Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
de officier van justitie
[verdachte] ,
De procedure
29 februari 2024, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, heeft verdachte tegen deze dagvaarding bezwaar gemaakt.
Rechtbank Gelderland
Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift tegen een dagvaarding is ingediend. De verdachte, geboren in 1953, heeft bezwaar gemaakt tegen de dagvaarding die op 27 februari 2024 is betekend. De tenlastelegging betreft het deelnemen aan een organisatie die tot doel heeft het plegen van misdrijven, specifiek het opzettelijk helpen bij zelfdoding en het verstrekken van middelen daartoe, zoals bedoeld in artikel 294, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging betoogt dat de tenlastelegging onvolledig is, omdat het constitutieve vereiste dat de zelfdoding daadwerkelijk moet volgen, niet is opgenomen.
De officier van justitie heeft in zijn schriftelijke reactie gesteld dat het oogmerk van de organisatie niet expliciet in de tenlastelegging hoeft te worden omschreven, maar dat het wel uit de bewijsmiddelen moet blijken. De raadkamer heeft geoordeeld dat de tenlastelegging voldoet aan de eisen van het specificiteitsvereiste en dat de verwijzing naar artikel 294, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht voldoende is. De raadkamer heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarbij zij heeft opgemerkt dat de beoordeling van de overige vraagpunten voorbehouden is aan de zittingsrechter.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige raadkamer, bestaande uit drie rechters, en is in tegenwoordigheid van de griffier op 4 april 2024 vastgesteld. De zaak maakt deel uit van het strafrechtelijk onderzoek Condor, dat zich richt op de Coöperatie Laatste Wil en haar activiteiten.