ECLI:NL:RBGEL:2024:4265

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
05.203237.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 mei 2023 in Apeldoorn, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft beroofd van verschillende goederen, waaronder hasj, geld en persoonlijke bezittingen. De verdachte en de medeverdachte hebben het slachtoffer onder bedreiging met een mes gedwongen om zijn spullen af te geven. Het slachtoffer heeft ernstige verwondingen opgelopen, waaronder acht doorgesneden pezen in zijn arm, wat resulteerde in een operatie en een lange genezingsperiode. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie gesteld dat er voldoende bewijs is voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet de intentie had om te beroven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er sprake was van een gezamenlijk plan en uitvoering van de beroving, waarbij de verdachte een actieve rol heeft gespeeld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden, alsook een taakstraf van 100 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële schade en smartengeld, en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/203237-23
Datum uitspraak : 2 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] [plaats] .
raadsman: mr. S.J. Nijhof, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een jas, een tas (met inhoud), een flesje parfum, een bril, een geldbedrag van ongeveer 180 euro en/of een hoeveelheid hasj (ongeveer 20 gram), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] bij zijn kleding beet te pakken,
- (vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer] te roepen: “je moet al je kleding uittrekken, geef je spullen aan ons" althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- (vervolgens) met kracht aan zijn kleding te trekken,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn, verdachtes, hand op de rug van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of
- (meerdere keren) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de (linker)hand en/of arm van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden, terwijl dit door verdachte en/of diens mededader gepleegd geweld voor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk geweld ten gevolge heeft gehad, te weten (acht) doorgesneden pezen in de (linker)arm;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte wilde de situatie onder controle houden. Hij wilde het slachtoffer kalmeren en hield hem daarom vast. De gehele situatie is verdachte overkomen. Hij ontkent dat er een plan was gemaakt om het slachtoffer te beroven van zijn hasj. Verdachte had geen oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Ook kan niet worden bewezen dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. Het aandeel van verdachte is te gering. Verdachte had zelf geen mes.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft aangifte gedaan van beroving gepleegd op 18 mei 2023 te Apeldoorn. [slachtoffer] had met verdachte een afspraak gemaakt om 20 gram hasj voor 140 euro aan verdachte te verkopen. Ze hadden afgesproken bij de garages bij [locatie] . [slachtoffer] kwam samen met [naam] naar de afgesproken plek. [naam] werd vervolgens door verdachte weggestuurd. [slachtoffer] en verdachte liepen richting de garageboxen. Verdachte vroeg aan [slachtoffer] of hij iets bij zich had. [slachtoffer] liet vervolgens zijn mes zien en gaf het aan verdachte. Verdachte bekeek het mes en gaf aan dat het niet zo scherp was. Zie liepen verder en [slachtoffer] zag toen medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) staan. [medeverdachte] pakte zijn mes en verdachte gaf het mes van [slachtoffer] aan [medeverdachte] om de messen met elkaar te vergelijken. Verdachte pakte het mes van [slachtoffer] en legde deze op de grond. [slachtoffer] wilde zijn mes pakken maar verdachte gaf aan dat niet te doen. [slachtoffer] pakte de hasj. Verdachte en [medeverdachte] gingen de zakjes tellen en gaven aan dat het goed was. Verdachte en [medeverdachte] riepen toen ineens dat [slachtoffer] zijn kleren uit moest doen en al zijn spullen moest geven. Verdachte begon aan de kleren van [slachtoffer] te trekken ter hoogte van zijn borst. Daar zat ook zijn tasje met persoonlijke spullen. Verdachte stond voor hem en [medeverdachte] stond schuin achter hem met zijn mes in zijn rechterhand. [medeverdachte] nam een dreigde houding aan met zijn mes in zijn hand. [medeverdachte] hakte met het mes en sloeg met het mes op de rug van [slachtoffer] . Verdachte begon aan [slachtoffer] te trekken en gek te doen. Toen verdachte de jas en tas van [slachtoffer] in zijn handen had, werd [slachtoffer] door [medeverdachte] gestoken in zijn arm. In het tasje van [slachtoffer] zat zijn pinpas, ov-jaarkaart, zijn identiteitskaart en 180 euro aan contant geld. [2] Ook zijn bril en geurtje zaten in zijn tasje. [3]
Uit de letselrapportage forensische geneeskunde volgt dat [slachtoffer] dezelfde dag is geopereerd en dat er acht strekpezen in zijn arm zijn gehecht. In het rapport staat onder meer dat schade aan pezen als ernstig letsel kan worden gezien. De duur van de genezing wordt geschat op één jaar. [4]
[medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte en hij vooraf een plan hadden gemaakt om [slachtoffer] van zijn hasj te beroven. Verdachte maakte een afspraak met [slachtoffer] om hasj van hem te kopen en hij nam [slachtoffer] mee naar de plek waar [medeverdachte] stond. Het plan was om [slachtoffer] bang te maken, maar [slachtoffer] wilde wegrennen. [medeverdachte] pakte zijn mes en vervolgens ontstond er duw en trekwerk. [medeverdachte] stak toen [slachtoffer] in zijn arm. [medeverdachte] heeft ook verteld dat verdachte spullen uit de tas van [slachtoffer] heeft gehaald en dat verdachte de ID Kaart van [slachtoffer] heeft weggegooid. [5]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een afspraak had gemaakt met [slachtoffer] . Verdachte had [slachtoffer] niet verteld dat zij naar [medeverdachte] zouden lopen. Verdachte wist dat [medeverdachte] een mes bij zich droeg. Later kon [slachtoffer] ontkomen. Verdachte had zijn jas en tas vast. De jas en tas zijn door verdachte en [medeverdachte] meegenomen en iets verderop weggegooid. De ID-kaart van [slachtoffer] heeft verdachte onder een auto neergelegd. Het mes hebben [medeverdachte] en verdachte in de buurt van de jas en het tasje achtergelaten. Daarnaast heeft verdachte 30 euro van het geld van [slachtoffer] gehouden en verder (uit)gegeven. [6]
De rechtbank leidt uit met name de aangifte en de verklaring van de medeverdachte af dat verdachte en de medeverdachte het doel hadden om samen [slachtoffer] van zijn drugs te beroven. Dit is vervolgens ook gebeurd. Verdachte had daarbij een actieve rol. Vervolgens hebben ze samen de geroofde spullen meegenomen, de buit verdeeld en zich van een deel van de spullen ontdaan. Deze verklaringen sluiten op belangrijke onderdelen op elkaar aan en versterken elkaar. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen, waarbij met betrekking tot de verklaring van de medeverdachte ook nog wordt opgemerkt dat deze zeker ook zijn eigen rol niet bagatelliseert. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom sprake geweest van een gezamenlijk plan, een gezamenlijke uitvoering en ook na afloop relevante gezamenlijke gedragingen met betrekking tot de buit. Verdachte en medeverdachte hebben dus bewust en nauw samengewerkt.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 mei 2023 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, een jas, een tas (met inhoud), een flesje parfum, een bril, een geldbedrag van ongeveer 180 euro en
/ofeen hoeveelheid hasj (ongeveer 20 gram),
in elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] bij zijn kleding beet te pakken,
- (vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer] te roepen: “je moet al je kleding uittrekken, geef je spullen aan ons"
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- (vervolgens) met kracht aan zijn kleding te trekken,
- met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn, verdachtes, hand op de rug van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en
/of- (meerdere keren) met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de (linker)
hand en/ofarm van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden, terwijl dit door verdachte en/of diens mededader gepleegd geweld voor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk geweld ten gevolge heeft gehad, te weten (acht) doorgesneden pezen in de (linker)arm;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand. Daarnaast vordert de officier van justitie een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een bewezenverklaring voor de afdoening het advies van de Raad voor de Kinderbescherming te volgen en rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Verdachte heeft samen met zijn mededader het plan beraamd om het slachtoffer te beroven van hasj. Verdachte maakte een afspraak met het slachtoffer. Medeverdachte droeg een mes bij zich en toen het slachtoffer de hasj niet gaf heeft hij het slachtoffer in zijn arm gestoken. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte spullen van het slachtoffer meegenomen, waaronder hasj, geld en zijn jas. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De verdachte is bij zijn handelen uitsluitend uit geweest op zijn eigen gewin.
De rechtbank rekent dit verdachte aan. Verdachte verdient dan ook een straf voor wat hij heeft gedaan. De vraag is welke straf passend is.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 15 mei 2024 volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Dit betreft overtredingen van de Wegenverkeerswet. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat artikel 63 wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 13 juni 2024 volgt dat het recidiverisico op laag wordt ingeschat. De Raad is van mening dat verdachte verantwoordelijkheid draagt voor zijn handelen doordat hij bereid is om zijn excuses aan te bieden aan het slachtoffer, spijt heeft en inzicht laat zien in zijn handelen. De Raad is van mening dat er geen aanwijzingen zijn dat toezicht van de jeugdreclassering en/of een leerstraf een passende interventie is. De jeugdreclasseringswerker is van mening dat verdere begeleiding van verdachte niet nodig is daar hij geen toezicht nodig heeft omdat er geen risico’s aanwezig zijn. Gezien de ernst van het delict vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie gepast. Dit dient als een stok achter de deur. Verder ziet de Raad geen contra-indicaties voor het opleggen van een onvoorwaardelijke werkstraf zodat verdachte de consequenties ervaart van zijn handelingen. De Raad adviseert dan ook om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
De jeugdreclasseerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat verdachte zich tijdens zijn schorsing heeft gehouden aan de afspraken. Hij deed wat hij moest doen. De jeugdreclasseerder kan zich vinden in het advies van de Raad.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij op eigen initiatief contact heeft gezocht met [begeleider] , persoonlijke begeleider. Daar kan hij sporten (kickboksen) maar ook praten met de persoonlijke begeleider over zaken die hem bezig houden. Het bevalt verdachte erg goed. Verdachte heeft bijna zijn opleiding afgerond en wil verder. Hij wil graag in de toekomst werken met jongeren.
