ECLI:NL:RBGEL:2024:4188

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
C/05/436507 / KZ ZA 24/84
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 27 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die gezamenlijk ouder zijn van een minderjarige. De vrouw verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige op vakantie te gaan naar Spanje, Griekenland of Turkije. De man had aanvankelijk geen toestemming gegeven, omdat hij ook aandacht wilde voor zijn eigen verzoeken voor een vakantie met de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt, maar de vrouw trok haar verzoek om vervangende toestemming in. De voorzieningenrechter verklaarde de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek, maar veroordeelde de man wel in de proceskosten van de vrouw, omdat hij geen inhoudelijk verweer had gevoerd tegen haar verzoek. De proceskosten werden begroot op € 1.172,20. De voorzieningenrechter merkte op dat de man zijn verzoeken in reconventie in een bodemprocedure moet indienen, aangezien deze verzoeken geen spoedeisend belang hadden. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van de minderjarige en de rol van hulpverlening in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/436507 / KZ ZA 24/84
Datum uitspraak: 27 juni 2024
Vonnis kort geding
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. H.J. Scholten te Doetinchem,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. N. van de Gevel te Doetinchem.
Partijen zullen hierna mede ‘de vrouw’ respectievelijk ‘de man’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de betekende dagvaarding met producties 1 tot en met 3, welke tijdens de mondelinge behandeling van 18 juni 2024 is overgelegd;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 4, ingekomen bij de rechtbank op 12 juni 2024;
  • de brief van mr. H.J. Scholten, ingekomen bij de rechtbank op 21 juni 2024;
  • de mondelinge behandeling van 10 juni 2024, waarbij partijen met hun advocaten zijn verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad en samengewoond. Uit de relatie tussen de ouders is
geboren de minderjarige:
-
[de minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [de minderjarige 1] .
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] verblijft bij de moeder.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- vervangende toestemming te verlenen aan de vrouw om met de minderjarige [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , gedurende maximaal 12 dagen op vakantie te gaan naar Spanje, Griekenland of Turkije, in de periode van 15 juli 2024-18 augustus 2024, met uitzondering van de periode van 01-06 augustus 2024;
- de man te veroordelen in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen.

