ECLI:NL:RBGEL:2024:4262

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
424333
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie varkensvoer resultaten tussen AR Voer en de Maatschap

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is er een geschil ontstaan tussen AGRUNIEKRIJNVALLEI VOER B.V. (hierna: AR Voer) en een maatschap die varkens houdt en fokt. De kern van het geschil betreft de vraag of de koper, de Maatschap, recht heeft op compensatie van AR Voer omdat de resultaten met het geleverde varkensvoer slechter waren dan met eerder verkregen voer van een andere leverancier. De rechtbank heeft vastgesteld dat er afspraken zijn gemaakt tussen partijen over de compensatie, maar dat de Maatschap zijn schade nader moet onderbouwen. De rechtbank heeft op 3 juli 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin de Maatschap in de gelegenheid wordt gesteld om de door zijn accountant gemaakte berekening van de compensatie nader te adstrueren. De rechtbank heeft ook AR Voer de gelegenheid gegeven om op deze onderbouwing te reageren. De zaak is complex door de betrokkenheid van verschillende partijen en de noodzaak om de resultaten van de Maatschap te vergelijken met de afgesproken benchmarks. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden tot de Maatschap zijn onderbouwing heeft gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/424333 / HA ZA 23-391
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
AGRUNIEKRIJNVALLEI VOER B.V.,
gevestigd te Wageningen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: AR Voer,
advocaat: mr. T.A. Timmermans,
tegen

1.de maatschap [gedaagde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] , [gemeente] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats] , [gemeente] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: de Maatschap,
advocaat: mr. K. Petrovski.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 januari 2024
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 april 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
AR Voer exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met de vervaardiging en verkoop van veevoeder.
2.2.
De Maatschap exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met het houden en fokken van varkens.
2.3.
De Maatschap heeft met ingang van 23 januari 2022 een overeenkomst gesloten met
Best Star Meat B.V. (hierna: BSM). Sindsdien levert de Maatschap varkens aan BSM.
2.4.
BSM hanteert in haar productieketen het concept ‘Varken op zijn Best’ (VOB).
De Maatschap is op grond van de met BSM gesloten overeenkomst verplicht om voer af te nemen van ketenpartners die deelnemen aan VOB (waarbij eisen worden gesteld waar het veevoeder aan moet voldoen). De Maatschap is daarmee (in beginsel) akkoord gegaan. BSM heeft de Maatschap in contact gebracht met AR Voer, dat deelneemt aan VOB.
2.5.
Tussen AR Voer en de Maatschap is op 3 mei 2022 een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan AR Voer aan de Maatschap varkensvoer is gaan leveren. In het in het kader van die overeenkomst opgemaakte “Klantmutatieformulier” staat onder meer (vetgedrukt): “
Klant verklaart hierbij dat het formulier naar waarheid is ingevuld en dat hij/zij kennis heeft genomen van de Algemene Voorwaarden.
2.6.
Artikel 5 van de algemene voorwaarden van AR Voer luidt als volgt:

Betaling aan AR dient te geschieden uiterlijk voor of op de op de factuur vermelde vervaldatum, zonder verrekening, korting en/of opschorting, door voldoening op het door AR opgegeven bankrekeningnummer. Indien het volledige bedrag niet uiterlijk op de vervaldag is betaald, is afnemer zonder nadere ingebrekestelling van rechtswege in verzuim. Vanaf dat moment is afnemer over de hoofdsom de wettelijke handelsrente verschuldigd en is afnemer verplicht alle ter incasso te maken buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten te vergoeden.”
2.7.
Op 11 juli 2022 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen AR Voer en de Maatschap. Bij dat gesprek was tevens aanwezig [partij 1] (die een soortgelijke onderneming exploiteert als de Maatschap).
2.8.
[partij 1] heeft per-email van 14 juli 2022 aan A.R. Voer (met de Maatschap in de cc.) een samenvatting van deze bespreking verzonden.
In deze samenvatting komen onder meer de volgende passages voor:

Agruniek Rijnvallei(AR Voer, rechtbank)
ziet praktische bezwaren n.a.v. het voorstel dat er lag. (Pilot met een voerprijs die fluctueert op basis van de prijsmutaties van een grondstofmandje) (…)Agruniek Rijnvalleiheeft contact gehad met [partij 2] . Tijdens dit overleg is voorgesteld een pilot te starten met een opbrengstprijs op basis van een kostprijsberekening. (…) Hier zou ABAB als onafhankelijke partij de berekeningen voor kunnen maken. Uiteraard vallen de voerkosten hier ook onder. Bij extra eisen aan het voer, zal de kostprijs en dus de opbrengstprijs stijgen.
Vooruitlopend op deze Pilot, zou Agruniek Rijnvallei alvast een Pilot met ons willen starten op het gebied van voer. We starten met onze eigen samenstellingen en Agruniek Rijnvallei zorgt voor een scherpe prijsstelling. Omdat het een Pilot betreft, is de afspraak dat we de voerkosten/afgeleverd varken van de eerste helft van 2022 t.o.v. VOB bedrijven minimaal door kunnen trekken, naar de tweede helft van 2022. ABAB in de persoon van [partij 3] vragen we als onafhankelijke partij om dit te beoordelen. Mochten we de resultaten niet halen, wordt dit gecompenseerd. De afspraak geldt voor de tweede helft van 2022. Na Q3 zal de eerste evaluatie plaatsvinden (….)”.
2.9.
AR Voer heeft per e-mail van 15 juli 2022 (met als onderwerp: “
RE: samenvatting gesprek 11-7”) het volgende aan [partij 1] laten weten:

Ik zal het verslag delen met [partij 4] . Verder zal ik volgende week [partij 2] bijpraten. Mogelijk heeft hij ook al contact gehad met [partij 3] .Ik heb er geen probleem mee, dat jij alvast contact opneemt met [partij 3].”