straf
De rechtbank houdt rekening met de LOVS-oriëntatiepunten. Strafverzwarende omstandigheden zijn het toepassen van geweld op het slachtoffer.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Gelet op de hiervoor weergegeven informatie over de persoon van verdachte, zal de rechtbank echter een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen in combinatie met een forse taakstraf. De rechtbank is, alles afwegend van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren opleggen, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen met aftrek.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

t.a.v. parketnummer 05/172612-23
vordering [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit onder parketnummer 05/172612-23 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 667,90 aan materiële schade en € 2.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bereid is om de kosten voor een nieuwe ID-kaart van het slachtoffer te vergoeden en € 30,-, te weten het geldbedrag dat verdachte heeft meegenomen en uitgegeven. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen oorzakelijk verband is tussen de veroorzaakte schade en handelen van verdachte. Het letsel is ontstaan door de medeverdachte. De verdediging verzoekt dan ook de vordering af te wijzen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Bewezen is verklaard dat verdachte en de medeverdachte samen de beroving hebben gepleegd en goederen hebben meegenomen. In zijn aangifte en proces-verbaal van verhoor somt het slachtoffer de weggenomen goederen op. De hiervoor gevorderde kosten zijn voldoende onderbouwd. Het slachtoffer is tijdens het incident ernstig gewond geraakt en zijn kleding is hierdoor onherstelbaar beschadigd. De kosten zijn voldoende onderbouwd. Mede gelet op artikel 6:166 BW is verdachte voor de kosten die hiermee verband houden hoofdelijk aansprakelijk. Het bedrag zal dan ook worden toegewezen. Tot slot vordert het slachtoffer medische kosten. Het incident heeft enorme impact gehad op het slachtoffer waardoor hij hulp is gaan zoeken. Het slachtoffer heeft hiervoor kosten moeten maken. Ook deze kosten zijn voldoende onderbouwd. Gelet op het vorenstaande zal een totaal bedrag van € 667,90 aan materiële kosten worden toegewezen.
Immateriële schade
Naar vaste jurisprudentie heeft een benadeelde partij recht op vergoeding van immateriële schade als op grond van aard en ernst van het strafbare feit de nadelige gevolgen zonneklaar zijn.
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van de beroving waarbij het slachtoffer gewond is geraakt. Niet alleen strafrechtelijk maar ook civielrechtelijk is verdachte voor de gezamenlijk gepleegde gedragingen hoofdelijk aansprakelijk, ook al heeft verdachte niet zelf gestoken. De rechtbank wijst in dit verband nogmaals op artikel 6:166 BW.
De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 2.000,-. Daarbij is gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder het toegebrachte letsel, de gederfde levensvreugde en de (psychische) gevolgen die de benadeelde ten gevolge van het bewezenverklaarde feit, heeft ondervonden. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn toegekend. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de pleegdatum van het feit, te weten
18 mei 2023 voor de immateriële schadevergoeding en voor de materiële schadevergoeding vanaf datum indiening vordering, bij gebreke aan andere gebleken ingangsdatum, te weten 17 juni 2024.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij zal verdachte in de kosten van de benadeelde partij worden veroordeeld, tot op heden begroot op nihil
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. In verband met de leeftijd van de verdachte wordt er geen gijzeling opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt dat deze jeugddetentie, te weten 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een
werkstrafvan
100 (honderd) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
vordering [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05/172612-23 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 667,90 (zeshonderdzevenenzestig euro en negentig eurocent) aan materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2023 voor smartengeld en 17 juni 2024 voor de materiële schade tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 667,90 (zeshonderdzevenenzestig euro en negentig eurocent) aan materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2023 voor smartengeld en 17 juni 2024 voor de materiële schade tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers voorzitter tevens kinderrechter, mr. M. Rietveld en mr. C.L. Pas, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2024.
Mr. Cremers en mr. Rietveld zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023220353, gesloten op 27 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 42-44.
3.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 33.
4.Letselrapportage forensische geneeskunde, p. 128-129.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 511-514.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.