ECLI:NL:RBGEL:2024:4099

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
01/267877-21 en 05/238335-22 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie voor hulp bij zelfdoding en overtreding van de Geneesmiddelenwet

Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie die hulp bij zelfdoding faciliteerde, en het opzettelijk verstrekken van geneesmiddelen zonder vergunning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in samenwerking met anderen, opzettelijk middelen tot zelfdoding heeft verstrekt aan verschillende personen, waaronder [naam 1] en [naam 2]. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van hulp bij zelfdoding en het overtreden van de Geneesmiddelenwet door zonder vergunning geneesmiddelen te verstrekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een criminele organisatie heeft deelgenomen die tot doel had hulp bij zelfdoding te bieden, en dat dit handelen gevaarzettend was voor de samenleving. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar op, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 80 uur. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een specifiek feit van hulp bij zelfdoding, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij daadwerkelijk middelen had verstrekt aan [naam 2]. De zaak is gevoelig, gezien de maatschappelijke discussie rondom zelfdoding en de rol van hulp daarbij. De rechtbank benadrukte het belang van de bescherming van het leven en de gevolgen van de daden van de verdachte voor de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 01/267877-21 en 05/238335-22 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 4 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats 1] .
Raadsvrouw: mr. T. Urbanus, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

In de tenlastelegging van verdachte staat de stofnaam van middel x genoemd. De rechtbank zal die stofnaam in de hierna genoemde tenlastelegging en de rest van dit vonnis vervangen door en aanduiden als middel x.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 01/267877-21
feit 1
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 juni 2018 tot en met 15 november 2018, in de gemeente Amersfoort, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in ieder geval alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest bij de zelfdoding van [naam 1] en/of daartoe de middelen heeft verschaft, terwijl die zelfdoding daarop is gevolgd, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
opzettelijk tegen betaling voor de zelfdoding van voornoemde [naam 1] de benodigde goederen aan die [naam 1] verstrekt of laten verstrekken, te weten een hoeveelheid
[middel x]en/of Domperidon en/of Primperan en/of diverse andere medicijnen en/of een gebruiksaanwijzing voor het gebruik van dat voornoemde middel/die voornoemde middelen;
feit 2
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 12 mei 2020, in de gemeente Bosch en Duin en/of Amersfoort, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest bij de zelfdoding van [naam 2] en/of daartoe de middelen heeft verschaft, terwijl die zelfdoding daarop is gevolgd, immers heeft zij, verdachte, opzettelijk tegen betaling van 50 Euro, in ieder geval enig geldbedrag, voor de zelfdoding van voornoemde [naam 2] de benodigde goederen aan die [naam 2] verstrekt of laten verstrekken, te weten een hoeveelheid
[middel x]en/of Domperidon en/of Primperan en/of diverse andere medicijnen en/of een gebruiksaanwijzing voor het gebruik van dat voornoemde middel/die voornoemde middelen;
feit 3
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 20 juli 2021 in de gemeente Amersfoort, in ieder geval in Nederland, meermalen, in ieder geval éénmaal, (telkens) opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten hoeveelheden Domperidon 10 mg, bevattende de werkzame stof Domperidon en/of Primperan 10 mg, bevattende de werkzame stof metoclopramide, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft afgeleverd, dan wel een groothandel heeft gedreven;
parketnummer 05/238335-22
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 maart 2018 tot en met
29 september 2021, in de gemeente Amersfoort en/of in ieder geval (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een groep van personen, bestaande onder meer uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: het opzettelijk een ander behulpzaam zijn bij zelfdoding en/of de middelen daartoe verschaffen, zoals bedoeld in artikel 294 lid 2 Wetboek van Strafrecht.

