Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.de maatschap [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
1.De procedure
2.De feiten
De Maatschap is op grond van de met BSM gesloten overeenkomst verplicht om voer af te nemen van ketenpartners die deelnemen aan VOB (waarbij eisen worden gesteld waar het veevoeder aan moet voldoen). De Maatschap is daarmee (in beginsel) akkoord gegaan. BSM heeft de Maatschap in contact gebracht met AR Voer, dat deelneemt aan VOB.
Klant verklaart hierbij dat het formulier naar waarheid is ingevuld en dat hij/zij kennis heeft genomen van de Algemene Voorwaarden.”
“
Betaling aan AR dient te geschieden uiterlijk voor of op de op de factuur vermelde vervaldatum, zonder verrekening, korting en/of opschorting, door voldoening op het door AR opgegeven bankrekeningnummer. Indien het volledige bedrag niet uiterlijk op de vervaldag is betaald, is afnemer zonder nadere ingebrekestelling van rechtswege in verzuim. Vanaf dat moment is afnemer over de hoofdsom de wettelijke handelsrente verschuldigd en is afnemer verplicht alle ter incasso te maken buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten te vergoeden.”
Agruniek Rijnvallei(AR Voer, rechtbank)
ziet praktische bezwaren n.a.v. het voorstel dat er lag. (Pilot met een voerprijs die fluctueert op basis van de prijsmutaties van een grondstofmandje) (…)Agruniek Rijnvalleiheeft contact gehad met [partij 2] . Tijdens dit overleg is voorgesteld een pilot te starten met een opbrengstprijs op basis van een kostprijsberekening. (…) Hier zou ABAB als onafhankelijke partij de berekeningen voor kunnen maken. Uiteraard vallen de voerkosten hier ook onder. Bij extra eisen aan het voer, zal de kostprijs en dus de opbrengstprijs stijgen.
RE: samenvatting gesprek 11-7”) het volgende aan [partij 1] laten weten:
“
Ik zal het verslag delen met [partij 4] . Verder zal ik volgende week [partij 2] bijpraten. Mogelijk heeft hij ook al contact gehad met [partij 3] .Ik heb er geen probleem mee, dat jij alvast contact opneemt met [partij 3].”
Deze e-mail heeft AR Voer tevens in cc. aan de Maatschap verzonden.
(…)
“
Ik kan mijn vinden in onderstaande berekening. Wat mij betreft werken we dit verder uit. Kanttekening is wel dat we nadrukkelijk hebben afgesproken dat we als basis de eerste helft van 2022 zouden nemen(…).”
“
Bijgaand mail ik je de resultaten van de vleesvarkens door. Graag zie ik je voorstel tegemoet.”
“
Goedemorgen [partij 5] . We zijn inmiddels weer een maand verder en ik ben nog steeds net zo ver als het gesprek van afgelopen zomer. Ik wil binnen één week een definitieve toezegging op welke wijze mijn voerkosten worden gecompenseerd door AR.”
Ik zal volgende week een voorstel mailen.”
Bijbetalen per varken € 1,57.”
Bijbetalen per varken 50%”.
Die 50% correctie onderaan je berekening is niet conform onze afspraak. Ik stel voor dat je dit % naar 100% aanpast (…).”
- factuurnummer 240677450 d.d. 11 maart 2023 ad € 14.215,58 (inclusief btw)
- factuurnummer 240683346 d.d. 8 april 2023 ad
€ 11.042,84 (inclusief btw)Totaal € 25.258,42
Het totaalbedrag van de openstaande facturen dekt naar verwachting de hoogte van de nog steeds af te wikkelen afspraak over Q3 enQ4 van 2022 en de maand januari 2023.”
Prijsreductie Voer 2022”.