Deze e-mail heeft AR Voer tevens in cc. aan de Maatschap verzonden.
2.10.
AR Voer heeft per e-mail van 26 oktober 2022 het volgende aan [partij 1] en de Maatschap medegedeeld:

(…)
Ik heb vorige week uitvoerig met [partij 3] gesproken over hoe een goede benchmark er uit zou kunnen zien. We kwamen tot het volgende:
1. De LEI notering voor mengvoeders is een goede benchmark voor voerprijzen. Er is een notering voor startvoer en voor vleesvarkensvoer. Om tot een pakketprijs te komen is 1/3
start en 2/3 eindvoer een goede verhouding. De noteringen zijn openbaar en o.a. te vinden op onderstaande link:
(…)
2. Ik stel voor een bepaalde afwijking van deze LEI notering af te spreken als maximum voor de voerprijs.
3. Vervolgens pakken we de landelijke Agrovision cijfers voor VC, groei en uitval.
4. We vergelijken jullie voerkosten met de afgesproken Benchmark (VC * voerprijs (=afspraak op basis van LEI)* 95 kg groei)
5. Vervolgens kijken we ook naar de groei en uitval. We vergelijken jullie groei met Agrovision en waarderen het verschil op 0,04 per gram groei en 1,00 per % uitval.
6. De optelling van verschil in voerkosten, groei en uitval (per varken) wordt uiteindelijk de benchmark waar we mee gaan vergelijken
Graag zou ik van jullie de gemiddelde kwartaalcijfers ontvangen van het jaar 2021 en 2020, om te kijken hoe het verloop per kwartaal is van jullie cijfers ten opzichte van bovenstaande benchmark.Zou dat deze week lukken?
Zoals ik er nu tegen aan kijk maken we vervolgens een afspraak over de hoogte van de benchmark (bijvoorbeeld + 10,- per varken) en het percentage van de afwijking wordt betaald door AR en voor de varkenshouder zelf is.
Uiteraard licht ik het verhaal graag mondeling toe .
2.11.
[partij 1] heeft bij e-mail van 27 oktober 2022 aan AR Voer (en de Maatschap in de cc.) het volgende medegedeeld:

Ik kan mijn vinden in onderstaande berekening. Wat mij betreft werken we dit verder uit. Kanttekening is wel dat we nadrukkelijk hebben afgesproken dat we als basis de eerste helft van 2022 zouden nemen(…).”
2.12.
De Maatschap heeft per e-mail van 27 oktober 2022 aan AR voer laten weten dat zij zich geheel aansluit bij de voorgaande e-mail.
2.13.
De Maatschap heeft per e-mail van 5 november 2022 aan AR Voer het volgende bericht:

Bijgaand mail ik je de resultaten van de vleesvarkens door. Graag zie ik je voorstel tegemoet.”
2.14.
De Maatschap heeft vervolgens in een WhatsApp-bericht van 24 november 2022 het volgende aan AR Voer laten weten:

Goedemorgen [partij 5] . We zijn inmiddels weer een maand verder en ik ben nog steeds net zo ver als het gesprek van afgelopen zomer. Ik wil binnen één week een definitieve toezegging op welke wijze mijn voerkosten worden gecompenseerd door AR.
2.15.
AR Voer heeft daarop dezelfde dag als volgt gereageerd: “
Ik zal volgende week een voorstel mailen.
2.16.
AR Voer heeft per e-mail van 2 december 2022 aan de Maatschap een berekening gestuurd naar aanleiding van de door de Maatschap in het derde kwartaal van 2022 behaalde resultaten. AR Voer is daarbij tot een verschil per varken van € 3,15 gekomen en vervolgt met: “
Bijbetalen per varken € 1,57.
2.17.
In een WhatsAppbericht van 31 januari 2023 heeft de Maatschap aan AR Voer laten weten dat het voorstel dat AR Voer aan hem had gemaild niet conform de afspraak was.
2.18.
AR Voer heeft bij e-mail van 11 februari 2023 de geconsolideerde berekening over het derde en vierde kwartaal van 2022 aan de Maatschap verstrekt. In de onderwerpregel staat “Berekening (a la [partij 3] ). AR Voer vermeldt aan het slot van berekening: “
Bijbetalen per varken 50%”.
2.19.
De Maatschap heeft daarop per WhatsApp-bericht van 6 maart 2023 aan AR Voer onder meer laten weten: “
Die 50% correctie onderaan je berekening is niet conform onze afspraak. Ik stel voor dat je dit % naar 100% aanpast (…).”
2.20.
AR Voer heeft in maart en april 2023 veevoeder aan de Maatschap geleverd. AR Voer heeft daarvoor de volgende facturen aan de Maatschap verzonden:
- factuurnummer 240677450 d.d. 11 maart 2023 ad € 14.215,58 (inclusief btw)
- factuurnummer 240683346 d.d. 8 april 2023 ad
€ 11.042,84 (inclusief btw)Totaal € 25.258,42
De vervaldata van deze facturen zijn 1 april 2023 respectievelijk 29 april 2023.
2.21.
De Maatschap heeft per e-mail van 13 april 2023 aan AR Voer voorgesteld om de openstaande facturen te verrekenen, waarbij hij aangeeft: ”
Het totaalbedrag van de openstaande facturen dekt naar verwachting de hoogte van de nog steeds af te wikkelen afspraak over Q3 enQ4 van 2022 en de maand januari 2023.
2.22.
AR Voer heeft op 15 april 2023 een creditnota ad € 922,09 verzonden onder vermelding van: ”
Prijsreductie Voer 2022”.
2.23.
