In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen ouders over de inschrijving van hun minderjarige dochter op een basisschool. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van [de minderjarige 4] op een reformatorische basisschool, terwijl de vader zich verzette en verzocht om inschrijving op een andere christelijke school. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van het belang van het kind, waarbij de gevolgen van de schoolkeuze voor het welzijn en de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige 4] centraal stonden. De rechtbank concludeerde dat het in het belang van [de minderjarige 4] was om ingeschreven te worden op de school die het beste aansluit bij de leefwerelden van beide ouders. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en het verzoek van de vader toegewezen, waarbij de vader vervangende toestemming kreeg voor de inschrijving van [de minderjarige 4] op het [naam school 2]. De rechtbank benadrukte dat de beslissing niet als een persoonlijke winst of verlies moest worden gezien, maar als een noodzakelijke stap in het belang van de ontwikkeling van het kind. De ouders werden aangemoedigd om in gesprek te blijven over hun gezamenlijke ouderschap.