ECLI:NL:RBGEL:2024:4289

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
05.166060.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en dwang in jeugdstrafrechtzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en dwang. De feiten vonden plaats tussen 4 en 5 januari 2023, toen de verdachte samen met medeverdachten een slachtoffer in een woning in [plaats] heeft vastgehouden. Het slachtoffer werd onder bedreiging met een mes gedwongen zijn jas en muts af te geven. Daarnaast moest hij onder dwang push-ups doen, zijn broek laten zakken en alcohol en drugs gebruiken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten. De officier van justitie had een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden geëist, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke jeugddetentie van vijf maanden op, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de feiten en dat de ernst van de feiten een hogere straf rechtvaardigde. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële schade en smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/166060-23
Datum uitspraak : 9 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat in Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 4 januari 2023 tot
en met 5 januari 2023 te [plaats] (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd
gehouden, door
  • aan die [slachtoffer] te vragen om naar de woning (gelegen aan de [adres 2] , te [plaats] ) te komen en/of
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen "jij gaat helemaal nergens heen", althans woorden van gelijke strekking, toen die [slachtoffer] zei dat hij naar huis ging en/of
  • de toegang tot de deur te blokkeren door voor de deur te gaan staan toen die [slachtoffer] weg wilde gaan en/of
  • de (toegangs)deur in/van de voornoemde woning op slot te draaien en/of
  • een mes voor hem en/of zijn mededaders binnen handbereik te hebben;
2.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 4 januari 2023 tot en met 5 januari 2023 te [plaats] (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en/of een muts, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), door
  • een of meermalen een mes van tafel te pakken en/of
  • (vervolgens) deze in de richting van die [slachtoffer] te wijzen en/of te bewegen en/of
  • (vervolgens) de woorden toe te voegen: "Je gaat nu jouw jas inleveren of ik steek jou door je kankernek", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • (vervolgens) de woorden toe te voegen: “lever jouw muts in bij mij”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair:
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 4 januari 2023 tot en met 5 januari 2023 te [plaats] (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een mes te pakken en/of in zijn handen te nemen en/of dat mes aan die [slachtoffer] te tonen en/of voor te houden en/of in de richting van die [slachtoffer] te wijzen en/of te bewegen en/of dreigend de woorden toe te voegen "je gaat nu jouw jas inleveren of ik steek jou door je kankernek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 4 januari 2023 tot en met 5 januari 2023 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, te weten [slachtoffer]
wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten die [slachtoffer] op zijn buik laten liggen, push ups laten doen, zijn broek laten uit doen, wodka laten drinken, laten blowen en/of zijn telefoon te laten liggen, door
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Ga op jouw buik liggen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • (vervolgens) een mes van tafel te pakken
  • (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer] te wijzen en/of te bewegen en/of
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Ga push ups doen" en/of "Ja ga die push ups maar snel doen" en/of "Je moet er twintig doen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen hij zijn broek tot aan zijn schoenen naar beneden moet doen en/of
  • die [slachtoffer] wodka te laten drinken en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen: "drink drink" en/of "nog meer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in een andere kamer mag slapen maar zijn telefoon moet laten liggen en/of
  • die [slachtoffer] te laten blowen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
FEIT 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hij heeft daarbij verwezen naar de aangifte en de verklaringen van de medeverdachten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. De raadsman heeft aangevoerd dat aangever in de woning is vastgehouden door [medeverdachte 1] en dat verdachte hierin geen rol heeft gehad. Hij heeft gesteld dat geen sprake is van medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De beoordeling door de rechtbank