2.Woord vooraf

Deze strafzaak, die gaat over hulp bij zelfdoding gefaciliteerd in georganiseerd verband, is gevoelig van aard. Bij veel mensen bestaat de wens te kunnen kiezen voor een levenseinde in eigen regie. Critici zijn er ook: mensen die vinden dat met het verstrekken van een levenseindemiddel het leven niet voldoende gerespecteerd wordt en dat het een gevaar vormt voor de samenleving. In dat geval kan er te makkelijk aan een levenseindemiddel worden gekomen en gekozen worden voor zelfdoding. Tot groot verdriet van nabestaanden; omdat zij hun naasten moesten missen, maar ook omdat zij soms niet betrokken werden bij het zelfgekozen levenseinde.
Wij moeten als strafrechters uitgaan van de kaders die de wet ons geeft, maar binnen die kaders is er ruimte voor de strafrechter om rekening te houden met feiten, omstandigheden en persoonlijke aspecten. En dat is precies wat de rechtbank zoveel mogelijk heeft gedaan.
Wie verandering van wetgeving wil, moet aankloppen bij bestuur en politiek. En als er dan voldoende maatschappelijke behoefte bestaat zal onze democratische rechtstaat werken en daarin op enigerlei wijze voorzien door het stellen van regels, en die zullen dan ook echt nog nodig zijn.
Op sommige momenten tijdens de behandeling van deze zaak is het beeld ontstaan dat de verdachten zouden hebben ‘gehandeld in de dood’. Dat zij bepaalden wie op welk moment dood mocht gaan en wie wel of niet zou mogen sterven. Dat is in ieder geval niet het beeld dat de rechtbank heeft gekregen. Het beeld dat de rechtbank kreeg is dat van een groep mensen bij wie het ideaal van autonomie bij het bepalen van het eigen sterven voorop heeft gestaan.
In het hiernavolgende zal de rechtbank eerst de formele verweren bespreken en daarna zal de rechtbank ingaan op de rol van de verdachte.

3.De geldigheid van de dagvaarding

Standpunten
De verdediging heeft gesteld dat de tenlastelegging ten aanzien van het onderdeel ‘onder meer’ onvoldoende geconcretiseerd is en dat daarom de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding geldig is.
Beoordeling door de rechtbank
In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat zij heeft deelgenomen aan een vermeende criminele organisatie. Die organisatie zou een groep personen zijn, bestaande uit ‘onder meer’ de concreet in de tenlastelegging genoemde personen. De verdediging stelt dat de tenlastelegging partieel nietig moet worden verklaard, omdat niet duidelijk is op welke persoon of personen de woorden ‘onder meer’ slaan.
Een tenlastelegging moet voldoende concreet en feitelijk zijn. Een verdachte moet weten waar hij of zij zich tegen moet verdedigen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet de geldigheid van de tekst van de tenlastelegging worden beoordeeld naar de bedoeling van de stellers daarvan en tegen de achtergrond van het dossier in de zaak waar het om gaat, in dit geval het dossier Condor. De officieren van justitie hebben er voor gekozen in de tenlastelegging alleen die personen te noemen, die gelijktijdig met verdachte vervolgd zijn binnen het onderzoek Condor. Met de woorden ‘onder meer’ hebben zij willen aanduiden dat er meer personen betrokken waren dan alleen de genoemde personen. In het dossier komen ook verschillende andere personen naar voren, waarvan het dossier de indruk wekt dat die samen met verdachte en de andere concreet genoemde personen zouden hebben samengewerkt bij de hulp bij zelfdoding en het verstrekken van middelen daartoe. Daarmee is de tenlastelegging, gelezen in samenhang met het dossier Condor, voldoende concreet en feitelijk.
Het nietigheidsverweer met betrekking tot de woorden ‘onder meer’ wordt verworpen. De dagvaarding is geldig.

