Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de akte van ING,
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 12 juni 2024 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De procedure betreft een kredietfaciliteit die door ING is verstrekt aan de gedaagde, waarbij een debetsaldo is ontstaan dat hoger was dan de overeengekomen limiet. ING stelde dat er een overeenkomst tot het openen van een bankrekening was gesloten, maar dat er geen toestemming was verleend voor de ongeoorloofde roodstand die was ontstaan. De kantonrechter heeft vragen gesteld over de kredietfaciliteit, waarop ING heeft bevestigd dat er inderdaad sprake was van een kredietfaciliteit met een limiet van € 1.000,00. De kantonrechter heeft vervolgens de vordering van ING getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van ING, die aanvankelijk € 1.046,41 bedroeg, was gewijzigd en uiteindelijk is vastgesteld op € 720,56 aan hoofdsom. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze toegewezen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 575,49. De wettelijke rente over het toegewezen bedrag zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na de uitspraak. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.