“
(…)Er zou gekeken worden of er een monitoring mogelijk was om te zien of de resultaten op uw bedrijf voldeden aan de verwachtingen bij deelname aan VOB met AR Voer(…)Bij de opzet destijds is over deze extra voereisen uitvoerig besproken en is door VOB aangegeven dat hiervoor de varkenshouderij een extra toeslag krijgt. Dit is ook zo ingevuld. Daarom is een goede monitoring alleen mogelijk op het resultaat onder aan de streep, dat wil zeggen voerwinst.Afgelopen vrijdag [partij 2] hier nog weer naar gevraagd en hij gaf opnieuw aan dat een monitoring op voerwinst alleen maar zinvol is.(…)Bij de vergelijking met LEI gaat het helemaal spaak. Eerstens omdat de LEI zelf aangeeft dat er aan de LEI-prijzen geen enkel recht aan mag worden ontleend. En vooral ook omdat in het 2de kwartaal van 2022 wel is gebleken dat de LEI onbetrouwbaar is (…).(…)Dus deze is niet bruikbaar. Hebben hier ook met [partij 3] overleg over gehad en deze gaf aan dat hij uitvoert wat hem wordt aangegeven. Dus daar kan ik inhoudelijk niks mee. (…)
€ 24.336,33, vóór 8 mei 2023 te betalen.
3.Het geschil
Zij heeft aan de Maatschap varkensvoer verkocht en geleverd. De Maatschap heeft de facturen van 11 maart 2023 en 8 april 2023 zonder protest behouden.
Op de door haar met de Maatschap gesloten koopovereenkomsten zijn haar algemene voorwaarden van toepassing. In artikel 5 van haar algemene voorwaarden wordt verrekening uitgesloten. Bovendien betwist zij dat de Maatschap een tegenvordering op haar heeft.
De Maatschap schiet toerekenbaar tekort in de nakoming van zijn betalingsverplichting. Op grond van artikel 5 van de algemene voorwaarden dient betaling te geschieden uiterlijk voor of op de op de factuur vermelde vervaldatum. De Maatschap is in verzuim komen te verkeren door het enkele verloop van de vervaldata van de openstaande facturen.
Zij heeft buitengerechtelijke incassokosten gemaakt. Zij begroot die kosten op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten op € 1.027,58.
De Maatschap is op grond van haar algemene voorwaarden de wettelijke handelsrente verschuldigd over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de verschuldigdheid van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening.
-hoofdsom € 24.336,33
€ 813,46.
Voordat zij de overeenkomst met BSM heeft gesloten werkte zij samen met een onafhankelijke nutritionist die een unieke samenstelling van het voer voor de Maatschap samenstelt. Zij laat bedrijven inschrijven om voor een bepaalde periode voer aan haar te leveren. Op deze wijze kon zij de meest concurrerende prijs hanteren, waarbij de kwaliteit gewaarborgd blijft. Dit concurrerend model was van groot belang en dat wist AR Voer toen zij op 11 juli 2022 het gesprek met haar voerde.
De resultaten van de Maatschap bleven in de tweede helft van 2022 achter bij de resultaten van de eerste helft van 2022. AR Voer is verplicht haar volledig te compenseren.
Zij heeft de door haar accountant gemaakte berekening (over de periode juli 2022 tot en met januari 2023) laten controleren door [partij 3] . Uit de berekening van [partij 3] (van 4 april 2024) blijkt dat AR Voer voor het derde en vierde kwartaal van 2022 een bedrag van € 31.150,-- verschuldigd is en voor januari 2023 een bedrag van € 4.958,--. In het overleg van 11 juli 2022 is de Maatschap met AR Voer overeengekomen zij de kosten van [partij 3] voor de compensatieberekening over juli 2022 tot en met januari 2023 gelijkelijk zouden verdelen. De kosten van de berekening van [partij 3] bedragen € 1.210,--. AR Voer dient daarvan de helft, € 605,--, aan haar te betalen. AR Voer is aan haar dus een bedrag van in totaal € 36.713,-- verschuldigd.
AR Voer heeft nagelaten de overeengekomen compensatie in mindering te brengen op de gefactureerde bedragen.