AR Voer heeft in een e-mail van 20 april 2023 aan de Maatschap onder meer het volgende laten weten:

(…)Er zou gekeken worden of er een monitoring mogelijk was om te zien of de resultaten op uw bedrijf voldeden aan de verwachtingen bij deelname aan VOB met AR Voer(…)Bij de opzet destijds is over deze extra voereisen uitvoerig besproken en is door VOB aangegeven dat hiervoor de varkenshouderij een extra toeslag krijgt. Dit is ook zo ingevuld. Daarom is een goede monitoring alleen mogelijk op het resultaat onder aan de streep, dat wil zeggen voerwinst.Afgelopen vrijdag [partij 2] hier nog weer naar gevraagd en hij gaf opnieuw aan dat een monitoring op voerwinst alleen maar zinvol is.(…)Bij de vergelijking met LEI gaat het helemaal spaak. Eerstens omdat de LEI zelf aangeeft dat er aan de LEI-prijzen geen enkel recht aan mag worden ontleend. En vooral ook omdat in het 2de kwartaal van 2022 wel is gebleken dat de LEI onbetrouwbaar is (…).(…)Dus deze is niet bruikbaar. Hebben hier ook met [partij 3] overleg over gehad en deze gaf aan dat hij uitvoert wat hem wordt aangegeven. Dus daar kan ik inhoudelijk niks mee. (…)
Blijft nog steeds staan dat er op voerwinst er monitoring is en dat dit de enige weg is om tot iets te komen. Binnen Agrovision heb ik hier al naar gekeken en zie dat concepten als VOB er super uitkomen qua voerwinst en vanuit POV begrijp ik dat ze zelf aangegeven dat VOB het er het best uitkomst. Met jullie bovengemiddelde resultaten zul je vast in de absolute top zitten.Op basis van bovenstaande zult u begrijpen dat wij niet akkoord zijn met u claim cq opstelling (…).
2.24.
AR Voer heeft per e-mail van 1 mei 2023 de Maatschap -tevergeefs- gesommeerd om het bedrag van de openstaande facturen (minus de creditnota), zijnde een bedrag van
€ 24.336,33, vóór 8 mei 2023 te betalen.
2.25.
De Maatschap heeft bij e-mail van 6 mei 2023 aan AR Voer een berekening toegezonden over de periode juli 2022 tot en met januari 2023, die uitkomt op een vordering van de Maatschap op AR Voer van een bedrag van € 27.256,24.
2.26.
De Maatschap heeft bij brief van 19 juni 2023 het bedrag van de openstaande facturen van AR Voer verrekend met de door hem gestelde tegenvordering. De Maatschap komt in die brief tot de conclusie dat er na verrekening een vordering van € 4.083,37 van hem op AR Voer resteert en sommeert AR Voer tot betaling van dit bedrag.
2.27.
AR Voer heeft bij brief van 7 juli 2023 het beroep van de Maatschap op verrekening van de hand gewezen en haar vordering van € 24.336,33 gehandhaafd.
2.28.
De Maatschap is niet tot betaling overgegaan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
AR Voer vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van de Maatschap tot betaling van € 25.149,79 in hoofdsom en een bedrag van € 1.018,36 aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede hoofdelijke veroordeling van de Maatschap in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
AR Voer baseert haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten op de volgende stellingen.
Zij heeft aan de Maatschap varkensvoer verkocht en geleverd. De Maatschap heeft de facturen van 11 maart 2023 en 8 april 2023 zonder protest behouden.
Op de door haar met de Maatschap gesloten koopovereenkomsten zijn haar algemene voorwaarden van toepassing. In artikel 5 van haar algemene voorwaarden wordt verrekening uitgesloten. Bovendien betwist zij dat de Maatschap een tegenvordering op haar heeft.
De Maatschap schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn betalingsverplichting. Op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden dient betaling te geschieden uiterlijk voor of op de op de factuur vermelde vervaldatum. De Maatschap is in verzuim komen te verkeren door het enkele verloop van de vervaldata van de openstaande facturen.
Zij heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Zij begroot die kosten op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op € 1.027,58.
De Maatschap is op grond van haar algemene voorwaarden de wettelijke handelsrente verschuldigd over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de verschuldigdheid van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening.
Zij heeft van de Maatschap opeisbaar te vorderen:
-hoofdsom € 24.336,33
-buitengerechtelijke incassokosten € 1.018,36
-wettelijke (handels)rente vanaf de vervaldata van de facturen tot en met 1 augustus 2023
€ 813,46.
3.3.
De Maatschap voert het volgende verweer.
Voordat zij de overeenkomst met BSM heeft gesloten werkte zij samen met een onafhankelijke nutritionist die een unieke samenstelling van het voer voor de Maatschap samenstelt. Zij laat bedrijven inschrijven om voor een bepaalde periode voer aan haar te leveren. Op deze wijze kon zij de meest concurrerende prijs hanteren, waarbij de kwaliteit gewaarborgd blijft. Dit concurrerend model was van groot belang en dat wist AR Voer toen zij op 11 juli 2022 het gesprek met haar voerde.
In dat gesprek heeft AR Voer aan de Maatschap de toezegging gedaan dat AR Voer haar volledig zou compenseren indien de in de tweede helft van 2022 door de Maatschap met het voer van AR Voer behaalde resultaten in negatieve zin zouden afwijken van de resultaten van de Maatschap in de eerste helft van 2022.
De resultaten van de Maatschap bleven in de tweede helft van 2022 achter bij de resultaten van de eerste helft van 2022. AR Voer is verplicht haar volledig te compenseren.
Zij heeft de door haar accountant gemaakte berekening (over de periode juli 2022 tot en met januari 2023) laten controleren door [partij 3] . Uit de berekening van [partij 3] (van 4 april 2024) blijkt dat AR Voer voor het derde en vierde kwartaal van 2022 een bedrag van € 31.150,-- verschuldigd is en voor januari 2023 een bedrag van € 4.958,--. In het overleg van 11 juli 2022 is de Maatschap met AR Voer overeengekomen zij de kosten van [partij 3] voor de compensatieberekening over juli 2022 tot en met januari 2023 gelijkelijk zouden verdelen. De kosten van de berekening van [partij 3] bedragen € 1.210,--. AR Voer dient daarvan de helft, € 605,--, aan haar te betalen. AR Voer is aan haar dus een bedrag van in totaal € 36.713,-- verschuldigd.