Op woensdag 4 januari 2024 had aangever via Snapchat contact met een jongen die [medeverdachte 1] heet. [medeverdachte 1] vroeg of aangever wilde chillen. Aangever zei dat hij dat wilde, waarop [medeverdachte 1] hem via Snapchat vertelde dat hij naar station Dieren moest komen. Op station Dieren werd aangever opgehaald door een jongen die zich voorstelde als [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] nam aangever mee in de bus naar [plaats] . Nadat [medeverdachte 2] en aangever uit de bus gestapt waren, liepen zij naar het huis van [medeverdachte 2] . In de woning van [medeverdachte 2] waren twee jongens die zich voorstelden als [medeverdachte 1] en ‘ [bijnaam] ’. Op enig moment zag aangever dat [medeverdachte 1] een groot keukenmes van ongeveer 30 cm pakte van een tafeltje dat tussen het bed en de bank in stond. Na een tijdje zei aangever dat hij naar huis wilde gaan. Aangever hoorde dat [medeverdachte 1] en [bijnaam] zeiden: ‘Jij gaat helemaal nergens heen.’ [medeverdachte 2] stond op draaide de voordeur op slot. [medeverdachte 1] en [bijnaam] bleven bij aangever in de slaapkamer. [medeverdachte 1] ging voor de deur staan toen aangever weg wilde gaan. Toen [medeverdachte 2] terug kwam in de slaapkamer, draaide hij ook de slaapkamerdeur op slot. [2]
Op donderdag 5 januari 2024 rond 12:00 uur mocht aangever de woning van [medeverdachte 2] verlaten. [3]
Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat hij door vrienden ‘ [bijnaam] ’ wordt genoemd en dat hij zichzelf als ‘ [bijnaam] ’ heeft voorgesteld aan aangever. [4]
De rechtbank is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden wel sprake was van medeplegen door verdachte. Zij overweegt in dit verband dat aangever heeft verklaard dat [medeverdachte 1] en ‘ [bijnaam] ’ hebben gezegd dat hij ‘helemaal nergens heen ging’ toen hij zei dat hij weg wilde gaan. De rechtbank heeft op dit punt geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte. Dat verdachte achteraf tegenspreekt dat hij dit gezegd heeft, kan te maken hebben met zijn overmatig middelengebruik die avond en nacht. Zoals tijdens de zitting met hem besproken, kan dit van invloed zijn op wat hij zich achteraf nog kan herinneren. De vrijheidsberoving stond daarnaast niet op zichzelf. Hieraan was al de afpersing (zoals bewezen onder feit 2) voorafgegaan. [medeverdachte 1] had aangever bedreigd met een mes en aangever had zijn kleding moeten afstaan aan zowel [medeverdachte 1] als verdachte. De wederrechtelijke vrijheidsberoving vond dus plaats in de context van een mede door verdachte veroorzaakte situatie die voor aangever bijzonder dreigend en stresserend is geweest. Aangever heeft overigens ook verteld dat toen hij ’s morgens lag te slapen hij wakker werd van twee klappen en dat [medeverdachte 1] en verdachte toen vlakbij hem stonden. [medeverdachte 1] heeft toegegeven dat hij toen aangever heeft geslagen. Verdachte heeft op zitting toegegeven dat hij daar bij was en ook op dat moment [medeverdachte 1] niet heeft tegengehouden. [5] Ook deze gebeurtenis heeft in breder verband bijgedragen aan de sfeer waarin verdachte niet kon gaan en staan waar hij wilde.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van dit feit.
FEIT 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing in vereniging. Hij heeft daarbij verwezen naar de aangifte, de verklaringen van [medeverdachte 1] en verdachte en naar de tekst bij het filmpje waaruit blijkt dat een jas en een muts zijn afgenomen van aangever.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een vrijspraak bepleit. Hij heeft gesteld dat [medeverdachte 1] verantwoordelijk is voor de afpersing en dat verdachte alleen de kleding heeft aangenomen. De raadsman is daarom van mening dat verdachte geen duidelijke bijdrage heeft geleverd en dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het medeplegen van afpersing.
De beoordeling door de rechtbank
Op 4 januari 2023 was aangever aanwezig in de woning van [medeverdachte 2] in [plaats] . Verdachte en [medeverdachte 1] waren daar ook. [medeverdachte 1] zei tegen aangever: ‘Lever jouw jas in bij [bijnaam] .’ Aangever zei dat hij dit niet wilde. Hij zag vervolgens dat [medeverdachte 1] een groot keukenmes van een tafeltje pakte. [medeverdachte 1] wees met het mes in de richting van aangever en hij bewoog het mes voor aangever langs, dichtbij en verder weg. [6] Aangever hoorde dat [medeverdachte 1] zei: ‘Je gaat nu jouw jas inleveren of ik steek jou door je kankernek". Aangever deed zijn jas uit en gaf deze aan ‘ [bijnaam] ’. Hij hoorde dat ‘ [bijnaam] ’ zei: ‘Lever jouw muts in bij mij.’ Aangever deed zijn muts af en gaf deze aan verdachte. [7]
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard dat verdachte de polo van aangever heeft gepakt. Ook heeft verdachte tegen aangever gezegd dat hij niet zo stoer moest doen, want anders zou hij ook klappen krijgen. [8] Verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat dit klopt. [9]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een actieve, bewuste en significante rol heeft gehad in het onder bedreiging wegnemen van de kledingstukken van aangever. Zij komt dan ook tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van afpersing.