4.De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

4.1.
Strijd met het gelijkheidsbeginsel en verbod van willekeur
Standpunten
De verdediging heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat de vervolging van verdachte willekeurig en in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Verschillende personen tegen wie een vergelijkbare of soms zwaardere verdenking bestond zijn niet vervolgd of nog niet vervolgd. Het valt niet te verwachten dat die personen alsnog zullen worden vervolgd. Sommigen hebben zelfs een sepotbeslissing ontvangen. De keuze van het Openbaar Ministerie om verdachte wel te vervolgen is willekeurig en in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het niet-ontvankelijkheidsverweer verworpen dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Slechts in uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging omdat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, overduidelijke onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur. Van een schending van het gelijkheidsbeginsel is slechts sprake wanneer gelijke gevallen ongelijk worden behandeld en een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor die ongelijke behandeling ontbreekt.
De officieren van justitie hebben de beslissing om verdachte wel en andere in het dossier voorkomende personen niet te vervolgen als volgt toegelicht. Het doel van het onderzoek Condor bij de start medio 2021 was de handel in middel x te stoppen. Al vrij snel werd duidelijk dat ingegrepen moest worden omdat, aldus de officieren van justitie, bleek dat zowel [naam 3] als [medeverdachte 6] zich op dat moment bezighielden met de handel in middel x. Daarmee werd de verwezenlijking van het bereiken van het doel van het onderzoek voor het Openbaar Ministerie spoedeisend. Verdachte kwam naar voren als iemand die een belangrijke rol had bij het distributiesysteem van middel x. Mede daarom is besloten haar te vervolgen. Ook hebben de officieren van justitie toegelicht dat de beperkte beschikbare capaciteit een rol speelt in de beslissing om bepaalde personen die voorkomen in het dossier niet te vervolgen. De keuze op welke personen capaciteit in te zetten werd mede bepaald door de actualiteit van het moment dat het onderzoek naar buiten trad.
De rechtbank vindt deze toelichting op de keuze van de officieren van justitie begrijpelijk en navolgbaar. Daarmee is de vervolgingsbeslissing van verdachte voldoende overwogen en niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur genomen. Dat bij het nadere onderzoek, onder andere het in beslag genomen materiaal, ook andere personen naar voren kwamen, zoals [naam 4] en [naam 5] , die (vooralsnog) niet door het Openbaar Ministerie zijn vervolgd, maakt dat niet anders. Hetzelfde geldt voor de keuze om [naam 3] niet te vervolgen voor het deelnemen aan een criminele organisatie. Die keuze is mede begrijpelijk nu [naam 3] in onderzoek Helian al werd vervolgd voor onder andere hulp bij zelfdoding en in dat onderzoek in juli 2023, en dus vóór het moment van de vervolgingsbeslissing van verdachte in december 2023, in eerste aanleg ook is veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf.
Dat sprake is van aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing die meebrengt dat een (verdere) vervolging onverenigbaar is met het verbod van willekeur, valt uit de door de verdediging naar voren gebrachte feiten en omstandigheden – en ook overigens – niet af te leiden. Het verbod op willekeur maakt niet dat het Openbaar Ministerie alle personen die in het dossier voorkomen zou moeten vervolgen.
De rechtbank verwerpt dus het niet-ontvankelijkheidsverweer voor zover dat ziet op het verbod op willekeur en strijd met het gelijkheidsbeginsel.
4.2.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie voor feit 2 van parketnummer 01/267877-21
Standpunten
De verdediging heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor feit 2 onder parketnummer 01/267877-21, omdat verdachte onvoorwaardelijk is toegezegd dat zij voor dat feit niet zou worden vervolgd, dan wel dat aan verdachte onvoldoende kenbaar is gemaakt dat er sprake was van een voorbehoud bij die toezegging. Door verdachte wel te vervolgen voor dit feit is het vertrouwensbeginsel geschonden.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het niet-ontvankelijkheidsverweer dient te worden verworpen.
Beoordeling door de rechtbank
De verdenking is dat verdachte in de periode van 1 april 2020 tot en met 12 mei 2020 [naam 2] behulpzaam zou zijn geweest bij diens zelfdoding, al dan niet door het verstrekken van middel x en/of andere middelen en/of een gebruiksaanwijzing.
Naar aanleiding van het overlijden van [naam 2] heeft [verbalisant 1] op
11 november 2020 een (door hem zo genoemd) stopgesprek gevoerd met verdachte. [1] Op
diezelfde dag verbaliseert [verbalisant 1] daarover het volgende:

