ECLI:NL:RBGEL:2024:4187

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
05.025101.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 13-jarige jongen voor overtreding van de Wet Milieubeheer met betrekking tot professioneel vuurwerk

Op 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een 13-jarige jongen veroordeeld voor het opzettelijk overtreden van voorschriften uit de Wet Milieubeheer. De jongen was beschuldigd van het verkopen en opslaan van professioneel vuurwerk, wat verboden is voor particulieren. De feiten vonden plaats tussen 13 en 15 december 2023 in Nunspeet, waar de jongen samen met anderen illegaal vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan een persoon zonder gespecialiseerde kennis. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de jongen een bekennende verdachte was, en de rechtbank oordeelde dat het medeplegen niet kon worden bewezen, waardoor hij voor dat gedeelte werd vrijgesproken.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, vooral gezien de gevaren die het illegaal vuurwerk met zich meebracht. Er was een ongeval waarbij het slachtoffer een deel van zijn hand verloor door het vuurwerk dat de jongen had verkocht. De officier van justitie had een voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf geëist, terwijl de verdediging pleitte voor rekening houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad. De rechtbank heeft uiteindelijk een werkstraf van 90 uren opgelegd, waarvan 70 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, evenals zijn spijt en verantwoordelijkheid voor zijn daden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/025101-24
Datum uitspraak : 2 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [plaats] .
raadsvrouw: mr. S.M. Carabain-Klomp, advocaat in te IJhorst.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2023 tot en met 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, al dan niet opzettelijk, aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, te weten [slachtoffer] , professioneel vuurwerk, te weten
- 1 stuk knalvuurwerk (Cobra 6), en/of
- 140 stuks, althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten nitraten,
in elk geval een of meer stuks knalvuurwerk ter beschikking heeft gesteld;
2
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2023 tot en met 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, een of meermalen, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, een hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten:
- 2 stuks, althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten Cobra 6, en/of
- 28 stuks, althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten Flash Banger (nitraten)
en/of
- 32 stuks, althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten Dumbum,
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen niet kan worden bewezen en spreekt verdachte voor dat gedeelte dan ook vrij. Omdat er voor het overige sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11;
- het proces-verbaal van bevindingen aan inbeslaggenomen vuurwerk met bijlagen, p. 42-60;
- explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van betwist vuurwerk, p. 62-71;
- verkort rapport explosieven onderzoek aan betwist vuurwerk, p. 74-75;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 juni 2024.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2 heeft begaan, te weten dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2023 tot en met 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althansalleen,
al dan nietopzettelijk, aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, te weten [slachtoffer] , professioneel vuurwerk, te weten
- 1 stuk knalvuurwerk (Cobra 6), en
/of- 140 stuks
, althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten nitraten,
in elk geval een of meer stuks knalvuurwerkter beschikking heeft gesteld;
2
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2023 tot en met 15 december 2023 te Nunspeet, althans in Nederland,
al dan nietopzettelijk, een of meermalen, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, een hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten:
- 2 stuks,
althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten Cobra 6, en
/of- 28 stuks,
althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten Flash Banger (nitraten)
en
/of- 32 stuks,
althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten Dumbum,
heeft opgeslagen en
/ofvoorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
feit 2:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een
voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf van 60 uren te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit bij de straftoemeting rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en dat hij een blanco strafblad heeft. De raadsvrouw is van mening dat het niet terecht is dat verdachte als enige wordt vervolgd. Verdachte heeft de verkoop samen gedaan met [naam] , maar hij wordt schijnbaar niet vervolgd. Ook is voor de verdediging onduidelijk of de volwassen persoon waar verdachte het vuurwerk van heeft gekocht wordt vervolgd. Gelet daarop verzoekt de raadsvrouw primair om toepassing van artikel 9a van het wetboek van Strafrecht. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de zaak af te doen met enkel het opleggen van een werkstraf, maar wel met een lagere werkstraf dan gevorderd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De verdachte heeft illegaal vuurwerk verkocht. Daarnaast heeft de verdachte grote hoeveelheden illegaal vuurwerk in zijn slaapkamer opgeslagen en voorhanden gehad. Dit illegaal vuurwerk is verboden voor particulier gebruik. Het is algemeen bekend dat illegaal vuurwerk (ernstig) gevaar kan opleveren, omdat het meestal een zwaardere explosieve lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Voor het aanwezig hebben van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is specialistische kennis vereist. Verdachte en zijn afnemer beschikten niet over deze kennis. In deze zaak heeft het gevaar zich verwezenlijk en heeft een ongeval plaatsgevonden met het vuurwerk dat verdachte had verkocht. Door het ongeval moet het slachtoffer een deel van zijn hand missen. Daarnaast heeft de verdachte door zijn handelwijze aanzienlijke veiligheidsrisico’s genomen gelet op de reële kans op ontploffing door het bewaren van het vuurwerk in zijn woning. Hij heeft zichzelf en de bewoners van de woning en de naastgelegen woningen aan gevaar blootgesteld door het illegale vuurwerk op te slaan. Verdachte lijkt niet over deze risico’s te hebben nagedacht.
Gelet op de ernst en gevaarzetting van vuurwerkdelicten, geldt als algemeen uitgangspunt dat hiervoor stevige onvoorwaardelijke straffen worden opgelegd, ook aan minderjarigen. De rechtbank heeft in dit verband ook oog voor de strafmaattabel vuurwerk jeugd, zoals opgenomen in de Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten.
De rechtbank weegt daarnaast als strafmatigende factoren het volgende mee:
Verdachte en zijn ouders hebben op eigen initiatief contact gezocht met het slachtoffer en zijn familie. Ook ter terechtzitting heeft verdachte duidelijk gemaakt dat hij betreurt wat er is gebeurd en dat hij zich niet meer zal gaan bezig houden met illegaal vuurwerk. Verdachte heeft aldus verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen.
Van belang is verder de nog erg jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten en ook zijn proceshouding. Verdachte heeft open en eerlijk verklaard over zijn handelen. Hij heeft spijt betuigd en heeft een enorm schuldgevoel tegenover het slachtoffer.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 23 april 2024 is verder nog het volgende van belang. De kans op herhaling wordt als laag ingeschat. De Raad heeft het advies 'geen straf of maatregel opleggen' overwogen omdat het incident al veel consequenties voor verdachte heeft gehad, maar kiest hier niet voor omdat het in psychologisch opzicht van belang is dat verdachte boete kan doen. Na zijn boetedoening kan verdachte zijn schuldgevoel mogelijk beter een plek geven. Om die reden adviseert de Raad om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Vanwege de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat toepassing van artikel 9a Sr niet passend is. Gelet echter op de hiervoor beschreven strafmatigende factoren zal de rechtbank in dit geval sterk afwijken van het uitgangspunt van forse onvoorwaardelijke straffen.
Alles afwegende, acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 90 uren, waarvan 70 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht;
- 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit;
- 9.2.2.2. van de Wet milieubeheer;
- 2 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, te weten een werkstraf van
90 (negentig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze
taakstraf, te weten
70 (zeventig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Pas voorzitter tevens kinderrechter, mr. P.J.C. Cremers en mr. A.J.H. Steenweg, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Vogelpoel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2024.
Mrs. Cremers en Steenweg zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023575988, gesloten op 17 januari 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.