FEIT 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dwang.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat [medeverdachte 1] druk heeft uitgeoefend op aangever en dat verdachte hierin geen rol heeft gespeeld. Hij heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit.
De beoordeling door de rechtbank
In de periode van 4 januari 2023 tot en met 5 januari 2023 was aangever aanwezig in de woning van [medeverdachte 2] in [plaats] . Verdachte en [medeverdachte 1] waren daar ook. [medeverdachte 2] had de voordeur van de woning en de slaapkamerdeur op slot gemaakt. [medeverdachte 1] zei tegen aangever: ‘Ga op jouw buik liggen’. Aangever zei dat hij dat niet wilde. [medeverdachte 1] nam een mes van het tafeltje. Het mes wees met de spitse punt naar aangever. Aangever ging niet op zijn buik liggen. [medeverdachte 1] legde het mes weer terug op het tafeltje. Aangever hoorde [medeverdachte 1] zeggen: ‘Ga push ups doen’. Verdachte zei daarop: ‘Ja ga die push ups maar snel doen’. Aangever hoorde [medeverdachte 2] zeggen: ‘Je moet er twintig doen’. Aangever ging vervolgens de push ups doen. Van de jongens moest aangever gaan staan en zijn broek laten zakken tot op zijn schoenen. Aangever wilde dit niet. Hij hoorde dat een van de jongens zei: ‘Doe nou, dan is het voorbij’. Aangever was bang dat als hij het niet zou doen, de gijzeling lang door zou gaan. Hij stond op en deed zijn broek naar beneden. Dit werd gefilmd. [10]
Die avond heeft aangever ook wodka gedronken. [medeverdachte 1] zei tegen hem ‘drink, drink’ en aangever nam een slok. [medeverdachte 1] zei: ‘nog meer’ en toen nam aangever nog een slok. Aangever had ook geblowd. Rond 4.15 uur zei [medeverdachte 2] tegen aangever dat hij naar een andere slaapkamer mocht gaan. Aangever moest zijn telefoon in de slaapkamer laten waar de andere jongens sliepen. [11]
De volgende ochtend hadden de jongens een joint gedraaid en moest aangever verplicht met hen meeroken. [12]
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat alle drie verdachten tegen aangever dingen hebben gezegd die hij moest doen. Dat [medeverdachte 1] hierin een leidende rol had en dat de meeste dreiging van hem uitging, doet niet af aan de vaststelling dat verdachte een significante, bewuste en actieve rol heeft gehad. Ook hier geldt dat de dwang niet op zichzelf staat maar moet worden bezien in het eveneens bewezenverklaarde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing (feiten 1 en 2).
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde dwang. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het op de buik liggen. Hierover heeft aangever immers verklaard dat hij dit niet heeft gedaan.

3.De bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
1.
hij op
een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van4 januari 2023
tot
en
met5 januari 2023 te [plaats]
(telkens)
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
/hebbenberoofd en
/ofberoofd
gehouden, door
  • aan die [slachtoffer] te vragen om naar de woning (gelegen aan de [adres 2] , te [plaats] ) te komen en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen "jij gaat helemaal nergens heen",
  • de toegang tot de deur te blokkeren door voor de deur te gaan staan toen die [slachtoffer] weg wilde gaan en
  • de (toegangs)deur in/van de voornoemde woning op slot te draaien en
  • een mes voor hem en/of zijn mededaders binnen handbereik te hebben;
2. primair
hij op
een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van4 januari 2023
tot en met 5 januari 2023te [plaats] (telkens)
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en
/ofeen muts,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan die [slachtoffer]
en/of een derdetoebehoorde
(n
), door
  • een of meermaleneen mes van tafel te pakken en
    /of
  • (vervolgens)
  • (vervolgens) de woorden toe te voegen: "Je gaat nu jouw jas inleveren of ik steek jou door je kankernek",
  • (vervolgens) de woorden toe te voegen: “lever jouw muts in bij mij”,
3.
hij op
een ofmeerdere momenten in
of omstreeksde periode van 4 januari 2023 tot en met 5 januari 2023 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer] ,
door
geweld of enige andereeen feitelijkheid en
/ofdoor bedreiging met geweld
of enige andere feitelijkheidgericht tegen die ander
en/of derde, te weten [slachtoffer]
wederrechtelijk
heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen
en/of te dulden, te weten die [slachtoffer]
op zijn buik laten liggen, push ups laten doen, zijn broek laten uit doen, wodka laten drinken, laten blowen en
/ofzijn telefoon te laten liggen, door
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Ga op jouw buik liggen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
  • (vervolgens)een mes van tafel te pakken
  • (vervolgens) in de richting van die [slachtoffer] te wijzen en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Ga push ups doen" en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen hij zijn broek tot aan zijn schoenen naar beneden moet doen en
  • die [slachtoffer] wodka te laten drinken en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij in een andere kamer mag slapen maar zijn telefoon moet laten liggen en
  • die [slachtoffer] te laten blowen.