Nu AR Voer heeft nagelaten om aan de Maatschap een financiële compensatie te verstrekken, schort zij haar betalingsverplichting uit hoofde van de openstaande facturen op totdat betaling van haar vordering heeft plaatsgevonden.
AR Voer heeft nagelaten de overeengekomen compensatie in mindering te brengen op de gefactureerde bedragen.
De Maatschap is per saldo niet gehouden tot enige betaling aan AR Voer.
3.4.
De Maatschap concludeert tot afwijzing van de vorderingen van AR Voer, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van AR Voer in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
3.5.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
De Maatschap vordert na vermeerdering van eis, zoals ter zitting door de Maatschap is verduidelijkt-samengevat- veroordeling van AR Voer tot betaling van € 13.540,13 (exclusief btw), en voor het geval dat de geldvordering van AR Voer in conventie wordt toegewezen: veroordeling van AR Voer tot betaling van € 36.713,00 (exclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente. Tevens vordert de Maatschap veroordeling van AR Voer in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met - zoals de Maatschap ter zitting heeft aangegeven- de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW.
3.7.
Het verweer van de Maatschap in conventie vormt tevens de grondslag van zijn reconventionele vordering.
De Maatschap voegt daar het volgende aan toe.
Na aftrek van het door AR Voer verschuldigde compensatiebedrag van € 36.713,-- op de vordering van AR Voer resteert een vordering van de Maatschap op AR Voer van
€ 13.540,13. AR Voer heeft nagelaten om de compensatie in mindering te brengen op de gefactureerde bedragen. Ook na ingebrekestelling is AR Voer niet overgegaan tot betaling van het bedrag van € 4.083,37. AR Voer verkeert daardoor in verzuim.
3.8.
AR Voer voert verweer.
Zij betwist dat zij met de Maatschap is overeengekomen dat zij de Maatschap zou compenseren indien de resultaten van de Maatschap over het derde en vierde kwartaal van 2022 zouden achterblijven bij de resultaten van de Maatschap over de eerste twee kwartalen van 2022.
De door de Maatschap voorgestelde benchmark LEI kan niet gehanteerd worden. Uitgangspunt dient te zijn de voerwinst. Daarover is nimmer overeenstemming bereikt.
De door [partij 3] uitgevoerde berekening is voor haar niet controleerbaar, aangezien zij niet over de cijfers van de Maatschap beschikt. De Maatschap heeft aan haar slechts beperkte cijfers afgegeven over de eerst helft van 2022. Zij is ook niet bekend met het aantal varkens, nu de Maatschap weigert haar daarin inzage te verlenen.
Als er al sprake zou zijn van enige vergoeding zou er een verdeelsleutel gehanteerd moeten worden, bijvoorbeeld 1/3 voor de afnemer, 1/3 voor de varkenshouder en 1/3 voor de voerleverancier. Dat zijn namelijk de partijen betrokken bij VOB.
Nu zij de vordering van de Maatschap betwist, kan er ook geen sprake zijn van verzuim en maakt de Maatschap ten onrechte aanspraak op wettelijke rente.
3.9.
AR Voer concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de Maatschap, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Maatschap in de kosten van deze procedure.
3.10.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
de hoofdvordering
4.1.
De Maatschap betwist niet dat op de door hem met AR Voer gesloten overeenkomsten tot verkoop en levering van varkensvoer de algemene voorwaarden van AR van toepassing zijn, zodat de rechtbank daar ook van zal uitgaan.
4.2.
De Maatschap bestrijdt evenmin dat zij op zichzelf de twee facturen (voor een na creditering met een bedrag van € 922,09 resterend) bedrag van € 24.336,33 aan AR Voer verschuldigd is.
4.3.
De Maatschap beroep zich -onder opvoering van een tegenvordering- zowel op opschorting als op verrekening. Dit beroep wordt verworpen, omdat artikel 5 van de algemene voorwaarden een beroep op opschorting en verrekening uitsluit, zoals AR Voer met recht heeft betoogd.
4.4.
De Maatschap is op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden van AR Voer in verzuim komen te verkeren door de facturen niet uiterlijk op de respectieve vervaldata te betalen.
4.5.
De Maatschap zal bij eindvonnis in conventie dan ook worden veroordeeld om het nog verschuldigde bedrag van € 24.336,33 aan AR Voer te betalen.
wettelijke (handels)rente
4.6.
AR Voer maakt in het petitum van de dagvaarding aanspraak op wettelijke rente. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke vergissing. AR stelt in het lichaam van de dagvaarding immers dat de Maatschap op grond van haar algemene voorwaarden wettelijke handelsrente verschuldigd is en de Maatschap bestrijdt dit niet.
Nu de stelling van AR Voer op dit punt een voldoende feitelijke grondslag biedt, zal de rechtbank dan ook de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de dag volgend op de vervaldata van de onderscheidene facturen.
buitengerechtelijke kosten
4.7.
De Maatschap betwist gemotiveerd dat AR Voer buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
AR Voer heeft op dit verweer ter zitting niet meer gereageerd.
Dit betekent dat dit onderdeel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.8.
Iedere verdere beslissing, ook die ten aanzien van de proceskosten, zal worden aangehouden tot aan het eindvonnis in reconventie.
in reconventie
4.9.
Nu in conventie de vorderingen van AR Voer voor wat betreft de openstaande facturen voor toewijzing vatbaar is, is voldaan aan de voorwaarde waaronder de Maatschap haar vordering tot betaling van een bedrag van € 36.713,00 met nevenvorderingen heeft ingesteld.
garantie/compensatie?
4.10.
