ECLI:NL:RBGEL:2024:4174

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
05.150861.23 vs
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van dealen en aanwezig hebben van harddrugs

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de handel in harddrugs. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in [woonplaats], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.G. Bischop. De tenlastelegging omvatte het aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden harddrugs, waaronder heroïne, cocaïne, MDMA en amfetamine, in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 20 juni 2023. Tijdens de rechtszittingen werd bewijs gepresenteerd, waaronder tapgesprekken en verklaringen van de verdachte, die aangaven dat hij betrokken was bij de drugshandel en dat hij samenwerkte met een medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van de drugshandel en het aanwezig hebben van de drugs. De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, verwijzend naar de positieve veranderingen in het leven van de verdachte. Uiteindelijk besloot de rechtbank om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de positieve ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.150861.23
Datum uitspraak : 25 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 20 juni 2023, te Lochem en/of te Zutphen, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal, bevattende cocaïne en/of heroïne en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2023, te Lochem, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende, heroïne en/of cocaïne en/of MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of
N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten:
- ongeveer 6,22 gram heroïne,
- ongeveer 68,09 gram cocaïne,
- ongeveer 38,35 gram MDMA en/of
- ongeveer 22,71 gram Amfetamine,
zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, aanwezig heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte niet wist dat er drugs in zijn woning aanwezig waren. Ten aanzien van de vraag of sprake was van voorwaardelijk opzet refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Dealen
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 32, 34, 43, 49-51, 54, 56, 71, 73, 142, 151, 153;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 570, voor zover inhoudend dat zijn telefoonnummer 06-81913282 is;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2024, voor zover inhoudende dat hij woont op het adres [adres] in [woonplaats] , hij zich vanaf de zomer van 2022 in een kring bevond waarin drugsgebruik heel gewoon was en hij speed en xtc verkocht.
Medeplegen
De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of bij de handel in harddrugs sprake was van medeplegen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Er zijn meerdere tapgesprekken tussen [telefoonnummer 1] , waarvan verdachte heeft gezegd dat het van hem is, en [telefoonnummer 2] .
  • Op 22 april 2023 vindt er een gesprek plaats tussen beide telefoonnummers waarbij [verdachte] vraagt wat [naam 1] altijd had. De gebruiker van [telefoonnummer 2] zegt een halve neus.
  • In een gesprek op 28 april 2023 gaat het over [naam 2] . De gebruiker van [telefoonnummer 2] zegt dat hij [naam 2] gaat bellen. [verdachte] zegt dat hij al loessoe is. [verdachte] heeft hem borie verkocht en gegeven.
  • Op 19 mei 2023 vraagt [verdachte] wat [naam 3] (…) moet zetten voor 30.
De gebruiker van [telefoonnummer 2] antwoordt 0,36.
  • Op 20 mei zegt de gebruiker van [telefoonnummer 2] : “jo, als je wilt kun je ook nog een paar dingetjes maken, dealtjes, ik heb zoon kleine zakje met een paar dinges er in kun je een paar appeltjes van maken voor als mensen vragen”.
  • Op 26 mei 2023 vraagt de gebruiker van [telefoonnummer 2] of [verdachte] nog thuis is. [verdachte] bevestigt dat, maar zegt dat ze naar [naam 4] gaan. De gebruiker van [telefoonnummer 2] vraagt of [naam 5] nog even snel kan komen. [verdachte] zegt twee minuten. De gebruiker van [telefoonnummer 2] zal dat aan hem doorgeven. Hij zegt dat [naam 5] meestal 20 of 30 doet. Als hij 20 zet, moet [verdachte] 0,24 zetten en bij 30 moet hij 0,35 zetten.
[telefoonnummer 2] staat op naam van [naam 6] . Vanaf het moment dat de telecommunicatie opgenomen werd, werd het telefoonnummer hoofdzakelijk gebruikt door een persoon met een mannenstem. Deze persoon werd tijdens meerdere gesprekken met een naam of bijnaam benoemd. De volgende (bij)namen werden gebruikt: [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] en [bijnaam 4] . [medeverdachte] wordt ook wel [bijnaam 4] genoemd en staat bekend onder de bijnaam [bijnaam 3] . [3]
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] ongeveer acht maanden bij hem in de woning woonde, hij denkt vanaf eind oktober 2022. Na zijn vakantie, half of eind december 2022, kwamen er opeens veel mensen bij zijn woning. Hij wist dat [medeverdachte] cocaïne verkocht. Hij heeft wel eens iemand naar een bepaalde plek moeten sturen of iets moeten pakken of klaarleggen. Hij heeft wel eens bolletjes in plastic aan mensen gegeven als [medeverdachte] er niet was. [4] Hij wist wel dat wat hij moest afgeven of klaarleggen geen zuivere koffie was. [5]
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] vanaf eind oktober 2022 bij verdachte woonde. Verdachte en [medeverdachte] hadden ook telefonisch contact, waarbij de gesprekken onmiskenbaar zagen op de handel in drugs. Verdachte wist dat [medeverdachte] in cocaïne handelde en heeft verklaard dat hij wel eens bolletjes in plastic aan mensen heeft gegeven. Ook het tapgesprek van 28 april 2023 waarin wordt gesproken over borie lijkt te gaan over cocaïne, nu de rechtbank ermee op de hoogte is dat borie straattaal is voor cocaïne. De rechtbank acht gelet op het voorgaande medeplegen van drugshandel bewezen.
