ECLI:NL:RBGEL:2024:4158

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
C/05/436655 / FZ RK 24-1331
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot tussentijdse beëindiging van verplichte zorg op grond van de Wvggz

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijdse beëindiging van verplichte zorg, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op de beëindiging van de zorgvormen 'het opnemen in een accommodatie' en 'het beperken van de bewegingsvrijheid' voor de betrokkene, die onder een zorgmachtiging valt tot en met 12 september 2024. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden in de accommodatie van Tactus te Zutphen, waar de betrokkene aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat, en waar ook verschillende zorgverleners zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de doelen van de verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat de psychische stoornissen van de betrokkene, waaronder verslavingsstoornissen, nog steeds aanwezig zijn. De betrokkene heeft aangegeven dat zij van mening is dat de opname niet langer doelmatig is, maar de rechtbank oordeelt dat de risico's van een terugval in problematisch gedrag, zoals excessief alcoholgebruik, te groot zijn. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor tussentijdse beëindiging van de verplichte zorg, omdat de huidige zorgmachtiging nog steeds noodzakelijk is.

De rechtbank wijst het verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg af en bevestigt dat de zorgmachtiging doorloopt tot de eerder vastgestelde datum. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/436655 / FZ RK 24-1331
Datum mondelinge uitspraak: 10 juni 2024
Beschikking afwijzing (tussentijdse) beëindiging tot het verlenen van bepaalde vormen van verplichte zorg
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek als bedoeld in artikel 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verblijfadres: Tactus, [plaats] , pp grond van een zorgmachtiging geldend tot en met 12 september 2024,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P.W.E. Hoezen te Winterswijk.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 31 mei 2024, heeft de officier van justitie verzocht om het verzoek tot beëindiging van de verplichte zorg af te wijzen;
  • Het e-mailbericht van de mentor, met bijlage, binnengekomen bij de griffie op
5 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juni 2024, in de accommodatie van Tactus te Zutphen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • mw. A.C.M. Kleinsma, als geneesheer-directeur verbonden aan Tactus;
  • dhr. [naam] , als verslavingsarts/regiebehandelaar verbonden aan Tactus;
  • mw. [naam] , de eerste verantwoordelijke/verpleegkundige verbonden aan het ambulante team;
  • dhr. [naam] , de zorgverantwoordelijke verbonden aan het ambulante team.
1.4.
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig oordeelt, is die niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