In deze procedure staat centraal het antwoord op de vraag of AR Voer tijdens de bespreking op 11 juli 2022 aan de Maatschap de garantie heeft gegeven dat zij met het door AR Voer geleverde varkensvoer minimaal dezelfde resultaten (dat wil zeggen maximaal dezelfde voerkosten per afgeleverd varken om het varken op het gewenste gewicht te krijgen) zou behalen als in de eerste helft van 2022 en of AR Voer de Maatschap heeft toegezegd dat indien dat resultaat niet gehaald zou worden, AR Voer hem daarvoor zou compenseren.
4.11.
De Maatschap stelt dat dit met AR Voer is afgesproken en verwijst ter onderbouwing van die stelling naar het gespreksverslag dat [partij 1] op
14 juli 2022 aan AR Voer heeft verzonden.
4.12.
AR Voer betwist dat zij tijdens het gesprek op 11 juli 2022 de door de Maatschap gestelde toezegging zou hebben gedaan. AR Voer stelt dat op 11 juli 2022 slechts is gesproken over het monitoren van de resultaten. De discussie tussen partijen ging daarbij over de vraag op welke wijze de resultaten op het bedrijf van de Maatschap het best gemonitord zouden kunnen worden om te zien of die resultaten voldeden aan de verwachtingen bij deelname aan VOB met gebruik van het voer van AR Voer. Daarover zijn geen afspraken gemaakt. Het was de bedoeling dat de Maatschap er wat betreft de voerwinst (opbrengst minus voerkosten per varken) niet op achteruit zou gaan indien hij voortaan het voer van AR Voer zou afnemen. Dat is op 11 juli 2022 besproken.
4.13.
De Maatschap stelt ter zitting dat destijds wel is gesproken over voerwinst, maar dat toen of nadien niet is afgesproken dat de vergelijking van de resultaten van de Maatschap in de tweede helft van 2022 met die in de eerste helft van 2022 zou plaatsvinden op basis van de voerwinst.
4.14.
De rechtbank stelt het volgende voorop.
Zowel een toezegging als een aanbod kan worden gekwalificeerd als een eenzijdige gerichte rechtshandeling. Een rechtshandeling kan op twee manieren tot stand komen. Zij ontstaat in principe door een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 BW). In het geval van een discrepantie tussen wil en verklaring, komt in beginsel geen rechtshandeling tot stand. Dit is anders als de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een door de verklarende partij gewekte schijn dat haar verklaring in overeenstemming is met haar wil. Gelet op dit opgewekte vertrouwen komt dan toch een geldige rechtshandeling tot stand (artikel 3:35 BW). In verband met dit samenspel tussen artikel 3:33 en 3:35 BW bij de totstandkoming van een rechtshandeling wordt gesproken van de ‘wilsvertrouwensleer’. Die speelt niet alleen een rol bij de vraag
ofeen rechtshandeling tot stand is gekomen, maar ook bij de in het verlengde hiervan liggende vraag
welke inhoudde rechtshandeling heeft. Of een rechtshandeling tot stand is gekomen en, zo ja, welke inhoud zij heeft, is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.15.
Uit het gespreksverslag van 14 juli 2022 blijkt niet dat er op 11 juli 2022 tussen partijen is besproken op welke wijze de resultaten (van de Maatschap) het beste gemonitord zouden kunnen worden. Ook het woord voerwinst (als basis voor mogelijke compensatie) komt in dit verslag niet voor.
4.16.
AR Voer heeft in haar e-mail van 15 juli 2022 aan [partij 1] de ontvangst van het gespreksverslag bevestigd, in die zin dat door de verkoopleider ( [partij 5] ) is toegezegd dat hij het verslag zal delen met [partij 4] ( [partij 4] , de [functie] van AR Voer die ook bij het gesprek aanwezig was). AR Voer heeft in deze e-mail niet inhoudelijk gereageerd op het gespreksverslag. Wel is aangegeven dat [partij 1] al contact kon opnemen met [partij 3] ( [partij 3] ) die volgens het gespreksverslag zou worden benaderd voor de uitvoering van de gemaakte afspraken. Mede gelet daarop had het op de weg van AR Voer gelegen om [partij 1] er nadrukkelijk op te wijzen dat de afspraken volgens haar niet juist/niet volledig waren weergegeven, indien dat het geval zou zijn geweest. Dit betekent dat [partij 1] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de op 11 juli 2022 gemaakte afspraken correct waren weergegeven in de door hem gemaakte samenvatting van de bespreking op 11 juli 2022.
Dit gerechtvaardigd vertrouwen mocht ook de Maatschap hebben, nu de Maatschap bij het gesprek op 11 juli 2022 aanwezig was en AR Voer de e-mail van 15 juli 2022 tevens (in de cc.) aan de Maatschap heeft verzonden.
4.17.
AR Voer heeft in haar e-mail van 15 juli 2022 ook niet geprotesteerd tegen de in het gespreksverslag voorkomende bewoording “
gecompenseerd” . Naar het oordeel van de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat daarmee een volledige compensatie is bedoeld. Zou dat niet de bedoeling zijn geweest, dan zou het immers voor de hand hebben gelegen dat in plaats daarvan in het gespreksverslag over “tegemoetkoming” of iets dergelijks zou zijn gesproken.
4.18.
AR Voer heeft ter zitting nog aangevoerd dat er geen wilsovereenstemming was tussen haar en de Maatschap. Zij verwijst daartoe naar de hiervoor onder 2.14. weergegeven inhoud van het WhatsApp bericht van de Maatschap aan haar van 24 november 2022.
4.19.
Dit betoog kan AR Voer niet baten.
Uit dit bericht kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat er ook in de ogen van de Maatschap tussen hem en AR Voer geen wilsovereenstemming zou bestaan over een door AR Voer aan de Maatschap te geven compensatie indien de resultaten van de Maatschap in de tweede helft van 2022 zouden achterblijven bij de resultaten van de eerste helft van 2022. Immers, de Maatschap heeft het over de wijze waarop wordt gecompenseerd en niet over de vraag of hij jegens AR Voer aanspraak kan maken op compensatie.