Feit 2
Op 20 juni 2023 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [adres] in [woonplaats] . In de woning zijn gripzakken met paarse pillen aangetroffen, diverse zakken/zakjes met wit en/of crème en/of bruin en/of blauw gekleurd poeder en/of brokjes en een wit gekleurde kleverige natte substantie. [6]
Heroïne
In een boterhamzakje met daarin een dichtgeknoopt boterhamzakje zaten bruingekleurde brokjes en poeder. Het netto gewicht daarvan was 6,22 gram. Het poeder en de brokjes zijn positief getest op heroïne. [7]
Cocaïne
In een dichtgeknoopte plastic zak zaten poeder en brokjes, die positief zijn getest op cocaïne. Het gewicht bedroeg 9,31gram. In een dichtgeknoopt boterhamzakje met daarin een dichtgeknoopte boterhamzak zaten poeder en brokjes, die positief zijn getest op cocaïne. Het gewicht daarvan was 58,78 gram. [8]
MDMA
In een gripzak zaten paars gekleurde tabletten in de vorm van een masker met tekstindruk La Casa De Papal. Het waren 51 hele tabletten en 3 halve tabletten met een gewicht van 36,42 gram. [9] In een gripzak is een paarsgekleurde tablet aangetroffen in de vorm van een rechthoek met het indruklogo Hugo Boss. De pil woog 0,77 gram en is positief getest op MDMA. In een gripzak zat poeder en brokjes, blauwgekleurd. Het ging om 0,11 gram en is positief getest op MDMA. Crèmekleurig en kristalachtig poeder en brokjes, aangetroffen in een gripzak, met een gewicht van 0,90 gram zijn ook positief getest op MDMA. Een gripzak met crèmekleurig poeder is positief getest op MDMA. Het poeder woog 0,15 gram. [10]
Amfetamine
In een plastic sluitzak zat een wit gekleurde kleverige natte substantie. Deze substantie is positief getest op amfetamine. Het gewicht was 19,72 gram. [11] In een afgesloten sealbag met politiezegel [nummer] zat een gripzak met lege wikkels met de tekst en afbeelding ‘Say hello to my little friend’ en 2 gripzakjes met crème gekleurd poeder. Het poeder met een gewicht van 0,72 gram is positief getest op amfetamine. [12] Wit gekleurd poeder en brokjes, aangetroffen in een gripzak en met een gewicht van 1,93 gram is positief getest op amfetamine. In een gripzak is wit gekleurd poeder aangetroffen met een gewicht van 0,34 gram. Het poeder is positief getest op amfetamine. [13]
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] heroïne, cocaïne, MDMA en amfetamine is aangetroffen, waarvan de hoeveelheden overeenkomen met het tenlastegelegde.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen opgenomen onder feit 1 komt naar voren dat [medeverdachte] vanaf ongeveer eind oktober 2022 bij verdachte inwoonde. Verdachte wist dat [medeverdachte] handelde in cocaïne. Zelf handelde hij in speed en xtc. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen aan wie de drugs die in de woning zijn gevonden toebehoorden.
Zoals de raadsvrouw terecht heeft betoogd is voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van drugs echter niet van doorslaggevend belang aan wie de drugs toebehoren. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de drugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De rechtbank heeft onder feit 1 medeplegen van handelen in drugs bewezen geacht. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [medeverdachte] cocaïne verkocht, dat hij wel eens iets moest pakken of klaarleggen en dat hij wel eens bolletjes in plastic aan mensen heeft gegeven als [medeverdachte] er niet was. Hij wist daarnaast dat wat hij moest afgeven of klaarleggen geen zuivere koffie was. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte wist dat er drugs in de woning waren. Ook bevonden de drugs zich in de machtssfeer van verdachte, hetgeen ook naar voren komt uit de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] . De rechtbank verwijst ten aanzien van de verklaringen en de tapgesprekken naar de bewijsmiddelen onder feit 1 die, voor zover van belang, hier worden geacht te zijn herhaald en ingelast.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande medeplegen van het aanwezig hebben van de ten laste gelegde drugs bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2022 tot en met 20 juni 2023, te Lochem
en/of te Zutphen, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, opzettelijk
(een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal, bevattende cocaïne
en/of heroïneen/of MDMA
en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamineen/of amfetamine, zijnde
(een)middel
(en
)als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, heeft
bereid, bewerkt, verwerkt,verkocht, afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd;
2.