De Maatschap is per saldo niet gehouden tot enige betaling aan AR Voer.
De Maatschap voegt daar het volgende aan toe.
Na aftrek van het door AR Voer verschuldigde compensatiebedrag van € 36.713,-- op de vordering van AR Voer resteert een vordering van de Maatschap op AR Voer van
€ 13.540,13. AR Voer heeft nagelaten om de compensatie in mindering te brengen op de gefactureerde bedragen. Ook na ingebrekestelling is AR Voer niet overgegaan tot betaling van het bedrag van € 4.083,37. AR Voer verkeert daardoor in verzuim.
De door [partij 3] uitgevoerde berekening is voor haar niet controleerbaar, aangezien zij niet over de cijfers van de Maatschap beschikt. De Maatschap heeft aan haar slechts beperkte cijfers afgegeven over de eerst helft van 2022. Zij is ook niet bekend met het aantal varkens, nu de Maatschap weigert haar daarin inzage te verlenen.
Als er al sprake zou zijn van enige vergoeding zou er een verdeelsleutel gehanteerd moeten worden, bijvoorbeeld 1/3 voor de afnemer, 1/3 voor de varkenshouder en 1/3 voor de voerleverancier. Dat zijn namelijk de partijen betrokken bij VOB.
4.De beoordeling
Nu de stelling van AR Voer op dit punt een voldoende feitelijke grondslag biedt, zal de rechtbank dan ook de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de dag volgend op de vervaldata van de onderscheidene facturen.
AR Voer heeft op dit verweer ter zitting niet meer gereageerd.
Dit betekent dat dit onderdeel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
ofeen rechtshandeling tot stand is gekomen, maar ook bij de in het verlengde hiervan liggende vraag
welke inhoudde rechtshandeling heeft. Of een rechtshandeling tot stand is gekomen en, zo ja, welke inhoud zij heeft, is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Dit gerechtvaardigd vertrouwen mocht ook de Maatschap hebben, nu de Maatschap bij het gesprek op 11 juli 2022 aanwezig was en AR Voer de e-mail van 15 juli 2022 tevens (in de cc.) aan de Maatschap heeft verzonden.
gecompenseerd” . Naar het oordeel van de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat daarmee een volledige compensatie is bedoeld. Zou dat niet de bedoeling zijn geweest, dan zou het immers voor de hand hebben gelegen dat in plaats daarvan in het gespreksverslag over “tegemoetkoming” of iets dergelijks zou zijn gesproken.
Die toezegging (tot het doen van een voorstel) is AR Voer ook nagekomen. In haar voorstel van 2 december 2022 heeft zij een compensatie van 50% opgevoerd. Daaruit blijkt dat ook AR Voer ervan uitging dat zij de Maatschap (enigermate) zou moeten compenseren voor het negatieve resultaat over het derde kwartaal van 2022. Ook in de door AR Voer aan de Maatschap per e-mail van 11 februari 2023 verzonden geconsolideerde berekening over het derde en vierde kwartaal van 2022 gaat AR Voer uit van een compensatie van 50%.
Dit alles staat haaks op de stelling van AR Voer dat er op 11 juli 2022 niet zou zijn afgesproken dat de Maatschap jegens AR Voer aanspraak op compensatie kan maken indien het resultaat in de tweede helft van 2022 achterblijft bij het resultaat in de eerste helft van 2022.
“
We zijn vorig jaar met volledig goede intenties met elkaar en zakelijke relatie aangegaan, waarbij wat mij betreft een langdurige samenwerking een doel was. Dit resulteerde in gemaakte afspraken voor Q3 en Q4 van 2022 en ook voor 2023, waar zowel [partij 4] als [partij 5] vanuit AR als ook de [partij 1] en ik bij aanwezig waren.”