Daarbij komt dat AR Voer in haar WhatsAppbericht van 24 november 2022 als reactie op het bericht van de Maatschap zonder voorbehoud antwoordt dat zij de volgende week een voorstel aan de Maatschap zal mailen.
Die toezegging (tot het doen van een voorstel) is AR Voer ook nagekomen. In haar voorstel van 2 december 2022 heeft zij een compensatie van 50% opgevoerd. Daaruit blijkt dat ook AR Voer ervan uitging dat zij de Maatschap (enigermate) zou moeten compenseren voor het negatieve resultaat over het derde kwartaal van 2022. Ook in de door AR Voer aan de Maatschap per e-mail van 11 februari 2023 verzonden geconsolideerde berekening over het derde en vierde kwartaal van 2022 gaat AR Voer uit van een compensatie van 50%.
Dit alles staat haaks op de stelling van AR Voer dat er op 11 juli 2022 niet zou zijn afgesproken dat de Maatschap jegens AR Voer aanspraak op compensatie kan maken indien het resultaat in de tweede helft van 2022 achterblijft bij het resultaat in de eerste helft van 2022.
4.20.
AR Voer heeft ter zitting in dit verband tot slot nog aangevoerd dat als er al sprake zou zijn van enige vergoeding de volgende verdeelsleutel gehanteerd zou moeten worden: 1/3 voor de afnemer, 1/3 voor de varkenshouder en 1/3 voor de voerleverancier, omdat dit de partijen zijn die betrokken zijn bij VOB. Zij legt daaraan ten grondslag dat dit redelijk zou zijn.
4.21.
Nu AR Voer desgevraagd heeft aangegeven dat de door haar voorgestelde verdeelsleutel niet is gebaseerd op een met de Maatschap gemaakte afspraak, wordt aan dit voorstel van AR Voer (dat door de Maatschap niet is aanvaard) voorbij gegaan. De rechtbank volgt AR Voer niet in haar stelling dat het niet redelijk is dat zij als enige de Maatschap (voor 100% ) zou moeten compenseren. AR Voer heeft immers in een eerder stadium bij de Maatschap het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij De Maatschap volledig zou compenseren bij achterblijvende resultaten.
volgt uit de resultaten van de Maatschap een recht op compensatie?
4.22.
De Maatschap stelt dat zij op grond van de gemaakte afspraken volledig dient te worden gecompenseerd. Zij maakt aanspraak op compensatie over de periode juli 2022 tot en met januari 2023.
4.23.
De Maatschap verwijst naar haar e-mail van 13 april 2023 aan AR Voer waarin staat:

We zijn vorig jaar met volledig goede intenties met elkaar en zakelijke relatie aangegaan, waarbij wat mij betreft een langdurige samenwerking een doel was. Dit resulteerde in gemaakte afspraken voor Q3 en Q4 van 2022 en ook voor 2023, waar zowel [partij 4] als [partij 5] vanuit AR als ook de [partij 1] en ik bij aanwezig waren.”
De Maatschap stelt dat AR Voer geen bezwaar heeft gemaakt met betrekking tot de duur van deze periode, terwijl de door haar op 6 mei 2023 met AR Voer gedeelde berekening zag op de periode juli 2022 tot en met januari 2023. Ook wijst zij erop dat zij in haar e-mail van 13 april 2024 heeft aangegeven dat haar doel was om te streven naar samenwerking voor de lange termijn, wat leidde tot specifieke afspraken voor het derde en vierde kwartaal 2022 en het jaar 2023.
4.24.
In het gespreksverslag van 14 juli 2022 staat evenwel dat de compensatieafspraak geldt voor de tweede helft van 2022. Nu de Maatschap voor het tot stand komen van die afspraak kennelijk alleen refereert aan het onderhoud van 11 juli 2022 (behalve waar het het gebruik van de LEI cijfers als benchmark betreft) is haar stelling onvoldoende onderbouwd om te kunnen oordelen dat de compensatieafspraak tevens geldt voor (in ieder geval) januari 2023. Daaraan doet niet af dat AR Voer niet uitdrukkelijk heeft gesteld dat de Maatschap ten onrechte de maand januari 2023 heeft meegenomen in haar vordering, aangezien de stelplicht (en de verplichting die stellingen deugdelijk te onderbouwen) ten aanzien van de overeenkomst tussen partijen rusten op de Maatschap.
4.25.
Dit betekent dat in deze enkel beoordeeld moet worden of de Maatschap jegens AR Voer aanspraak op compensatie kan maken over het derde en vierde kwartaal van 2022.
4.26.
[partij 3] heeft op verzoek van de Maatschap een compensatieberekening gemaakt. Deze berekening (van 4 april 2024) komt over het derde en vierde kwartaal van 2022 uit op een door AR Voer aan de Maatschap te betalen bedrag van € 31.150,--.
4.27.
AR Voer stelt dat zij nimmer aan [partij 3] opdracht heeft gegeven om als deskundige op te treden en dat zij er nooit mee heeft ingestemd dat een advies van [partij 3] bindend zou zijn. AR Voer bestrijdt dat zij [partij 3] als onafhankelijk deskundige heeft geaccepteerd. [partij 3] is de accountant [partij 1] . [partij 3] dient als partijdeskundige te worden gekwalificeerd.
4.28.
In het gespreksverslag van 14 juli 2022 staat echter na de passage “
Omdat het een Pilot betreft, is de afspraak dat we de voerkosten/afgeleverd varken van de eerste helft van 2022 t.o.v. VOB bedrijven minimaal door kunnen trekken, naar de tweede helft van 2022.”het volgende
: “ABAB in de persoon van [partij 3] vragen we als onafhankelijke partij om dit te beoordelen.”In haar reactie op dit gespreksverslag maakt AR Voer in haar e-mail van 15 juli 2022 tegen het inschakelen van [partij 3] geen bezwaar. Sterker nog: AR Voer stemt daar uitdrukkelijk mee in.
