 maanden later) in een verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend, dit mede gelet op de aard en strekking van de stoornis(sen) en vastgestelde problematiek in combinatie met het soort feiten (vermogensfeiten met een geweldscomponent).

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vijf maanden. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 150 uren, te vervangen door 75 dagen jeugddetentie. Tot slot verzoekt de officier van justitie oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en de dadelijk uitvoerbaarheid van de voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte krijgt behandeling bij Kairos en Pluryn en wellicht in de toekomst bij Tactus. Het opleggen van een werkstraf kan voor overbelasting zorgen. Primair verzoekt de verdediging dan ook om aan verdachte geen werkstraf op te leggen en subsidiair deze te matigen. Tot slot verzoekt de verdediging de voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren nu niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 77za van het wetboek van Strafrecht. Ook verzoekt de verdediging opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, twee pogingen tot afpersing en verboden wapenbezit.
Verdachte heeft samen met zijn mededader het plan beraamd om een zogenoemde ripdeal te plegen en het beoogde slachtoffer te beroven van hasj. Verdachte droeg een mes bij zich en toen het slachtoffer de hasj niet gaf heeft hij het slachtoffer in zijn arm gestoken. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte spullen van het slachtoffer meegenomen, waaronder zijn jas en tas. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Daarnaast zorgen ripdeals voor een spiraal van geweld. De verdachte is bij zijn handelen geheel voorbij gegaan aan deze mogelijke gevolgen en is uitsluitend uit geweest op zijn eigen gewin.
Nog geen jaar later en terwijl verdachte liep in de schorsing van de voorlopige hechtenis van bovengenoemd feit heeft verdachte binnen een kort tijdsbestek twee personen proberen te beroven van hun spullen. Onder dreiging van een mes hield hij de slachtoffers tegen en paste zelfs geweld toe. Deze feiten moeten voor de slachtoffers angstaanjagend zijn geweest. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat het grote impact heeft gehad op de slachtoffers. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Het voorhanden hebben van verboden wapens kan gevaarlijke situaties met zich brengen en behoort tot een categorie van feiten die een inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
De rechtbank rekent dit verdachte aan. Verdachte verdient dan ook een straf voor wat hij heeft gedaan. De vraag is welke straf passend is.
Persoon van verdachte
Verdachte is voor deze feiten nooit eerder met justitie in aanraking geweest en heeft (dus) een blanco strafblad.
Uit het psychologisch rapport van 2 november 2023 volgt dat bij verdachte een normoverschrijdende gedragsstoornis beginnend in de kindertijd en met beperkte prosociale emoties is vastgesteld. Daarnaast zijn enige kwetsbaarheden die samenhangen met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling naar voren gekomen, te weten inadequate copingvaardigheden, emotieregulatieproblemen, gebrek aan empathie en een zeer gebrekkige gewetensontwikkeling. Door de deskundige wordt gedacht aan een onderliggende stoornis in het autistische spectrum. Ook is er een lichte stoornis in cannabisgebruik bij verdachte vastgesteld vanwege de aanpassingsproblemen die hij ervaart door softdrugsgebruik. Het recidiverisico wordt als matig-hoog ingeschat. De deskundige adviseert een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, die gericht is op het verminderen van gedragsproblemen die mogelijk samenhangen met autismespectrum problematiek. Ook wordt reclasseringstoezicht geadviseerd. Tot slot wordt geadviseerd om in de nabije toekomst nadere diagnostiek te laten uitvoeren naar de mogelijk onderliggende autistische problematiek. Het omschreven behandelaanbod kan gerealiseerd worden als voorwaarde binnen een (deels) voorwaardelijke straf.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) wordt het algemeen recidiverisico op laag en het dynamisch risicoprofiel op midden ingeschat. De risicofactoren voor de kans op herhaling liggen in de levensgebieden geestelijke gezondheid, houding, agressie, alcohol- en drugsgebruik en vaardigheden. Verdachte krijgt hulpverlening gericht op deze problematieken van Kairos en Pluryn. De jeugdreclasseerder die al een jaar bij verdachte is betrokken adviseert om aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf met daarnaast oplegging van bijzondere voorwaarden. De Raad is het met de jeugdreclasseerder eens en komt tot hetzelfde advies. De Raad adviseert de navolgende bijzondere voorwaarden, te weten; meewerken aan zinvolle dagbesteding, begeleiding/ behandeling van Kairos, meewerken aan verslavingsbehandeling en meewerken aan UC-controles, meewerken aan ambulante begeleiding van Pluryn en meewerken aan psychodiagnostisch (deel) onderzoek. Tot slot adviseert de Raad de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat er veel zorgen zijn over verdachte. Ook de ouders en de jeugdreclasseerder hebben zorgen over verdachte, onder meer over zijn aanhoudende middelengebruik. Door de reeds opgelegde voorwaarden tijdens de schorsing is wel een lichte positieve ontwikkeling gezien bij verdachte, maar zodra de voorwaarden gaan wegvallen is er een grote kans op recidive. De risicofactoren zijn alcohol- en drugsgebruik.
De jeugdreclasseerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat verdachte het bij strakke kaders goed doet, maar dat risico’s aanwezig zijn. Verdachte is gestart met behandeling bij Kairos en Pluryn en hij is aangemeld bij Tactus. Zodra verdachte meer vrijheden krijgt, komen er problemen. Sinds twee weken is er sprake van een terugval bij verdachte en neemt hij veel alcohol tot zich en daarnaast blowt hij ook. De copingstijl van verdachte is het gebruik van alcohol en drugs. De jeugdreclasseerder geeft aan dat het belangrijk is dat verdachte andere vaardigheden leert. De kans op recidive is groot als verdachte aan de alcohol blijft. Verdachte is first offender en dient de kans te krijgen om eerst ambulant in plaats van klinisch de op zich ernstige problematiek aan te pakken, ondanks dat het een uitdaging blijft en er risico’s zijn. Tot slot geeft de jeugdreclasseerder aan dat voorkomen dient te worden dat verdachte overbelast raakt. Hij gaat straks weer naar school. Bij het opleggen van een werkstraf kan eventueel begeleiding van Pluryn op de achtergrond raken en zal verdachte in de weekenden aan de slag moeten.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds kort gestopt is met werken en dat hij na de zomervakantie begint met een koksopleiding. Hij is van mening dat hij geen verslaving heeft en dat hij zo kan stoppen met alcohol en drugs. Hij ziet dan ook geen meerwaarde van behandeling bij Tactus.
straf
De rechtbank houdt rekening met de LOVS-oriëntatiepunten. Strafverzwarende omstandigheden zijn het toepassen van geweld op de slachtoffers.
De ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis inzake de bewezen verklaarde beroving heeft geprobeerd twee straatroven te plegen, is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel onvoorwaardelijke jeugddetentie passend. Gelet op het hiervoor besproken vormverzuim zal de rechtbank ter compensatie echter geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
Gelet op de inhoud van de rapporten en ook wat op zitting is besproken over de actuele stand van zaken, maakt de rechtbank zich ernstig zorgen over de kans op herhaling.
De rechtbank heeft in verband met de ernst van de feiten, de ernstige recidive tijdens de schorsing en de grote zorgen over de persoonsontwikkeling van verdachte, nog overwogen of het onderzoek moet worden heropend ten behoeve van onder meer een psychiatrisch onderzoek en naar de vraag of een - al dan niet voorwaardelijke - PIJ maatregel hier passend zou zijn. Zulk onderzoek zal vertraging van de strafzaak tot gevolg hebben. De rechtbank ziet hiervan af vanwege het grote belang dat zo spoedig mogelijk behandeling gaat plaatsvinden, één en ander onder streng(er) toezicht van de jeugdreclassering. Mede gezien het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, acht de rechtbank het passend om de behandeling en het toezicht op te leggen als voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank is, alles afwegend van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, passend en geboden is. Het voorwaardelijke strafdeel en de bijzondere voorwaarden worden opgelegd om te zorgen dat verdachte de nodige begeleiding krijgt. De rechtbank sluit wat betreft de bijzondere voorwaarden aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren opleggen, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen met aftrek van een verrekening voor het ondergane voorarrest.
Dadelijk uitvoerbaar
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar verklaren. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen dan wel gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Bij het eerste feit (beroving) heeft verdachte het slachtoffer gestoken. Ondanks dat hij in een schorsing met bijzondere voorwaarden liep, heeft hij zich vervolgens tien maanden later opnieuw schuldig gemaakt aan twee impactvolle pogingen tot straatroof, waarbij hij zich wederom agressief heeft getoond. Zonder behandeling bestaat gevaar op herhaling op soortgelijk delictgedrag.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

t.a.v. parketnummer 05/172612-23
vordering [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05/172612-23 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 667,90 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen bewijs is dat er schade was aan de kleding van verdachte. Ook is er geen bewijs dat de bril en de OV chipkaart in de tas zaten. In de aangifte wordt niet genoemd dat de bril was meegenomen. De verdediging verzoekt de benadeelde partij op voornoemde punten niet-ontvankelijk te verklaren. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële vordering verzoekt de verdediging het verzochte bedrag te matigen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Bewezen is verklaard dat tijdens het incident goederen zijn meegenomen. In zijn aangifte en proces-verbaal van verhoor somt het slachtoffer de weggenomen goederen op, waaronder ook de bril. Nu de gevorderde kosten onvoldoende zijn betwist zal de rechtbank het bedrag toewijzen. Het slachtoffer is tijdens het incident ernstig gewond geraakt en zijn kleding is door het verloren bloed onherstelbaar beschadigd geraakt, zo heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd gesteld. De kosten zijn voldoende onderbouwd en de gevorderde bedragen komen de rechtbank billijk voor. Het bedrag zal dan ook worden toegewezen. Tot slot vordert het slachtoffer medische kosten. Het incident heeft enorme impact gehad op het slachtoffer waardoor hij hulp is gaan zoeken. Het slachtoffer heeft hiervoor kosten moeten maken. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voldoende onderbouwd zijn. Gelet op het vorenstaande zal een totaalbedrag van € 667,90 aan materiële kosten worden toegewezen.
