Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding in vrijwaring
- de conclusie van antwoord in vrijwaring tevens houdende bevoegdheidsincident
- de conclusie van antwoord in bevoegdheidsincident.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 juni 2024 een tussenuitspraak gedaan in een incident dat voortkwam uit een geschil tussen BCF B.V. en BETON INDUSTRIE ARTS B.V. (BIA). BCF, eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident, had BIA in vrijwaring gedagvaard naar aanleiding van een koopovereenkomst voor de levering van metselblokken en lijmmortel. BIA, gedaagde in de hoofdzaak en eiseres in het incident, vorderde dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van de vorderingen van BCF kennis te nemen, op basis van een arbitraal beding in haar algemene voorwaarden. BCF voerde verweer en stelde dat het beroep van BIA op het arbitragebeding in strijd was met de redelijkheid en billijkheid, en dat BIA zich had gedragen op een manier die rechtsverwerking opleverde.
De rechtbank oordeelde dat de algemene voorwaarden van BIA van toepassing waren op de overeenkomst tussen partijen, en dat BCF als 'grote partij' geen beroep kon doen op vernietigingsgronden van deze voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat het arbitragebeding geldig was en dat BCF niet kon aantonen dat het beroep van BIA op dit beding onaanvaardbaar was. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd van de vorderingen van BCF kennis te nemen en wees de incidentele vordering van BIA toe. BCF werd veroordeeld in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak, omdat zij nodeloos kosten had veroorzaakt door de hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken.