ECLI:NL:RBGEL:2024:4282

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
05-200954-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van TBS met voorwaarden naar TBS met verpleging wegens complexe psychische problematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 5 juli 2024 uitspraak gedaan over de omzetting van een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden naar TBS met verpleging. De betrokkene, geboren in 2000, was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en had sinds oktober 2020 een TBS-maatregel met voorwaarden. De rechtbank constateerde dat de psychische problematiek van de betrokkene complexer was dan eerder aangenomen, wat leidde tot de noodzaak van een gespecialiseerde klinische behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene een complexe posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een borderline persoonlijkheidsstoornis heeft, die samen een aanzienlijke impact hebben op haar gedrag en behandeling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de TBS om te zetten in TBS met verpleging toegewezen, omdat de veiligheid van de samenleving in het geding is. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat de behandeling in het kader van de TBS met voorwaarden tot nu toe niet succesvol is geweest en dat de betrokkene intensieve en langdurige behandeling nodig heeft in een TBS-kliniek. De rechtbank heeft ook de problemen rondom de wachttijden voor plaatsing in een TBS-kliniek aangekaart, maar benadrukt dat dit niet de beslissing in deze individuele zaak kan beïnvloeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/200954-19
Datum uitspraak: 5 juli 2024
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [kliniek] .
Raadsvrouw: mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem,

1.Procedure

1.1
Betrokkene is op 20 oktober 2020 bij vonnis van de rechtbank Gelderland, vanwege onder meer het misdrijf poging tot zware mishandeling in vereniging veroordeeld tot (onder meer) terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze maatregel is ingegaan op 20 oktober 2020 en voor het laatst met één jaar verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 20 oktober 2023.
Op 20 september 2023 heeft de officier van justitie vorderingen ingediend voor een (voorlopig) bevel tot alsnog verpleging van overheidswege. De rechter-commissaris heeft op 21 september 2023 een bevel tot voorlopige verpleging gegeven.
De rechtbank heeft op 20 oktober 2023, met verlenging van de maatregel met één jaar, de beslissing over de omzetting van de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging aangehouden en de opname van betrokkene in het Pieter Baan Centrum (verder: PBC) gelast.
Ter zitting van 2 februari 2024 heeft de rechtbank de behandeling van de vordering tot omzetting aangehouden omdat de opname en rapportage door het PBC nog niet was gerealiseerd.
1.2
Ter zitting van 21 juni 2024 zijn gehoord:
 betrokkene;
 de raadsvrouw mr. A.L. Louwerse;
 deskundige dr. [naam 1] , psychiater en verbonden aan het PBC;
 deskundige dr. [naam 2] , psycholoog en verbonden aan het PBC;
 deskundige [naam 3] , reclasseringswerker, via beeldbellen,
 de officier van justitie, mr A.C. Waterman.
1.3
De rechtbank heeft verder kennis genomen van onder meer de volgende processtukken:
 het voortgangsverslag van de reclassering van 3 februari 2023;
 de brief van GGZ Westelijk Noord Brabant van 6 februari 2023;
 het advies van de reclassering van 7 februari 2023;
 het mailbericht van DIZ van 9 februari 2023;
 het advies van de reclassering van 13 februari 2023 (met aanvulling van klinische opname);
 het verlengingsadvies van de reclassering van 21 juli 2023;
 de PJ-rapportage van dr. [naam 4] van 3 augustus 2023;
 het advies van de reclassering inzake omzetting van de TBS van 18 september 2023;
 het voortgangsverslag van de reclassering van 21 mei 2024;
 het rapport van het Pieter Baan Centrum van 17 juni 2024;
 de brief van DIZ van 19 juni 2024.

2.De standpunten van partijen

2.1
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht. Volgens haar is de omzetting van de maatregel in een terbeschikkingstelling met verpleging onontkoombaar, gezien de talloze incidenten in het verleden en gelet op het recente PBC-rapport.
2.2
Door en namens betrokkene is aangevoerd dat betrokkene enerzijds blij is dat door het PBC-onderzoek eindelijk duidelijkheid is gekomen over de psychische problematiek en dat zij bereid is aan de behandeling daarvan mee te werken, ook als dat betekent klinische opname, maar anderzijds dat zij dat niet wil in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging. Verzocht wordt betrokkene nog een laatste kans te geven met de lopende terbeschikkingstelling met voorwaarden.