Immateriële schade
Benadeelde partij heeft ernstig letsel opgelopen door de diefstal met geweld. De benadeelde partij moest dezelfde dag geopereerd worden. Reeds om die reden biedt artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een grondslag voor immateriële schade. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 2.000,-. Daarbij is gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het toegebrachte letsel, de gederfde levensvreugde en de (psychische) gevolgen die de benadeelde ten gevolge van het bewezenverklaarde feit heeft ondervonden. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, te weten
18 mei 2023 voor de immateriële schadevergoeding en voor de materiële schadevergoeding vanaf datum indiening vordering, bij gebreke aan andere gebleken ingangsdatum, te weten 17 juni 2024.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal verdachte in de kosten van de benadeelde partij worden veroordeeld, tot op heden begroot op nihil
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd
t.a.v. parketnummer 05/107450-24
vordering [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05/107450-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 900,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor een bedrag van € 650,-, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair verzoekt de verdediging de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering niet is onderbouwd.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft letsel opgelopen door het op hem toegepaste geweld tijdens de poging tot afpersing waarbij verdachte ook een mes toonde. Uit de vordering van de benadeelde partij volgt dat de benadeelde partij nog enige tijd last had van herbelevingen en angsten na het incident. Artikel 6:106 BW biedt vanwege het opgelopen letsel een grondslag voor de toekenning van een bedrag aan immateriële schade. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 750,-. Daarbij is gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het toegebrachte letsel, de gederfde levensvreugde en de (psychische) gevolgen die de benadeelde ten gevolge van het bewezenverklaarde feit, heeft ondervonden. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, te weten
2 maart 2024.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal verdachte in de kosten van de benadeelde partij worden veroordeeld, tot op heden begroot op nihil
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd
vordering F [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05/107450-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 273,90 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair verzoekt de verdediging de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat uit de beelden niet volgt dat de benadeelde partij is gevallen en dat de jas daardoor is beschadigd.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat door de benadeelde partij na verweer onvoldoende gemotiveerd is gesteld dat de jas tijdens het incident beschadigd is geraakt. De benadeelde partij zal om die reden voor dat gedeelte niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard. Dat de fietsband door het incident kapot is gegaan, staat naar het oordeel van de rechtbank vast. De rechtbank zal het bedrag van € 23,90 dan ook toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, te weten
3 maart 2024.
De rechtbank heeft aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad van verdachte jegens de benadeelde partij vastgesteld, alsmede een bedrag aan schadevergoeding. Gelet daarop kan verdachte als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd en zal hij in de kosten van de benadeelde partij worden veroordeeld, tot op heden begroot op nihil
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wat wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
10 (tien) maanden;
  • bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte meewerkt aan een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of school indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte meewerkt aan begeleiding/behandeling van Kairos of soortgelijke organisatie indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte meewerkt aan verslavingsbehandeling en meewerkt aan UC-controles indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte meewerkt aan ambulante begeleiding van Pluryn of een soortgelijke instelling indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte meewerkt aan psychodiagnostisch (deel) onderzoek indien en zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland te [plaats 2] tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstraf,te weten een werkstraf van
150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
t.a.v. parketnummer 05/172612-23
vordering [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/172612-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 667,90 (zeshonderdzevenenzestig euro en negentig eurocent) aan materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2023 voor smartengeld en 17 juni 2024 voor de materiële schade tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 667,90 (zeshonderdzevenenzestig euro en negentig eurocent) aan materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2023 voor de smartengeld en 17 juni 2024 voor de materiële schade tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
t.a.v. parketnummer 05/107450-24
vordering [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
vordering [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 23,90 (drieëntwintig euro en negentig eurocent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 23,90 (drieëntwintig euro en negentig euro) cent aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door M. Rietveld voorzitter tevens kinderrechter, mr. P.J.C. Cremers en mr. C.L. Pas, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2024.
Mr. Rietveld en mr. Cremers zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023220353, gesloten op 27 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Dit zijn de samentrekkende delen van skeletspieren.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024099311, gesloten op 2 april 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 10.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 11.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 18.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 18.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 41-42.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26-27.
10.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage, p. 29
11.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 74.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 67.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
14.Proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten, p. 63-66.