4.Het verweer tevens eis in reconventie

4.1.
De man vordert de voorzieningenrechter in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de eisen van de vrouw in conventie af te wijzen.
4.2.
De man vordert de voorzieningenrechter in reconventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- vast te stelten dat [de minderjarige 1] bij hem verblijft, de periode van 1-6 augustus en tevens
19-24 augustus 2024;
- vervangende toestemming te verlenen aan de man om met [de minderjarige 1] op vakantie te
gaan naar de Canarische Eilanden van 26 oktober tot en met 3 november 2024;
- een voorlopige reguliere regeling tussen de man en [de minderjarige 1] te bepalen als volgt:
Even weken:
- omgang van de maandag op dinsdag tot 18.15 uur waarbij de man [de minderjarige 1] ophaalt
op maandagmiddag bij de opvang/school (zodra het vakantieperiode is, brengt
moeder [de minderjarige 1] op maandag om 9.15 uur bij vader) en de man [de minderjarige 1] op dinsdag
18.15
weer terugbrengt bij de vrouw;
- tevens omgang van zaterdag 9.15- tot en met maandag waarbij de vrouw [de minderjarige 1] op zaterdag brengt naar de man en de man [de minderjarige 1] op de maandag naar de opvang/school brengt (zodra het vakantieperiode is brengt de man [de minderjarige 1] op maandag weer terug bij de vrouw om 13.00 uur);
Oneven weken:
- omgang op de donderdag van 16.15 uur tot 18.15 uur (zodra [de minderjarige 1] naar school
gaat kan de man haar donderdag ophalen uit school en weer terugbrengen bij de
vrouw) en in de vakantieperiode kan de omgang starten om 9.15 op die dag
waarbij de vrouw [de minderjarige 1] naar de man brengt en de man [de minderjarige 1] weer thuis brengt;
- te bepalen dat de man [de minderjarige 1] zal ophalen 17 juni a.s. bij de peuterspeelzaal en
haar na enkele uurtjes weer bij de vrouw zal terugbrengen.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang (ontvankelijkheid)
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of de vrouw ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij de procedure, vanwege haar voorgenomen vakantie met [de minderjarige 1] in juli/augustus 2024.
Vervangende toestemming
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter met partijen afgesproken dat zij een week de tijd krijgen om ervoor te zorgen dat de man alsnog het toestemmingsformulier voor de vakantie van de vrouw en [de minderjarige 1] ondertekend. Bij brief van 21 juni 2024 heeft mr. Scholten namens de vrouw aan de rechtbank bericht dat vrouw de ingevulde papieren van de wederpartij heeft ontvangen. De vrouw heeft hierin – zoals ook tijdens de mondelinge behandeling besproken – reden gezien om haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming in te trekken. De rechtbank zal het verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskostenveroordeling
5.3.
De voorzieningenrechter veroordeelt de man in de proceskosten van de vrouw. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de proceskosten tussen de ouders te compenseren. Daarbij is doorslaggevend dat de man inhoudelijk geen enkel verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. De enige reden waarom hij de vrouw vooralsnog geen toestemming heeft gegeven is omdat hij ook wil dat er aandacht komt voor zijn verzoeken voor een vakantie met [de minderjarige 1] . Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen reden om toestemming te weigeren. De man is hier door de hulpverlening ook op gewezen. Dat de man inmiddels al toestemming heeft gegeven voor de vakantie maakt dit niet anders, omdat hiervoor wel een procedure nodig is geweest.
5.4.
De proceskosten van de moeder worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,20
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
715,00
Totaal
1.172,20
Eis in reconventie
5.6.
De man doet een aantal verzoeken over de uitbreiding van de zorgregeling en de vakantieregeling. Er loopt tussen partijen een bodemprocedure waarin verzoeken zijn gedaan over de zorgregeling. In deze procedure zal op korte termijn een zitting gepland worden (de rechtbank is nog in afwachting van verhinderdagen van mr. Van de Gevel). De voorzieningenrechter heeft met partijen besproken dat de reconventionele verzoeken in ieder geval met betrekking tot de herfstvakantie en de reguliere zorgregeling in die procedure behandeld moeten worden. Voor die verzoeken geldt geen spoedeisend belang, nog daargelaten dat in de bodemprocedure eerder een zitting gepland had kunnen worden als partijen (in dit geval de man) daar om gevraagd zou hebben. Verder geldt dat de voorzieningenrechter geen uitspraak kan doen over de verzoeken zonder dat bekend is hoe Kind Centraal (de betrokken hulpverlener vanuit het Uniform Hulp Aanbod) hier over denkt. Zou de voorzieningenrechter de verzoeken wel toewijzen, dan wordt het hulpverleningstraject doorkruist en dat kan alleen als het volledige plaatje bekend is. Dit geldt ook voor de verzoeken voor enkele dagen omgang in de vakantie. Hoewel de voorzieningenrechter heel goed begrijpt dat de man graag vakantie met [de minderjarige 1] wil doorbrengen en zij ook ziet dat de opbouw vanuit Kind Centraal langzaam gaat, is een kort geding buiten de hulpverlening om niet de route om dit te versnellen. Dat geldt ook voor de door hem gevraagde vakantie in augustus. Daarbij merkt de voorzieningenrechter wel op dat het gesprek bij Kind Centraal over die vakantie wel gevoerd moet worden. De voorzieningenrechter vraagt alle partijen dit gesprek welwillend en constructief in te gaan om te onderzoeken of de man iets meer tijd met de [de minderjarige 1] kan doorbrengen in de vakantie. De vrouw heeft nu al toegezegd dat [de minderjarige 1] in ieder geval twee nachtjes bij de man mag blijven.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter, rechtdoende,
6.1.
veroordeelt de man in de proceskosten van € 1172,20 te betalen binnen veertien dagen na
aanschrijving daartoe;
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek ten aanzien van de vervangende
toestemming;
6.4.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn eis in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Krijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. S.W. Nugteren, griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2024.