In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding dat betrekking heeft op de zorgregeling van een minderjarig kind, geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.G.M. ter Avest, vorderde een wijziging van de bestaande zorgregeling, waarbij de zorg tussen de vader en het kind voorlopig begeleid zou worden door een professional. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Carli, voerde verweer en vorderde in reconventie dat de moeder zou worden veroordeeld tot nakoming van de contactregeling zoals eerder vastgesteld door het gerechtshof.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang meer is bij de vorderingen van de moeder, aangezien op dezelfde datum in de bodemprocedure een uitspraak is gedaan die de zorgregeling betreft. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van zowel de moeder als de vader afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de stabiliteit in de zorgregeling voor het kind en de noodzaak om juridische procedures zorgvuldig te coördineren met de lopende bodemprocedures.