ECLI:NL:RBGEL:2024:4164

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
AWB-23_1006
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om handhaving omgevingsvergunning voor kap bomen; niet-ontvankelijkheid van eiser wegens ontbreken procesbelang

Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld. De eiser had op 10 december 2021 verzocht om handhaving tegen vermeende overtredingen bij de uitvoering van een project dat een omgevingsvergunning omvatte voor het bouwen van 25 appartementen en het kappen van 59 bomen. Het college heeft het verzoek op 2 september 2022 afgewezen, wat de eiser heeft aangevochten. De rechtbank heeft in deze mondelinge uitspraak geoordeeld dat de eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij geen procesbelang heeft bij zijn beroep. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op de bomen die niet zijn gekapt en dat de eiser geen direct belang heeft bij de beslissing. De rechtbank heeft ook de verzoeken van twee derde partijen om als belanghebbenden aan de procedure deel te nemen afgewezen, omdat zij geen rechtstreeks belang hebben bij de beslissing. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1006
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juni 2024
in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld

(gemachtigde: mr. M.M. mulder).

Zitting

Op de zitting heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van het college van 10 januari 2023 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door [persoon A] als deskundige. Het college is niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Kern van de zaak

1. Eiser heeft het college op 10 december 2021 verzocht om handhavend op te treden tegen overtredingen die volgens eiser zouden worden begaan bij de uitvoering van een project aan de [locatie 1] in [plaats] beter bekend als [locatie 2]. Voor dit project is een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het bouwen van 25 appartementen, het kappen van 59 bomen en het verplanten van 1 boom.
1.1.
Eiser betoogt dat in de omgevingsvergunning een voorschrift is opgenomen waaruit volgens hem volgt dat pas mocht worden begonnen met de uitvoering als voor de kapwerkzaamheden ook de toestemming volgens de Wet natuurbescherming (Wnb) is verleend. Eiser stelt dat al met de uitvoering werd begonnen voordat deze toestemming was verleend. Eiser heeft het college daarop gevraagd op te treden tegen deze overtreding en tegen toekomstige overtredingen.
1.2.
Het college heeft het verzoek op 2 september 2022 afgewezen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar 10 januari 2023 is het college bij de afwijzing van het verzoek om handhaving gebleven. Het college heeft de motivering overgenomen uit het advies van de adviescommissie bezwaarschriften. Daarin staat dat in de omgevingsvergunning wel wordt gewezen op de toestemming op grond van de Wnb, maar dat dit informatief van aard is. Daarom is volgens het advies en dus ook volgens het college geen sprake van een handhaafbaar voorschrift en dus ook niet van een overtreding. Daarnaast zou de benodigde toestemming op grond van de Wnb zijn verleend.
1.3.
Bij brief van 3 juli 2023 hebben [bedrijf 1] en [bedrijf 2] de rechtbank gevraagd om als partij aan de beroepsprocedure deel te mogen nemen.
Zijn [bedrijf 1] en [bedrijf 2] derde-belanghebbenden?
2. De rechtbank gaat eerst in op de vraag of [bedrijf 1] en [bedrijf 2] als derde-belanghebbenden aan deze procedure kunnen deelnemen. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Zoals hiervoor is overwogen, gaat het in deze procedure om de naleving van de omgevingsvergunning voor onder meer het bouwen van 25 appartementen, het kappen van 59 bomen en het verplanten van 1 boom. In de brief van de gemachtigde van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] van 3 juli 2023 staat dat deze vergunning is verleend aan [bedrijf 2] en de werkzaamheden worden uitgevoerd door [bedrijf 1]. De rechtbank stelt echter vast dat de vergunning is verleend aan ‘[bedrijf 1]. Uit de brief van de gemachtigde kan niet worden afgeleid dat [bedrijf 1], als bouwer, een direct geraakt belang heeft. Als bouwer heeft [bedrijf 1] namelijk een afgeleid belang. Gelet hierop is niet gebleken dat het belang van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] rechtstreeks bij de beslissing op het bezwaar is betrokken. Zij zijn daarom in deze procedure geen belanghebbenden en kunnen niet aan deze procedure deelnemen. [1]

Procesbelang eiser

3. Voordat de rechtbank aan een inhoudelijke behandeling van het geschil toekomt, moet zij beoordelen of eiser een procesbelang heeft bij zijn beroep. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende nog van feitelijke betekenis is. Uitgangspunt is dat een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep. Dit is anders als vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure is komen te vervallen. In dat geval doet de bestuursrechter geen uitspraak uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. [2] De vraag is dus of eiser met dit beroep feitelijk kan bereiken wat hij wil en hij daar voldoende belang bij heeft. Hierbij is van belang dat op 27 september 2022 door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland voor het kappen een ontheffing is verleend op grond van de Wnb.
3.1.
Eiser stelt dat hij met dit beroep wil voorkomen dat bomen in [locatie 2], waarvoor nog geen kapvergunning is verleend, worden gekapt. Vanwege de eerdere ervaring van eiser met de ontwikkelaar van het appartementencomplex en het gemeente- en provinciebestuur is hij er niet gerust op dat de wet- en regelgeving worden nageleefd respectievelijk gehandhaafd. Eiser wil ook dat struweel langs het pad dat door [locatie 2] loopt, wordt geplant.
3.2.
De rechtbank oordeelt dat eiser geen procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van het besluit tot afwijzing van haar verzoek om handhaving. In deze zaak gaat het om de vraag of het college kon en moest handhaven gelet op de verleende omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning heeft geen betrekking op het de bomen die niet zijn gekapt en ziet ook niet op het aanplanten van struweel. Daarmee kan het doel dat eiser voor ogen staat, met deze beroepsprocedure niet worden bereikt.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat een procesbelang ontbreekt. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
4.1
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024 door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.ABRvS 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2301, r.o. 6.1.