Op 5 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming over een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] toegewezen voor de duur van een jaar, en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor zes maanden. De Raad verzocht deze maatregelen omdat de moeder, door persoonlijke problemen, niet in staat is om de zorg en aandacht te bieden die [minderjarige] en haar broers en zussen nodig hebben. De moeder heeft zelf ook te maken met trauma's en overbelasting, wat de situatie verder compliceert. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over haar hechtingsontwikkeling. De kinderrechter oordeelde dat de hulpverlening in een vrijwillig kader niet voldoende was om de noodzakelijke veranderingen te bewerkstelligen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ondanks mogelijke bezwaren van de moeder. De kinderrechter heeft benadrukt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige], en dat deze termijn minimaal is voor de start van de behandeling vanuit het gezinshuis. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.