Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
de officier van justitie
[verdachte] ,
De procedure
29 februari 2024, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, heeft verdachte tegen deze dagvaarding bezwaar gemaakt.
Rechtbank Gelderland
Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift tegen een dagvaarding is ingediend. De verdachte, geboren in 1948, heeft bezwaar gemaakt tegen de dagvaarding die op 29 februari 2024 is betekend. De tenlastelegging betreft het deelnemen aan een organisatie die tot doel heeft het plegen van misdrijven, specifiek het opzettelijk helpen bij zelfdoding en het verstrekken van middelen daartoe, zoals bedoeld in artikel 294, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging betoogt dat de tenlastelegging onvolledig is, omdat het constitutieve vereiste dat de zelfdoding daadwerkelijk moet volgen, niet is opgenomen. De officier van justitie heeft echter gesteld dat het oogmerk van de organisatie niet nader hoeft te worden omschreven in de tenlastelegging, zolang het maar uit de bewijsmiddelen blijkt.
De raadkamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat de tenlastelegging voldoet aan de eisen van het specificiteitsvereiste. De raadkamer concludeert dat er geen sprake is van een onvolledige tenlastelegging, aangezien het constitutieve vereiste in artikel 294, tweede lid, Sr impliciet is opgenomen. De beslissing van de raadkamer is dat het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard, en de zaak zal verder worden behandeld door de zittingsrechter. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige raadkamer, bestaande uit drie rechters, en is op 4 april 2024 gepubliceerd.