Algemeen
2.1.
De advocaat van betrokkene heeft namens betrokkene een aanvraag ingediend bij de geneesheer-directeur tot beëindiging van bepaalde vormen van verplichte zorg, te weten de zorgvormen
‘het opnemen in een accommodatie’en
‘het beperken van de bewegingsvrijheid’. Op 23 mei 2024 heeft de geneesheer-directeur hier schriftelijk afwijzend op beslist. De officier van justitie heeft die afwijzing ter boordeling voorgelegd aan de rechtbank. De officier van justitie heeft op 23 mei 2024 de rechtbank verzocht om de verplichte zorg, verleend op grond van de beschikking van 12 maart 2024, niet te beëindigen.
Beëindiging vormen van verplichte zorg
2.2.
De huidige zorgmachtiging loopt nog tot en met 12 september 2024.
2.3.
Op grond van artikel 8:19 Wvggz kan degene op wiens aanvraag tot beëindiging van de zorgmachtiging afwijzend of niet tijdig is beslist door de geneesheer-directeur, een aanvraag indienen bij de officier van justitie voor het indienen van een verzoekschrift bij de rechter voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging.
2.4.
De rechtbank dient te beoordelen of de verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging bij beschikking van 12 maart 2024 nog steeds noodzakelijk is, aan de hand van en recent medisch oordeel over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de in de zorgmachtiging genoemde doelen van verplichte zorg nog niet zijn bereikt en dat er nog steeds wordt voldaan aan de gronden voor de zorgmachtiging zoals genoemd in de artikelen 6:4 en 3:3 Wvggz. De vastgestelde diagnose van psychische stoornissen, te weten een middel gerelateerde en verslavingsstoornissen en neurocognitieve stoornissen, zijn nog steeds van toepassing.
2.6.
Betrokkene is van mening dat een opname bij Tactus niet langer doelmatig is. Zij geeft aan dat het langer opgenomen blijven meer consequenties heeft voor haar psychisch welzijn dan wanneer zij teruggaat naar huis. Zij bestrijdt de diagnose en het ernstig nadeel niet.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank leiden de psychische stoornissen nog steeds tot ernstig nadeel en zijn er geen mogelijkheden om de vormen van verplichte zorg
‘het opnemen in een accommodatie’en
‘het beperken van de bewegingsvrijheid’te laten vervallen in de thans geldende zorgmachtiging. Betrokkene heeft de wens om terug te gaan naar huis en geeft aan dat zij de bijbehorende risico’s aanvaardt. Het is de rechtbank gebleken dat het op dit moment vrij goed met betrokkene gaat, maar volgens de geneesheer-directeur, de mentor en de ambulante behandelaren is daarbij de opname helpend. Zonder de opname zou het nadeel weer even hard terugkeren. In dat opzicht is er dus maar een beperkte verandering, omdat het risico zeer groot is dat betrokkene weer terugvalt in excessief alcoholgebruik wanneer de verplichte vormen van zorg
‘het opnemen in een accommodatie’en
‘het beperken van de bewegingsvrijheid’stoppen en betrokkene teruggaat naar huis. Gelet op de uit het dossier blijkende ervaringen uit het (recente) verleden is het zeer waarschijnlijk dat betrokkene dan onvoldoende voor zichzelf kan zorgen en dat er onder invloed van alcohol weer valincidenten zullen plaatsvinden en dat er mogelijk (opnieuw) misbruik van haar wordt gemaakt. Ook zal door de alcohol schade worden aangericht aan haar zenuwen, hart en hersenen wat mogelijk kan leiden tot voortijdig overlijden. De advocaat van betrokkene heeft verder aangevoerd dat, wanneer er eventueel sprake zou zijn van een terugval in gebruik, betrokkene altijd weer kan worden opgenomen. De rechtbank passeert dat verweer nu een terugval als zo reëel wordt ingeschat en het daaruit voortvloeiende ernstig nadeel zo groot kan zijn dat een beëindiging van de opnamemodaliteit en de daaraan gekoppelde beperking van de bewegingsvrijheidmodaliteit als in de zorgmachtiging toegestane vormen van verplichte zorg thans geenszins geïndiceerd is.
2.8.
In feite zijn er in die zin geen relevante feiten en omstandigheden gewijzigd ten aanzien van 12 maart 2024. Er is dan ook geen grond voor tussentijdse beëindiging van de verplichte zorgvormen
‘het opnemen in een accommodatie’en
‘het beperken van de bewegingsvrijheid’zoals opgenomen in de thans geldende zorgmachtiging. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een zodanige verbetering van de gezondheidstoestand van betrokkene dat het ernstig nadeel is weggenomen en de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg beëindigd kunnen worden, dan wel dat er sprake is van een situatie waarbij er voorwaarden en beperkingen verbonden kunnen worden aan een beëindiging om het ernstig nadeel weg te nemen (artikel 8:19 lid 8 en artikel 8:20 Wvggz).
2.9.
Nu er nog steeds wordt voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz, is er geen aanleiding om de eerder verleende vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging te beëindigen. De rechtbank zal hiertoe dan ook niet overgaan, hetgeen betekent dat de zorgmachtiging door blijft lopen voor de verleende vormen van verplichte zorg en voor de verleende duur, te weten tot en met 12 september 2024.
2.10.
Daaraan wordt toegevoegd, dat het reeds ingezette plan om de zorgmachtiging (in de nabije toekomst) mogelijk om te zetten naar een rechterlijke machtiging voor de rechtbank in deze beslissing geen rol speelt. De behandelaren van betrokkene dienen ook binnen de werking van deze lopende machtiging tot de voor betrokkene meest geschikte wijze van behandeling te kunnen komen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de verplichte vormen van zorg ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’ af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2024 door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Nugteren als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 juni 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.