4.29.
AR Voer heeft aan haar stelling dat zij nooit heeft ingestemd dat een advies van [partij 3] bindend zou zijn geen conclusie verbonden. Hetzelfde geldt voor de stelling van AR Voer dat [partij 3] als partijdeskundige dient te worden aangemerkt. De rechtbank gaat daarom aan die stellingen van AR Voer voorbij.
4.30.
AR Voer maakt bezwaar tegen het feit dat [partij 3] in zijn berekening van 4 april 2024 de LEI mengvoerprijzen als leidend heeft aangemerkt voor de te hanteren voerprijsontwikkeling. AR Voer stelt dat in het gespreksverslag van 14 juli 2022 geen melding wordt gemaakt van het hanteren van de LEI mengvoerprijzen en dat ook nadien niet is afgesproken om deze prijzen als uitgangspunt te nemen bij de vergelijking van de resultaten van de Maatschap in de tweede helft van 2022 ten opzichte van de resultaten in de eerste helft van 2022.
4.31.
De rechtbank gaat niet mee in dit betoog van AR Voer. AR Voer heeft immers zelf in haar e-mail van 26 oktober 2022 naar aanleiding van een gesprek met [partij 3] over de vraag hoe een goede benchmark eruit zou kunnen zien zonder voorbehoud aan de Maatschap te kennen gegeven dat de LEI-notering voor mengvoerders een goede benchmark is voor voerprijzen. (LEI staat voor: Landbouw Economisch Instituut). AR Voer heeft daarbij niet aangegeven dat -zoals ze thans stelt- de LEI-notering enkel gebruikt kan worden als indicatie, maar dat daaraan geen conclusies kunnen worden verbonden.
Gelet op de reactie van de Maatschap in zijn e-mail van 27 oktober 2022 kon de Maatschap zich in dat voorstel van AR Voer (dat uit 6 punten bestaat) vinden en heeft zij dat voorstel dus aanvaard. Een voorstel dat een afwijking inhield ten opzichte van het gespreksverslag van 14 juli 2022, waaruit blijkt dat de prijzen van de VOB-bedrijven als benchmark zouden dienen.
AR Voer is in het spoor van haar voorstel van 26 oktober 2022 in haar berekeningen die zij op 2 december 2022 en 11 februari 2023 aan de Maatschap heeft verzonden uitgegaan van de LEI-prijzen en heeft daarbij verder overigens ook geen voorbehouden gemaakt. AR Voer is haar berekeningen conform haar voorstel tevens uitgegaan van de landelijke Agrovision cijfers.
4.32.
AR Voer heeft in haar e-mail van 20 april 2023 aan de Maatschap weliswaar te kennen gegeven dat niet (meer) van de LEI-cijfers kan worden uitgegaan en dat monitoring op voerwinst de enige weg is om tot iets te komen, maar dat kan haar niet baten.
De Maatschap heeft geen bezwaar gemaakt tegen het feit dat AR Voer in haar op
2 december 2022 en 11 februari 2023 aan de Maatschap toegezonden berekeningen is uitgegaan van de LEI-cijfers. Daarmee heeft de Maatschap het voorstel van AR Voer om de LEI-notering voor mengvoerders als benchmark voor voerprijzen te hanteren andermaal aanvaard. AR Voer kan niet eenzijdig terugkomen op haar voorstel om de LEI-prijzen als uitgangspunt te nemen, welk terugkomen kennelijk is ingegeven door het feit dat de resultaten van de Maatschap over de tweede helft van 2022 tegenvielen en zij de Maatschap daarvoor zou moeten compenseren (in haar ogen voor 50%).
4.33.
Ter zitting heeft AR Voer er op gewezen dat zij in haar e-mail van 26 oktober 2022 tevens heeft voorgesteld om een bepaalde afwijking van de LEI prijzen af te spreken, maar dat daaraan geen gevolg is gegeven.
4.34.
Dit betoog kan AR Voer niet baten. Haar voorstel om een afwijking van de LEI prijzen af te spreken is gedaan in haar belang. Het is AR Voer dan zelf aan te rekenen dat zij er niet bij de Maatschap op heeft aangedrongen om op dit punt tot een afspraak te komen.
Bij dit alles komt dat AR Voer in haar berekeningen als hiervoor onder 4.32. bedoeld niet heeft aangegeven dat die berekeningen onder het voorbehoud zijn gemaakt van nader overeen te komen afwijkingen van de LEI prijzen.
4.35.
Met betrekking tot het standpunt van AR Voer dat monitoring op voerwinst de enige weg is om tot iets te komen, merkt de rechtbank het volgende op.
Het woord “voerwinst” komt in het verslag van de bespreking van 11 juli 2022 niet voor en AR Voer heeft in haar reactie op het gespreksverslag in haar e-mail van 15 juli 2022 niet aangegeven dat het verslag in zoverre geen juiste weergave is van hetgeen op 11 juli 2022 is afgesproken.
4.36.
Partijen waren het met elkaar eens over de berekeningsmethodiek die door AR Voer zelf is voorgesteld in haar e-mail van 26 oktober 2022. De door AR Voer in het geding gebrachte verklaring van [partij 4] van 7 september 2023 kan daaraan niets meer afdoen, nog daargelaten dat daaruit niet blijkt dat de Maatschap het met AR Voer eens was dat monitoring op voerwinst niveau zou geschieden.
4.37.
AR Voer wordt dan ook -bij gebrek aan (voldoende) tegenspraak- geacht akkoord te zijn gegaan met de door [partij 3] toegepaste berekeningsmethodiek en de daarbij in acht genomen uitgangspunten (de ‘voerkosten/afgeleverd varken ratio’ en de LEI prijzen voor varkensvoer).