3.De beoordeling door de rechtbank

Indexdelict
3.1
De terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege het medeplegen van poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de maatregel is opgelegd in verband met een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer perso(o)n(en). Dat betekent dat de maatregel ingeval van omzetting niet in duur zal zijn gemaximeerd.
Stoornis
3.2
In het opleggingsvonnis wordt op basis van de toen voorhanden PJ-rapportage overwogen:
“Over de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte volgt uit het klinisch
multidisciplinair onderzoek Pro Justitia dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken en een stoornis in het cannabisgebruik. De deskundigen concluderen dat de persoonlijkheidsstoornis heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. Bij verdachte is door haar stoornis sprake van instabiliteit, labiliteit, impulsiviteit, onverantwoordelijkheid, prikkelbaarheid en agressie. Vanuit haar problematiek raakt verdachte bij oplopende stress snel ontregeld in gevoel en gedrag. Vervolgens reageert ze impulsief en is ze onvoldoende in staat haar agressie te reguleren.”
Deze diagnose in goeddeels onveranderd gebleven, met dien verstande dat in het PBC-rapport een nadere verdieping en nuancering wordt aangebracht. Hierop wordt later vanaf punt 3.8 ingegaan.
Verloop van de maatregel
3.3
De tenuitvoerlegging is nogal tumultueus en spanningsvol verlopen, mild uitgedrukt. In een notendop:
- 10 november 2020: opname bij [locatie 1] : aanhoudende ontregeling en schending voorwaarden;
- 14 tot 29 oktober 2021: time-out in [locatie 2] ;
- november 2021: opname bij [locatie 3] : (verbale) agressie, acting out bij ongenoegen, angst bij medebewoners;
- 18 januari 2023: time-out bij [locatie 4] : aldaar ernstige bedreiging van medewerkers omdat niets is geregeld over huisdieren;
- 4 februari 2023: [locatie 4] beëindigt verblijf per direct omdat betrokkene medewerkers heeft gefotografeerd en gestreamd en aanhoudend agressief blijft;
- 9 februari 2023: bevel voorlopige verpleging;
- 17 februari 2023: rechtbank wijst verpleging af maar voegt klinische opname als voorwaarde toe;
- 20 februari 2023: opname in [locatie 2] ter overbrugging, hier vinden talloze (verbaal of fysiek agressieve) incidenten plaats;
- 24 april 2023: opname in [locatie 5] : opnieuw incidenten als betrokkene wordt begrensd, agressie tegen personeel en medepatiënten, cannabis-gebruik;
- 20 september 2023: [locatie 5] beëindigt verblijf en betrokkene gaat naar [locatie 6] ;
- 20 oktober 2023: rechtbank verlengt de TBS met één jaar;
- 29 februari 2024 - 18 april 2024: opname in PBC.
3.4
Uit de stukken blijkt dat in nagenoeg iedere instelling waar betrokkene heeft verbleven, na een aanvankelijk rustige periode spanningen ontstonden en agressief gedrag van de zijde van betrokkene. Telkens wordt melding gemaakt van toenemend onveilige situaties voor medepatiënten en personeel, zodat tot tweemaal toe een instelling besluit betrokkene pardoes op straat te zetten omdat de situatie onhoudbaar wordt. De rechtbank heeft dit zelden eerder meegemaakt; het zegt iets over de mate van ontregeling en bedreiging die betrokkene weet te creëren in haar leefwereld.
3.5
Al die tijd zijn er echter vragen geweest over (de volledigheid van) de diagnose en de betrokken instellingen wisten eigenlijk ook niet goed raad met haar gedrag. Achteraf gezien is de plaatsing bij instellingen voor beschermd wonen ontoereikend gebleken omdat hier volstrekt onvoldoende begeleiding en behandeling werd geboden en betrokkene te veel vrijheid werd gelaten. Iets waarmee zij vooralsnog niet op een verantwoorde manier kan omgaan.
3.6
Daar komt bij dat betrokkene door diverse traumatische ervaringen in het verleden zich angstig en bedreigd voelt in een -gesloten- setting waar ook mannen verblijven. En laat nu in praktisch iedere instelling of kliniek waar zij heeft verbleven, mannelijke medepatiënten in haar directe omgeving zijn geweest. Zij zegt melding te hebben gemaakt van overlast, bedreiging en intimidatie, maar daarop geen of onvoldoende respons te hebben gekregen. Betrokkene heeft aangegeven dat dit één van de redenen is waarom zij zich in kritieke situaties ‘opblaast’, van zich af bijt en haar belagers afsnauwt en bedreigt, hetgeen op de buitenwereld kan overkomen als agressief gedrag. Dat is echter haar overlevingsinstinct.
Conclusie inzake de tenuitvoerlegging tot nu toe
3.7
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de behandeling in het kader van de TBS met voorwaarden tot dusverre niet erg succesvol is geweest. Het enkele gegeven dat verschillende instellingen haar letterlijk op straat hebben gezet en dat de reclassering meermalen heeft verzocht haar te ontheffen van de toezichthoudende taak omdat het niet meer te doen is, getuigen hiervan.
Het vervolg
3.8
Betrokkene is opgenomen in het Pieter Baan Centrum en daar is een uitgebreide analyse gemaakt en een uitvoerig rapport opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de bevindingen van het PBC-rapport tot uitgangspunt worden genomen voor de voortgang van de maatregel en de uiteindelijk beoogde resocialisatie van betrokkene.
Het PBC-rapport en nadere duiding van de stoornis
3.9
Dit rapport vermeldt onder meer:

Betrokkene is een thans 23-jarige gemiddeld intelligente jonge vrouw bij wie sprake is van een complexe posttraumatische stress stoornis (PTSS) en van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, wiens persoonlijkheidsontwikkeling sterk beïnvloed is geworden door die PTSS. Voorts is er sprake van chronisch cannabisgebruik dat opgevat moet worden als een (inadequate) vorm van coping (het omgaan met stress en negatieve emoties), en geclassificeerd kan worden als een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, thans in kortdurende remissie.Het diagnostisch beeld is in het huidig klinisch onderzoek duidelijker geworden en ernstiger gebleken, door meer milieu-informatie over waar er de laatste jaren nog veel onbeantwoorde vragen lagen. Ook is thans duidelijk geworden dat betrokkene langs onbewuste weg feitelijk haar eigen behandeling ondermijnt en daarin niet anders kan: samenhangend met de bij PTSS passende vermijding is zij niet alleen in staat geweest om behandelvoortgang te suggereren, daar waar deze behandelvoortgang er helemaal niet was, maar creëert zij vanuit haar onbewuste behoefte aan controle (als het ware een verslaving aan alertheid) ook steeds weer ernstige ontregelingen in haar actuele omgeving. Zo belemmert betrokkene feitelijk op basis van voor haar ongrijpbare motieven haar eigen behandelvoortgang. Thans is ook duidelijk geworden dat de al sinds haar kindertijd bestaande PTSS in de persoonlijkheid verankerd is geraakt en daar inmiddels sterk mee is verweven. De PTSS kan niet, zoals eerder uiteengezet, als losstaand van haar persoonlijkheid worden gezien: haar psychopathologie valt dus niet met uitsluitend traumabehandeling te benaderen. Een gecombineerde behandeling van haar posttraumatische stressstoornis met behandeling van haar persoonlijkheid is dus noodzakelijk. Wat de bovengenoemde ontregeling van haar omgeving betreft, kan worden voorzien dat zij haar (behandel)omgeving, vanuit haar basale gevoelens van onveiligheid en daarbij passende controlebehoefte, telkens op onveiligheid zal uittesten en daartoe juist spanning of gevaar zal creëren. Bij de vaak zelf gecreëerde spanning of gevaar zal haar emotieregulatie tekortschieten en kunnen emoties slechts in boosheid of agressie worden geuit. Hier is dan het re-enactment van haar trauma's in de omgeving aan de orde. Anders gezegd: bij betrokkene’s psychodynamiek past het onbewust ontwrichten van de behandelcontext vanuit haar bij de stoornissen passende extreme controlebehoefte, zij zal dus haar omgeving (langs onbewuste weg moeten) ontregelen, en onveiligheid moeten creëren voor het handhaven van het voor haar bekende: de diep in haar persoonlijkheid verankerde beleving van onveiligheid. Hieraan liggen niet alleen psychodynamische mechanismen ten grondslag maar tevens is er sprake van neurobiologische ontregeling, waarbij verschillende neurobiologische hersenstructuren kwetsbaar zijn geraakt. Zo maakt het huidig onderzoek duidelijk dat ook medicatie noodzakelijk is om betrokkenes neurobiologische systemen te reguleren om haar stemmingsreactiviteit te verminderen. Pas dan zullen psychotherapeutische behandelmethoden effect kunnen sorteren” (p. 112 e.v.)
3.1
Er zijn, zo concludeert de rechtbank, de nodige problemen, ontstaan uit aanhoudend onveilige en verwaarlozende opvoedingssituaties en uit diverse situaties van misbruik van vertrouwen door anderen (mannen), waardoor er een fundamenteel gevoel van wantrouwen is ontstaan jegens de omgeving. Waar dan ook. Dat betekent dat betrokkene te allen tijde haar omgeving wil kunnen controleren en beheersen. Als blijkt dat dat niet kan, volgt agressie en gedrag dat door de omgeving niet wordt geaccepteerd en dat versterkt dan weer het gevoel van onveiligheid. Het negatieve zelfbeeld en het gebrek aan zelfvertrouwen en gevoel van steeds weer tekortschieten worden hierdoor voortdurend versterkt, waardoor ze steeds weer in een kringetje blijft ronddraaien. Daarom zijn in iedere instelling telkens weer dezelfde patronen zichtbaar en gaat het iedere keer weer op dezelfde manier mis. Betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat zij zich herkent in dit geschetste beeld.
3.11
Het PBC-rapport vervolgt:
“Om het risicomanagement en de verdere behandeling van betrokkene vorm te geven, is langdurige en intensieve behandeling van de PTSS in samenhang met behandeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis noodzakelijk. Behandeling van de PTSS kan tot ontregeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis leiden, en andersom. Daarom kan de behandeling uitsluitend kans van slagen hebben als er voldoende structurerende en intensieve holding door gespecialiseerde behandelaars en sociotherapeuten gewaarborgd is.”
3.12
Ter zitting is door de beide deskundigen van het PBC nader toegelicht dat de vereiste behandeling ingewikkeld en langdurig zal zijn, juist omdat verschillende problemen op elkaar ingrijpen. Gesproken werd van een ‘drie-poot-behandeling’: allereerst een neurobiologisch (medicamenteuze) behandeling van de ontstane neurobiologische ontregeling, vergezeld van c.q. gevolgd door een psychodynamische behandeling van de PTSS en de borderline-problematiek. Probleem daarbij is dat de ene problematiek doorwerkt in de andere en dat behandeling van de ene problematiek ook weer effecten kan hebben op de andere problematiek. Dat maakt de benodigde behandeling zeer complex.
De reclasseringswerker heeft benadrukt dat deze behandeling niet langs de weg van een TBS met voorwaarden kan plaatsvinden.
Hoe moet het nu verder?
3.13
Duidelijk is dat een intensieve behandeling noodzakelijk is. Het tot dusverre gevolgde traject van RIBW-opname, crisisinterventie, voortgezette RIBW-opname, klinische opname in een FPK etc, heeft geen enkel succes opgeleverd. Integendeel, betrokkene werd steeds opnieuw op zichzelf terug geworpen in situaties waarin zij zich, achteraf gezien, gelet op de nu geconstateerde en door betrokkene onderschreven complexe problematiek, niet staande kon houden. Duidelijk is dat het roer om moet.
3.14
Langdurige klinische opname dus, daarover is iedereen het eens. Over het juridische kader evenwel zijn de meningen verdeeld. De verdediging heeft bepleit betrokkene geen TBS met verpleging op te leggen, onder meer gezien haar jonge leeftijd. Ook is er op gewezen dat zij eigenlijk tot nu toe geen eerlijke kans heeft gehad omdat pas met het PBC-rapport duidelijk is geworden hoe complex de onderliggende problematiek eigenlijk is. Daaraan is in het verleden nooit de vereiste aandacht besteed en dat zou nu alsnog, in het kader van de lopende TBS met voorwaarden, kunnen gebeuren in een geschikte FPK.
3.15
Deze argumentatie is invoelbaar en begrijpelijk, maar niet overtuigend. Uit het PBC-rapport en de daarbij ter zitting gegeven toelichting van beide rapporteurs volgt dat de vereiste behandeling langdurig en intensief zal zijn en moet plaatsvinden in een TBS-kliniek die de vereiste expertise heeft om met deze opeenhoping van op elkaar inwerkende (neuro)psychologische processen om te gaan. In dat verband zijn met name de [locatie 7] en [locatie 8] genoemd als klinieken met de juiste kennis. FPK’s zullen deze zorg niet kunnen bieden.
3.16