Omdat het een Pilot betreft, is de afspraak dat we de voerkosten/afgeleverd varken van de eerste helft van 2022 t.o.v. VOB bedrijven minimaal door kunnen trekken, naar de tweede helft van 2022.”het volgende
: “ABAB in de persoon van [partij 3] vragen we als onafhankelijke partij om dit te beoordelen.”In haar reactie op dit gespreksverslag maakt AR Voer in haar e-mail van 15 juli 2022 tegen het inschakelen van [partij 3] geen bezwaar. Sterker nog: AR Voer stemt daar uitdrukkelijk mee in.
Gelet op de reactie van de Maatschap in zijn e-mail van 27 oktober 2022 kon de Maatschap zich in dat voorstel van AR Voer (dat uit 6 punten bestaat) vinden en heeft zij dat voorstel dus aanvaard. Een voorstel dat een afwijking inhield ten opzichte van het gespreksverslag van 14 juli 2022, waaruit blijkt dat de prijzen van de VOB-bedrijven als benchmark zouden dienen.
AR Voer is in het spoor van haar voorstel van 26 oktober 2022 in haar berekeningen die zij op 2 december 2022 en 11 februari 2023 aan de Maatschap heeft verzonden uitgegaan van de LEI-prijzen en heeft daarbij verder overigens ook geen voorbehouden gemaakt. AR Voer is haar berekeningen conform haar voorstel tevens uitgegaan van de landelijke Agrovision cijfers.
De Maatschap heeft geen bezwaar gemaakt tegen het feit dat AR Voer in haar op
2 december 2022 en 11 februari 2023 aan de Maatschap toegezonden berekeningen is uitgegaan van de LEI-cijfers. Daarmee heeft de Maatschap het voorstel van AR Voer om de LEI-notering voor mengvoerders als benchmark voor voerprijzen te hanteren andermaal aanvaard. AR Voer kan niet eenzijdig terugkomen op haar voorstel om de LEI-prijzen als uitgangspunt te nemen, welk terugkomen kennelijk is ingegeven door het feit dat de resultaten van de Maatschap over de tweede helft van 2022 tegenvielen en zij de Maatschap daarvoor zou moeten compenseren (in haar ogen voor 50%).
Bij dit alles komt dat AR Voer in haar berekeningen als hiervoor onder 4.32. bedoeld niet heeft aangegeven dat die berekeningen onder het voorbehoud zijn gemaakt van nader overeen te komen afwijkingen van de LEI prijzen.
Het woord “voerwinst” komt in het verslag van de bespreking van 11 juli 2022 niet voor en AR Voer heeft in haar reactie op het gespreksverslag in haar e-mail van 15 juli 2022 niet aangegeven dat het verslag in zoverre geen juiste weergave is van hetgeen op 11 juli 2022 is afgesproken.
De Maatschap heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat zij bezwaar heeft om gegevens uit haar administratie aan AR Voer ter beschikking te stellen. De rechtbank zal de Maatschap hierin tegemoetkomen op in de beslissing aangegeven wijze.
5.De beslissing
31 juli 2024de door [partij 3] opgestelde berekening van 4 april 2024 (voor zover deze het jaar 2022 betreft) nader te adstrueren met onderliggende berekeningen en wel op zodanige wijze dat AR Voer zich mede aan de hand van door de Maatschap te vermelden gegevens uit de administratie van de Maatschap over opbrengst en kosten en het aantal varkens een goed beeld kan vormen over de onderbouwing van de vordering van de Maatschap met betrekking tot de resultaten van de Maatschap in de tweede helft van 2022.
De Maatschap dient daarbij een schriftelijke verklaring van [partij 3] te overleggen waarin deze verklaart dat de cijfers die de Maatschap bij de nadere onderbouwing van de berekening van 4 april 2024 heeft opgevoerd overeen stemmen met de aan hem getoonde administratie van de Maatschap.
Dit geldt uitdrukkelijk niet voor de daarbij door [partij 3] gehanteerde benchmark en het door [partij 3] gehanteerde uitgangspunt dat tussen AR Voer en de Maatschap een resultatendoelstelling is overeengekomen.