1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 mei 2021 te Ede in de gemeente Ede, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk [merk 1] ), komende uit de richting van [naam 1] , gaande in de richting van de kruising van de wegen de Rijksweg N224 en de Laarwoud, daarmee rijdende op de Rijksweg N224, terwijl hij een ander voertuig (personenauto, merk [merk 2] ) achtervolgde
en/of achterna reed,
- gedurende langere tijd heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of (namelijk) op de kruising van de Rijksweg N224 met de A30 Oost (VRI-733) heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 106 kilometer per uur en/of
- ( vervolgens) (vlak) voor dat andere voertuig (personenauto, merk [merk 2] ) is gaan rijden, en/of (vervolgens) zonder noodzaak en/of reden in het verkeer, (plotseling en/of sterk) heeft geremd en/of anderszins snelheid heeft geminderd, tengevolge waarvan de bestuurder van het achter hem rijdende voertuig eveneens (hard) moest remmen en/of uitwijken, teneinde een aanrijding met de personenauto van hem, verdachte, te voorkomen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, op de rechter rijbaan vlak naast dat andere voertuig (personenauto, merk [merk 2] ) is gaan rijden en/of (vervolgens) (langzaam) naar links heeft gestuurd, tengevolge waarvan de bestuurder van dat andere voertuig (personenauto, [merk 2] ), naar links, richting de berm, moest uitwijken, teneinde een aanrijding met de personenauto van hem, verdachte, te voorkomen, en/of
- bij het naderen van het kruispunt van deze weg (de Rijksweg N224) met de
Laarwoud (VRI-K16) heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 132 kilometer per uur en/of
- op dat kruispunt geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat (reeds 12,1 seconden) rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2021 te Ede in de gemeente Ede, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: [merk 1] ), komende uit de richting van [naam 1] , gaande in de richting van de kruising van de wegen de rijksweg N224 en de Laarwoud, daarmede heeft gereden over de weg de Rijksweg N224 en
bij het naderen van het kruispunt van deze weg (de Rijksweg N224) met de Laarwoud heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 132 kilometer per uur en/of
op dat kruispunt geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat (reeds 12,1 seconden) rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 mei 2021 te Ede, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg N224, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 121 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar bekent dat hij zich gevaarlijk heeft gedragen in het verkeer, maar dat enkele onderdelen niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden. Verdachte heeft één stuurbeweging gemaakt, maar daardoor is niemand van de weg geraakt. Voor het onderdeel plotseling remmen is onvoldoende bewijs en ook het door rood rijden volgt niet uit het procesdossier.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelen in strijd met het in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) gestelde verbod, door zich opzettelijk zodanig in het verkeer te gedragen dat hij verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Vaststaat dat er op 8 mei 2021 omstreeks 21.33 uur op het kruispunt van de Rijksweg (N224) en de Laarwoud in Ede een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Daarbij waren de bestuurders van een [merk 2] , een [merk 1] en een [merk 3] betrokken. [benadeelde 1] was de bestuurder van de [merk 2] , waarin ook [naam 2] (als bijrijder) en [benadeelde 2] (achterin) zaten. Verdachte was de bestuurder van de [merk 1] . De [merk 3] werd bestuurd door [naam 3] . De [merk 2] , die harder reed dan de daarvóór op de rijbaan invoegende [merk 3] , is in de middenberm terechtgekomen en tegen een boom gebotst. De maximumsnelheid op de Rijksweg ter hoogte van het kruispunt Rijksweg met de A30 was 80 kilometer per uur. De maximum snelheid op de Rijksweg ter hoogte van het kruispunt Rijksweg met de Laarwoud was 50 kilometer per uur.
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij een [merk 2] bestuurde en dat op een gegeven moment een [merk 1] (verdachte) achter hem reed. Toen ze op de Rijksweg reden heeft verdachte geprobeerd hem van de weg af te drukken door een stuurbeweging die hij maakte. Dat ging met snelheden rond de 90 kilometer per uur. Verdachte kwam hem vervolgens voorbij, sneed hem af en remde vervolgens hard (omschreven als ‘remtest’), toen verdachte voor hem reed.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat zij als passagier in de [merk 2] van [benadeelde 1] zat. Op een gegeven moment zag ze dat verdachte op de Rijksweg naast hun auto kwam rijden en dat hij probeerde om hun auto van de weg te duwen. Verdachte kwam vervolgens voor hun auto rijden en trapte stevig op de rem. Daardoor moest [benadeelde 1] hard remmen. Toen het verkeerslicht op rood ging zijn beide auto’s doorgereden.
Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde 1] zag rijden met zijn ex-vriendin [benadeelde 2] en [naam 2] in diens auto toen hij stil stond bij tankstation [naam 1] en vervolgens achter hem aan is gereden. Hij heeft daarbij te hard gereden. Verdachte wilde op een rustig plekje met de inzittenden van de [merk 2] praten naar aanleiding van een conflict met zijn ex-vriendin [benadeelde 2] . Toen verdachte naast [benadeelde 1] reed heeft hij een abrupte stuurbeweging gemaakt om een schrikreactie bij hem uit te lokken.Verdachte weet niet meer of hij geremd heeft. Hij heeft verklaard dat hij bij het laatste verkeerslicht voor het ongeluk is gestopt voor het rode licht.