Terugvallen in middelengebruik en agressief gedrag zullen voortdurend op de loer liggen gezien de problematiek. De betreffende kliniek zal ook in dat opzicht enigszins robuust moeten zijn en niet bij de eerste de beste normoverschrijding de klok luiden en aangifte doen, want dan komt de behandeling en resocialisering nooit op gang. Dat is wellicht in betere handen bij een FPC dan bij een FPK.
Het eeuwige dilemma in TBS-land
3.17
Een dilemma waarop door de verdediging terecht is gewezen, is het volgende. Als de TBS met voorwaarden wordt omgezet in TBS met verpleging, zal betrokkene op de passantenwachtlijst komen. Dat betreft TBS-gestelden die in een huis van bewaring wachten op plaatsing in een TBS-kliniek. Blijkens een brief van DIZ van 19 juni 2024 zijn er op dit moment 186 passanten die wachten op plaatsing; de wachttijd voor de geprefereerde [locatie 7] of [locatie 8] bedraagt ruwweg één tot twee jaar.
3.18
Dit is bepaald deprimerend te noemen, eens te meer nu het Europees Hof voor de Rechten van de Mens al vanaf 2004 de Nederlandse Staat meermalen heeft gewaarschuwd en veroordeeld vanwege deze wachttijden en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat een wachttijd van vier maanden het maximum zou moeten zijn. [1] Dit is ook de norm in de bestaande wet, neergelegd in artikel 6.3 Wet forensische zorg. Helaas lijkt de overheid het afgelopen decennium echter stelselmatig in gebreke te zijn gebleven om te voldoen aan deze zorgplicht door enerzijds aan te sturen op het bevorderen van TBS-opleggingen en anderzijds het niet in overeenstemming hiermee faciliteren van de daarvoor benodigde behandelplaatsen en ook en begeleidingsplaatsen voor de broodnodige doorstroming na de klinische behandeling, hoewel deskundigen al jarenlang waarschuwen dat het systeem dreigt vast te lopen.
Gevolg van dit alles
3.19
De rechtbank kan dit echter niet oplossen, zij kan enkel beslissen in individuele gevallen. In onderhavig geval komt de rechtbank tot de conclusie dat de verpleging van overheidswege onontkoombaar is. Het verloop van de maatregel tot nu toe was te ontwrichtend voor de betrokken instellingen en voor betrokkene zelf, om nogmaals een herkansing te wagen. Daarbij ziet de rechtbank wel degelijk onder ogen dat de problemen van afgelopen jaren meerdere en samengestelde oorzaken hebben, die zeker niet alle zijn toe te schrijven aan betrokkene. Maar het PBC-rapport en de daarop ter zitting gegeven toelichting maken duidelijk dat het ijzer nu heet is en nu moet worden gesmeed. Uiteindelijk gaat het bij de maatregel terbeschikkingstelling wel om de veiligheid van de samenleving.
3.2
Daarbij komt dat het, naar het zich laat aanzien, zeer twijfelachtig is of een FPK of FPA, na kennisname van het dossier, bereid zal zijn betrokkene op te nemen in het kader van een TBS met voorwaarden. De suggestie van de raadsvrouw dat de minister desnoods maar gebruik moet maken van zijn aanwijzingsbevoegdheid, is in de praktijk helaas niet realistisch. Ook haar suggestie dat betrokkene ter overbrugging in een FPK of RIBW zou kunnen worden geplaatst, wordt door de deskundigen van het PBC niet onderschreven. Dat zou zelfs een averechts effect kunnen hebben.

4.Slotsom

De vordering tot het gelasten van de verpleging wordt toegewezen omdat het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dat eist (artikel 6.6.10 Sv).
BESLISSING
De rechtbank:
Beveelt de verpleging van overheidswege van
[betrokkene] .
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. M.L. Braaksma en mr. W. Bruins, als rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2024.

Voetnoten

1.EHRM 11 mei 2004, NJ 2005/57 m.nt. Mevis (