hij op
of omstreeks20 juni 2023, te Lochem,
althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, opzettelijk (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende, heroïne en/of cocaïne en/of MDMA
en/of tenamfetamine (MDA) en/of
N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamineen/of amfetamine, te weten:
- ongeveer 6,22 gram heroïne,
- ongeveer 68,09 gram cocaïne,
- ongeveer 38,35 gram MDMA en
/of
- ongeveer 22,71 gram amfetamine,
zijnde
(een)middel
(en
)als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, aanwezig heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur. De officier van justitie heeft daarnaast een gevangenisstraf van zeven maanden voorwaardelijk gevorderd met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een taakstraf van 240 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een lange proeftijd bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte van de drugs af is, geen contacten meer heeft met vroegere bekenden, een vriendin met een jong kindje heeft en druk is met zijn eigen bedrijf. Hij is first offender. Volgens de reclassering wordt de kans op recidive als laag ingeschat en zijn geen interventies nodig.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de handel in diverse soorten harddrugs. Hij heeft daarbij samengewerkt met een medeverdachte. Verder zijn in de woning van verdachte hoeveelheden harddrugs aangetroffen. De handel in harddrugs zorgt voor veel onrust in de maatschappij en is zeer nadelig voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien gaan het gebruik van en de handel in verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit gedurende ruim tien maanden een bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank heeft de justitiële documentatie in aanmerking genomen. Daaruit komt naar voren dat aan verdachte in 2013 een strafbeschikking is opgelegd ter zake van een drugsgerelateerd feit. Gelet op de tijd die sindsdien is verstreken zal de rechtbank bij de strafmaat geen rekening daarmee houden.
De rechtbank heeft verder het reclasseringsrapport van 31 mei 2024 in aanmerking genomen. Daaruit komt naar voren dat het recidiverisico, het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als laag. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig. De reclassering adviseert negatief over het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte heeft een eigen bedrijf dat in zijn afwezigheid geen betaalde opdrachten binnenhaalt, waardoor het risico bestaat dat verdachte zijn bedrijf verliest met daarbij de nodige schulden.
De rechtbank overweegt dat gelet op de ernst van de feiten en mede gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is. De rechtbank houdt echter in gunstige zin rekening met de proceshouding van verdachte en ziet daarnaast dat verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Hij heeft een eigen bedrijf en probeert jongeren zonder diploma in zijn bedrijf een kans te geven. Verdachte gebruikt geen drugs meer en heeft de behandeling bij Tactus afgerond. Wel heeft hij nog zogenoemde onderhoudsgesprekken met zijn behandelaar als stok achter de deur. Daarnaast is hij voornemens om met zijn vriendin en haar kindje te gaan samenwonen. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook niet opportuun.
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van 240 uur opleggen en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt.
De rechtbank heeft bij de strafmaat ook rekening gehouden met de verbeurdverklaring van verdachtes telefoon en het geld.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de telefoon (Apple) die aan verdachte toebehoort en met behulp waarvan feit 1 is begaan of voorbereid, en het geldbedrag van € 275,- dat aan verdachte toebehoort en dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde feit is verkregen, verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per in verzekering doorgebrachte dag 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart verbeurd de telefoon (Apple) en het geldbedrag van € 275,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en
mr. A.P. Sno, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juni 2024.
Mr. Sno is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON33023002 KUBUS, gesloten op 13 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Tapgesprekken, p. 584, 586, 587, 588, 590
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 798.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 596, 599-601.
5.Aanvullend proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 189.
6.Bijlage inbeslaggenomen goederen, p. 554-555.
7.Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 1615-1616; rapport NFiDENT, p. 1626.
8.Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 1617-1618; rapport NFiDENT, p. 1628, 1629.
9.Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 1616-1617; rapport NFiDENT, p. 1627.
10.Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 1639-1644; rapport NFiDENT, p. 1654, 1655, 1656, 1658.
11.Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 1619; rapport NFiDENT, p. 1630.
12.Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 1637-1638; rapport NFiDENT, p. 1653.
13.Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 1642-1645; rapport NFiDENT, p. 1657, 1659.