De politie heeft ter plaatse van het ongeval een omgevingsonderzoek uitgevoerd. Daaruit volgt dat verdachte met een snelheid tussen 106 kilometer per uur en 113 kilometer per uur over de kruising van de Rijksweg N224 met de A30 Oost in Ede heeft gereden. Ook volgt daaruit dat op het ongevalskruispunt - tijdens de minuut van de melding - twee roodlicht-negaties op de rijrichting van de [merk 2] en de [merk 1] zijn geactiveerd. Gebleken is dat de [merk 2] op de linker rijstrook de stopstreep passeerde, terwijl de verkeerslichten minimaal 11,8 seconden op rood stonden en de [merk 1] van verdachte op de rechter rijstrook de stopstreep passeerde, terwijl de verkeerslichten minimaal 12,1 seconden op rood stonden. Verdachte is, voorafgaand aan het ongeval, het kruispunt genaderd met een gemiddelde indicatieve snelheid tussen 132 kilometer per uur en 149 kilometer per uur.
De rechtbank is op grond van voorgaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte met een veel te hoge snelheid heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan, een abrupte stuurbeweging heeft gemaakt met zijn voertuig in de richting van het voertuig van [benadeelde 1] , terwijl hij voor het voertuig van [benadeelde 1] reed plotseling heeft geremd en tot slot dat hij met zijn voertuig, terwijl het verkeerslicht op het kruispunt Rijksweg N224 met de A30 Oost minimaal 12,1 seconden op rood stond, niet is gestopt.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Zij overweegt daartoe als volgt.
a. de verkeersregels geschonden
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere van de in artikel 5a van de WVW (niet limitatief) genoemde gedragingen, te weten door rood licht rijden, overschrijden van de vastgestelde maximumsnelheid, het maken van een abrupte stuurbeweging naar een andere verkeersdeelnemer en het, terwijl hij voor die andere verkeersdeelnemer reed, bewust afremmen van zijn voertuig.
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag, het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
De gedachte achter de keuze voor het bestanddeel ‘in ernstige mate’ is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel ‘in ernstige mate’ kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden en continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan (
Kamerstukken II, 2018-2019, 35 086, nr. 3, p. 11-12).
Verdachte heeft meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels geschonden. Hij reed op meerdere plekken aanzienlijk te hard, heeft een abrupte stuurbeweging gemaakt naar een andere verkeersdeelnemer waardoor deze moest uitwijken, is vervolgens voor die andere verkeersdeelnemer gaan rijden en heeft bewust geremd en tot slot is hij ook nog door rood licht gereden. De rechtbank merkt dit verkeersgedrag, onder de vermelde omstandigheden in het licht van het beoordelingskader zoals hierboven vermeld en de daar gegeven voorbeelden, aan als ernstig verkeersgevaarlijk gedrag zoals bedoeld in artikel 5a WVW.
Om te kunnen vaststellen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Door op een 50-weg te rijden met een snelheid van 106 kilometer per uur en op een 80-weg te rijden met een snelheid van 132 kilometer per uur, door abrupt een stuurbeweging naar een ander voertuig te maken en te remmen terwijl hij vlak voor dat andere voertuig reed, is het voorzienbaar dat hierdoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Een en ander wordt onderstreept door het gegeven dat daadwerkelijk een verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat de [merk 2] , opgejaagd door het verkeersgedrag van verdachte, tegen een andere auto, de [merk 3] , is gebotst, die vanuit een zijweg de rijksweg opdraaide en kennelijk verrast werd door de absurd hoge snelheid. De andere verkeersdeelnemer was niet bedacht op het rijgedrag van verdachte en daar behoefde hij ook niet op bedacht te zijn.
Voor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van de verdachte gericht zijn op het in ernstige mate schenden van die regels. Indien vast komt te staan dat de verdachte een of meer verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en verdachte dus onaanvaardbare risico’s heeft genomen, levert dit gedrag in beginsel het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels op. Verdachte heeft bekend dat hij bewust een abrupte stuurbeweging heeft gemaakt naar een andere verkeersdeelnemer, om een schrikreactie uit te lokken. Ook kan het over een langere periode te hard rijden, het door rood rijden, terwijl het verkeerslicht al ruim 12 seconden op rood stond en het sterk remmen terwijl daar geen aanleiding voor was niet anders dan opzettelijk worden uitgevoerd. Het behoeft geen betoog dat verdachte geweten moet hebben dat zijn gedrag ook een groot gevaar voor de verkeersveiligheid in het algemeen en de inzittenden van de [merk 2] opleverde. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de genoemde gedragingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW, zodat het primair ten laste gelegde feit bewezen is.