4.38.
AR Voer heeft ter zitting nog aangevoerd dat zij als ketenpartner gehouden is voer te leveren dat aan vooraf gestelde kwaliteitseisen dient te voldoen. De kosten van dat voer liggen daarom iets hoger dan de kosten van het voer van niet bij de keten aangesloten voerleveranciers. Daarom kan een vergelijking met die leveranciers niet opgaan, juist omdat het VOB programma er op is gericht om zo goed mogelijk varkensvlees te produceren door samenwerking in de keten met vooraf geselecteerde ketenpartijen, waarvan de Maatschap ook positief voordeel van heeft gehad, aldus AR Voer.
4.39.
Nu AR Voer als ketenpartner wist dat de kosten van haar voer vanwege de kwaliteitseisen iets hoger zouden zijn dan de kosten van voer van de niet bij de keten aangesloten voerleveranciers (wat overigens ook blijkt uit het gespreksverslag van 14 juli 2022), is het aan haar te wijten dat zij in de bespreking van 11 juli 2022 in het kader van de compensatieafspraak niet een voorbehoud heeft gemaakt. Dit geldt ook voor het feit dat AR Voer in vervolg op haar e-mail van 26 oktober 2022 geen concreet voorstel aan de Maatschap heeft gedaan, waarmee bedoeld verschil in kosten zou worden verdisconteerd in die zin dat dit tot een lagere compensatie zou leiden indien de resultaten van de Maatschap in het derde en vierde kwartaal van 2022 in negatieve zin zouden afwijken van de resultaten in de eerste helft van 2022. Uit de berekeningen die AR Voer op 2 december 2022 en 11 februari 2023 aan de Maatschap heeft verstuurd blijkt tenslotte ook niet dat zij de resultaten van De Maatschap heeft vergeleken op basis van voerwinst.
4.40.
Het betoog van AR Voer met betrekking tot de voerwinst kan dan ook niet slagen.
4.41.
AR Voer stelt dat de berekening van [partij 3] van 4 april 2024 voor haar niet controleerbaar is omdat zij niet beschikt over cijfers van de Maatschap. Ook is zij niet bekend met het aantal varkens van de Maatschap.
4.42.
AR Voer heeft ter zitting voorgesteld om de berekening te laten uitvoeren door een door de rechtbank te benoemen onafhankelijk deskundige die niet financieel betrokken is bij de bedrijven van partijen.
4.43.
De Maatschap heeft ter zitting verklaard dat [partij 3] niet financieel bij haar bedrijf is betrokken. AR Voer heeft dit niet tegengesproken.
4.44.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen om te kunnen vaststellen of en zo ja in welke mate de Maatschap jegens AR Voer aanspraak kan maken op compensatie.
4.45.
De Maatschap zal -gelet op het verweer van AR Voer- bij akte in de gelegenheid worden gesteld om de door [partij 3] opgestelde berekening van 4 april 2024 [1] (voor zover deze het jaar 2022 betreft) nader te adstrueren met onderliggende gegevens en berekeningen en wel op zodanige wijze dat AR Voer zich mede aan de hand van door de Maatschap te vermelden gegevens uit de administratie van de Maatschap over opbrengst en kosten en het aantal varkens een goed beeld kan vormen over de onderbouwing van de vordering van de Maatschap met betrekking tot de resultaten van de Maatschap in de tweede helft van 2022.
De Maatschap heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat zij bezwaar heeft om gegevens uit haar administratie aan AR Voer ter beschikking te stellen. De rechtbank zal de Maatschap hierin tegemoetkomen op in de beslissing aangegeven wijze.
4.46.
AR Voer zal hierna bij akte in de gelegenheid worden gesteld om mede aan de hand van de nadere onderbouwing door de Maatschap als hiervoor bedoeld te reageren op de berekening van [partij 3] van 4 april 2024. Dit geldt uitdrukkelijk niet voor de daarbij door [partij 3] gehanteerde benchmark en het door [partij 3] gehanteerde uitgangspunt dat tussen AR Voer en de Maatschap een resultatendoelstelling is overeengekomen.
4.47.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
houdt iedere verdere beslissing aan tot aan het eindvonnis in conventie.
in reconventie
5.2.
stelt de Maatschap in de gelegenheid om bij akte ter rolle van
31 juli 2024de door [partij 3] opgestelde berekening van 4 april 2024 (voor zover deze het jaar 2022 betreft) nader te adstrueren met onderliggende berekeningen en wel op zodanige wijze dat AR Voer zich mede aan de hand van door de Maatschap te vermelden gegevens uit de administratie van de Maatschap over opbrengst en kosten en het aantal varkens een goed beeld kan vormen over de onderbouwing van de vordering van de Maatschap met betrekking tot de resultaten van de Maatschap in de tweede helft van 2022.
De Maatschap dient daarbij een schriftelijke verklaring van [partij 3] te overleggen waarin deze verklaart dat de cijfers die de Maatschap bij de nadere onderbouwing van de berekening van 4 april 2024 heeft opgevoerd overeen stemmen met de aan hem getoonde administratie van de Maatschap.
5.3.
stelt AR Voer in de gelegenheid om bij akte ter rolle van vier weken na de datum van de onder 5.2. bedoelde akte mede aan de hand van de nadere onderbouwing door de Maatschap als hiervoor bedoeld te reageren op de berekening van [partij 3] van 4 april 2024.
Dit geldt uitdrukkelijk niet voor de daarbij door [partij 3] gehanteerde benchmark en het door [partij 3] gehanteerde uitgangspunt dat tussen AR Voer en de Maatschap een resultatendoelstelling is overeengekomen.
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op
3 juli 2024.

Voetnoten

1.Productie 19 bij akte eisvermeerdering in reconventie.