Op 11 januari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de heer [verzoeker1] en mevrouw [verzoeker]. Dit verzoek was gericht tegen de rechters die in een eerdere kantonprocedure (zaaknummer 10420852 CV EXPL 23-970) naast de behandelend rechter, mr. M.J.P. Heijmans, (rol)beslissingen hadden genomen. De verzoekers, vertegenwoordigd door de heer D.B. Pathak en Stichting Juridisch Centrum, hadden eerder al een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. M.J.P. Heijmans, dat ongegrond was verklaard. In hun nieuwe verzoek stelden zij dat er meerdere rolrechters betrokken waren bij de procesbeslissingen, maar gaven geen specifieke details over de rolbeslissingen waartegen zij zich keerden.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat verzoekers niet hadden aangetoond dat de procesbeslissingen uitsluitend door vooringenomenheid konden worden verklaard. De wrakingskamer benadrukte dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is om rechterlijke beslissingen te herzien, maar enkel om te beoordelen of er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid. Aangezien verzoekers geen argumenten hadden aangedragen die deze vooringenomenheid konden onderbouwen, werd het verzoek afgewezen zonder mondelinge behandeling.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier en de voorzitter hebben de beslissing ondertekend, waarmee de procedure is afgesloten.