ECLI:NL:RBGEL:2024:423

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
C/05/429530 KG RK 23-962
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechters in een kantonprocedure

Op 11 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de heer [verzoeker1] en mevrouw [verzoeker]. Dit verzoek was gericht tegen de rechters die in een eerdere kantonprocedure (zaaknummer 10420852 CV EXPL 23-970) naast de behandelend rechter, mr. M.J.P. Heijmans, (rol)beslissingen hadden genomen. De verzoekers, vertegenwoordigd door de heer D.B. Pathak en Stichting Juridisch Centrum, hadden eerder al een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.J.P. Heijmans, dat ongegrond was verklaard. In hun nieuwe verzoek stelden zij dat er meerdere rolrechters betrokken waren bij de procesbeslissingen, maar gaven geen specifieke details over de rolbeslissingen waartegen zij zich keerden.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat verzoekers niet hadden aangetoond dat de procesbeslissingen uitsluitend door vooringenomenheid konden worden verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is om rechterlijke beslissingen te herzien, maar enkel om te beoordelen of er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid. Aangezien verzoekers geen argumenten hadden aangedragen die deze vooringenomenheid konden onderbouwen, werd het verzoek afgewezen zonder mondelinge behandeling.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier en de voorzitter hebben de beslissing ondertekend, waarmee de procedure is afgesloten.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/429530 KG RK 23-962
Beslissing van 11 januari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
de heer [verzoeker1] en
mevrouw [verzoeker],
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigden: de heer D.B. Pathak en Stichting Juridisch Centrum,
strekkende tot de wraking van
de rechters die in de kantonzaak met nummer 10420852 CV EXPL 23-970 naast de behandelend rechter, mr. M.J.P. Heijmans, (rol)beslissingen hebben genomen,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 11 december 2023 dat verzoekers hebben ingediend per e-mailbericht met bijgevoegde akte in het kader van een eerdere wrakingsprocedure (met zaaknummer C/05/426841 KG RK 23 / 815).

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
In een eerdere wrakingszaak met nummer C/05/426841 KG RK 23 / 815 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek van verzoekers gericht tegen mr. M.J.P. Heijmans, de behandelend rechter in de kantonzaak met nummer 10420852 CV EXPL 23-970 (hierna: de kantonprocedure), ongegrond verklaard. In die procedure hebben verzoekers een nadere schriftelijke toelichting gegeven op hun wrakingsverzoek. In datzelfde stuk hebben zij een nieuw wrakingsverzoek ingediend strekkende tot wraking van de rechters die in deze kantonprocedure naast mr. M.J.P. Heijmans (rol)beslissingen hebben genomen. Dit verzoek is in dat stuk als volgt door hen omschreven:
“7. Uit het verweer van de gewraakte rechter voortvloeit dat er meerdere rolrechters hebben
procesbeslissingen genomen. Dit zijn nieuwe feiten en omstandigheden. Eisers hadden geen
kennis hiervan. Aan eisers werd er maar één naam doorgegeven daarom hebben zij hun
wrakingsverzoek tegen één rechter ingediend, nu zij hebben geen inzage in de administratie
van de rechterbank.
Aangezien er meerdere rechter hebben in deze zaak gehandeld, wensen eisers hierbij een
nieuwe wrakingsprocedure tegen die handelende rechters dient te worden gestaart en
eisers wensen dat er een afzonderlijke zaak en behandeling hiervoor komt.”
2.2.
De wrakingskamer begrijpt hieruit dat verzoekers de in hun eerdere wrakingsverzoek geformuleerde redenen van wraking die zij destijds hadden toegeschreven aan mr. M.J.P. Heijmans, maar waarvan tijdens die wrakingsprocedure bleek dat andere rechters hiervoor verantwoordelijk waren, ten grondslag willen leggen aan dit nieuwe wrakingsverzoek.
2.3.
Het is voor de wrakingskamer niet duidelijk over welke rolbeslissingen verzoekers in hun nieuwe wrakingsverzoek klagen. Het nieuwe wrakingsverzoek vermeldt dit niet. In haar reactie op het eerste wrakingsverzoek heeft mr. M.J.P. Heijmans een aantal procesbeslissingen genoemd die niet door haar zijn genomen. Het gaat dan om:
  • de beslissing om de al bepaalde mondelinge behandeling geen doorgang te laten vinden en om in plaats daarvan partijen in de gelegenheid te stellen om te concluderen voor repliek en dupliek;
  • het stellen van een eerste termijn voor het nemen van de conclusie van repliek op
  • het niet weigeren van de gemachtigde van gedaagden als gemachtigde;
  • het op 1 september 2023 eenmalig uitstel verlenen tot 29 september 2023 voor de conclusie van repliek.
Aangezien verzoekers hun verzoek richten tegen de rechters die de andere (niet door mr. M.J.P. Heijmans) genomen beslissingen hebben genomen en verzoekers verder niet benoemen welke handelingen deze rechters verder hebben verricht, gaat de wrakingskamer ervan uit dat verzoekers de hiervoor genoemde procesbeslissingen ten grondslag leggen aan hun nieuwe wrakingsverzoek.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren als het verzoek kennelijk ongegrond is. De wrakingskamer is van oordeel dat er sprake is van kennelijke ongegrondheid van het verzoek. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
3.2.
Verzoekers lijken het niet eens te zijn met enkele in de kantonprocedure genomen procesbeslissingen. Zoals de wrakingskamer ook in de beslissing op het vorige wrakingsverzoek heeft toegelicht, treedt de wrakingskamer niet in de beoordeling van rechterlijke beslissingen. De wrakingsprocedure is daar niet voor bedoeld, omdat daarin uitsluitend wordt beoordeeld of er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als een (proces)beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking.
3.3.
Verzoekers hebben niet betoogd dat de onder 2.3 genoemde procesbeslissingen uitsluitend door vooringenomenheid kunnen worden verklaard, laat staan dat zij hebben toegelicht waarom dit zo zou zijn. De wrakingskamer ziet ook geen reden om zelf tot dit oordeel te komen.
3.4.
Het voorgaande betekent dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is. Voor een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bestaat daarom geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het voorgaande niet toegekomen.
4. De beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
De beslissing is gegeven door mr. E. Schippers, voorzitter, mr. S.C.A.M. Janssen en
mr. A.A. Roodenburg, leden, in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.