De rechtbank heeft taal- of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belang geschaad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de samenloop van:
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
feit 2, primair:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 3:
medeplegen van een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank toch komt tot een bewezenverklaring, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het advies van de Raad moet worden gevolgd. Hij heeft benadrukt dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet in het belang van verdachte is. De raadsman heeft daarbij gewezen op het belaste verleden van verdachte en het feit dat verdachte zelf ook druk heeft gevoeld vanuit één van de medeverdachten.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 23 mei 2024 (het strafblad),
  • het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 juni 2024,
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 november 2023.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is eerder door de kinderrechter veroordeeld voor een strafbaar feit.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en dwang. Daarbij is het slachtoffer uitgenodigd in de woning van één van de medeverdachten. Toen het slachtoffer in de woning was, moest hij zijn jas en muts afstaan onder bedreiging van een mes, mocht hij de woning niet meer verlaten en is hij gedwongen om dingen te doen die hij niet wilde doen, waaronder blowen en het drinken van alcohol. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de gebeurtenis het gevoel van veiligheid van het slachtoffer ernstig heeft aangetast en dat hij hier ook 1,5 jaar na het incident nog veel last van heeft. Uit het dossier is het beeld ontstaan dat één van de medeverdachten een leidende rol heeft gehad. De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij actief heeft meegedaan aan het plegen van de strafbare feiten. Verdachte heeft tijdens de zitting verteld dat hij geen ‘pussy’ wilde lijken ten opzichte van de medeverdachten. Hij heeft daarbij erkend dat hij zijn eigen belang om erbij te horen boven het belang van het slachtoffer heeft gesteld.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad heeft het volgende over verdachte gerapporteerd. [verdachte] is al eerder in beeld geweest bij politie en justitie. Dit betroffen strafbare feiten waarvoor hij een werkstraf en een jeugdreclasseringsmaatregel heeft gekregen. Over de huidige verdenking van betrokkenheid bij een vrijheidsberoving heeft [verdachte] geen openheid gegeven in het gesprek met de raadsonderzoeker. Hij toonde weinig inlevingsvermogen richting het slachtoffer.
De Raad heeft veel zorgen over het functioneren van [verdachte] . De zorgen richten zich met name op de plaatsen waar [verdachte] zich buitenshuis bevindt en de kringen waarin hij zich begeeft. Dit in combinatie met zijn kwetsbaarheden (zeer belaste voorgeschiedenis, zijn cognitief functioneren, ADHD, LVB, trauma's en hechtingsstoornis en daaruit voortvloeiende tekorten in zijn ontwikkeling) maken hem gevoelig voor onder andere de (slechte) invloed van anderen. Hij raakt hierdoor regelmatig in risicovolle situaties. De Raad vindt het positief dat [verdachte] gemotiveerd is voor begeleiding vanuit de jeugdreclassering en hier binnen zijn mogelijkheden aan meewerkt.
De Raad schat het algemeen recidive risico in als hoog.
In het rapport van 30 november 2023 heeft de Raad na een afweging van alle factoren een onvoorwaardelijke werkstraf geadviseerd. In het strafadvies van 12 juni 2024 heeft de Raad dit advies herzien. Uit dit briefrapport komt naar voren dat [verdachte] sinds maart 2024 bij [verblijfplaats] woont. Na overleg met de jeugdreclassering is de Raad van mening dat [verdachte] nog een kans moet krijgen om mee te werken aan de hulpverlening om zo te werken aan zijn toekomst. Een pedagogische benadering vanuit de jeugdreclassering lijkt hierin nodig om op een outreachende manier [verdachte] te kunnen bereiken. De Raad vindt het van belang dat [verdachte] intensieve ondersteuning krijgt, waardoor hij in zijn vaardigheden gesterkt kan worden. Er zal aandacht moeten zijn voor de woonplek van [verdachte] en zijn middelengebruik. Het is van belang dat [verdachte] nabijheid, sturing en controle krijgt. De Raad concludeert dat het voorgaande niet bereikt kan worden met een onvoorwaardelijke werkstraf. De Raad adviseert daarom een geheel voorwaardelijke jeugddetentie met daaraan gekoppeld toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, onder de bijzondere voorwaarden dat [verdachte] meewerkt aan: behandeling van Iriszorg, begeleiding van Admodum Zorg en een zinvolle dagbesteding. De Raad vindt een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet wenselijk, omdat dit het traject met de jeugdreclassering zal doorkruisen.
De jeugdreclassering heeft tijdens de zitting laten weten zich te kunnen vinden in het advies van de Raad. Tijdens de zitting is door de Raad en de jeugdreclassering beaamd dat gelet op de persoon en achtergrond van verdachte de benodigde behandeling en begeleiding in kleine stapjes moet plaatsvinden en een lange adem vergt. Dit om het vertrouwen van verdachte verder te winnen en te voorkomen dat verdachte afhaakt. Zeer zorgelijk is het drugsgebruik van verdachte. Op zitting is besproken dat hij al vanaf zijn dertiende of mogelijk jonger blowt, naar eigen zeggen momenteel twintig of meer joints per dag. Bij de jeugdreclassering bestaat het vermoeden dat dit een ingesleten coping is (dempen gevoelens en verleden). Verdachte zal moeten gaan inzien dat zijn drugsgebruik niet de oplossing is voor zijn problemen en een barrière vormt om verder op te kunnen groeien naar een volwassen man die in staat is zelfstandig en verstandig keuzes te maken.
De rechtbank overweegt dat gelet op de ernst van de feiten en de rechtspraak in soortgelijke zaken in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend is. In verband met de zeer belaste voorgeschiedenis, de kwetsbaarheid van verdachte, zijn huidige persoonlijke omstandigheden en ook de kleine maar positieve stapjes die hij nu zet met behulp van de jeugdreclassering, is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van vijf maanden passend is. De rechtbank komt daarmee tot een hogere voorwaardelijke jeugddetentie dan de twee maanden die zijn geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank deze duur gelet op de ernst van de feiten passend vindt. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie verbindt de rechtbank een proeftijd van 2 jaar, onder de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de Raad, te weten de behandeling van Iriszorg, de begeleiding door Admodum Zorg en het meewerken aan een zinvolle dagbesteding.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de bewezenverklaarde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,- aan materiële schade en € 12.500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht en is verzocht de hoofdelijkheid uit te spreken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.300,- in totaal. De officier van justitie is van mening dat elke verdachte hiervan 1/3 deel moet betalen. Hij heeft de rechtbank daarom gevraagd verdachte te veroordeling tot betaling van € 1.100,- en
nietde hoofdelijkheid uit te spreken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Wanneer de rechtbank wel komt tot een bewezenverklaring van de feiten, heeft de raadsman gesteld dat een bedrag van € 300,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade billijk is. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd de bedragen niet hoofdelijk op te leggen, maar het totaalbedrag te verdelen over de drie verdachten in deze zaak.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit de stukken en tijdens de zitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank zal gebruik maken van de schattingsbevoegdheid voor het bepalen van de hoogte van het schadebedrag. Zij is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 300,- kan worden toegewezen. De rechtbank rekent hiervan 1/3 deel toe aan verdachte, te weten een bedrag van € 100,-.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de bewezenverklaarde feiten is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast gelet op de aard en ernst van de onderhavige normschendingen, waaronder in ieder geval de gijzeling en afpersing. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank vindt een bedrag van € 3.000,- passend, waarvan zij 1/3 deel aan verdachte zal toerekenen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is wettelijke rente verschuldigd vanaf 4 januari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag. In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 284 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentievoor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat van die
jeugddetentie5 (vijf) maanden niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaar onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
meewerkt aan behandeling van Iriszorg of een soortgelijke instantie, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
meewerkt aan de begeleiding van Admodum Zorg of een soortgelijke zorgverlener, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
meewerkt aan een zinvolle dagbesteding en vrijetijdsbesteding;
geeft de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling jeugdreclassering, de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
onder de voorwaarden dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling jeugdreclassering, waaronder de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 100,- (honderd euro) aan materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag dat het bedrag volledig is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 100,- (honderd euro) aan materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) aan smartengeld. Deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (kinderrechter als voorzitter), mr. M. Rietveld en mr. C.L. Pas, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2024.
mr. M. Rietveld en mr. C.L. Pas zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023019608, gesloten op 10 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 11, 12 en 13 en het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 36, 37 en 39, het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 52 en 53.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 14.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 juni 2024.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 14, het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] ,
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13.
8.Het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 1] , p. 52.
9.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 juni 2024.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 26
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 13 en 14 en het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [medeverdachte 1] , p. 53
12.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 14.