In overleg met de officier van justitie, mr. Esbir Wildeman, is besloten geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar de middelen die door [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte] zouden zijn verstrekt. Besloten werd om haar te confronteren met de voorlopige bevindingen en haar aan te zeggen dat, wanneer opnieuw informatie over verstrekking van dergelijke middelen zou worden verkregen, een strafrechtelijk onderzoek zal worden ingesteld. [2]
Mr. Vis, de toenmalige raadsman van verdachte, heeft per e-mail d.d. 2 december 2020 aan de officier van justitie gevraagd te bevestigen dat verdachte niet zou worden vervolgd. [3] De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 8 april 2024 meegedeeld dat op die e-mail geen reactie is gevolgd vanuit het Openbaar Ministerie.
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of verdachte aan het gesprek met [verbalisant 1] , mede in het licht van het ontbreken van een reactie vanuit het Openbaar Ministerie op een verzoek tot verduidelijking van hetgeen door [verbalisant 1] aan verdachte is meegedeeld, het vertrouwen mocht ontlenen dat zij voor betrokkenheid bij de dood van [naam 2] onvoorwaardelijk niet zou worden vervolgd.
[verbalisant 1] verklaarde bij de rechter-commissaris dat de officier van justitie had besloten tot het voeren van een stopgesprek. Op de vraag wat het stopgesprek inhoudt verklaart [verbalisant 1] :
“Een eenzijdig gesprek waarbij wij onze bevindingen hebben verteld dat er sterke aanwijzingen waren dat zij het middel had verstrekt waaraan [naam 2] is overleden. Wij hebben afgesproken met de officier van justitie naar de verdachte toe te gaan met de mededeling, een eenzijdig gesprek te voeren, haar te wijzen op haar verschoningsrecht, dat wij geen vragen zouden stellen en dat zij verder niet op de zaak in moest gaan. En zo is het ook verlopen. Een stopgesprek is een gesprek dat ook wordt gevoerd bij bijvoorbeeld stalking, er wordt een waarschuwing gegeven en als je je daaraan houdt heeft het geen consequenties, hou je daar niet aan dan ondernemen wij actie en nemen wij de zaak weer mee.”
[verbalisant 1] verklaart verder:
“Het stopgesprek hield in dat we niet verder gingen onderzoeken. Strafrechtelijke vervolging heb ik niet genoemd[de rechtbank begrijpt: ten aanzien van het overlijden van [naam 2] ]
, dat is niet aan mij en dat weet ik ook heel goed.” [4]
De rechtbank begrijpt uit het proces-verbaal van [verbalisant 1] en zijn verklaring bij de rechter-commissaris dat het gesprek met verdachte zo was bedoeld dat er geen verder onderzoek naar verdachte zou plaatsvinden als zij zou stoppen met het verstrekken van middel x. Daarmee is het stopgesprek naar zijn aard een gesprek bedoeld om het verboden gedrag te stoppen en daarmee ook bedoeld als toezegging om niet verder op te sporen dan wel, zeker zoals in een casus als deze na afstemming met de officier van justitie, niet te vervolgen, onder de voorwaarde dat het strafbare gedrag beëindigd wordt. Dat verdachte het gesprek ook zo moet hebben begrepen leidt de rechtbank af uit het volgende.
Op 27 oktober 2021 verklaart verdachte tijdens de behandeling van de vordering gevangenhouding in de raadkamer het volgende:
“Ik vind het vreemd hoe het is gegaan na het stopgesprek. Die agent kwam toen naar mij toe en gaf aan dat het geen gevolgen voor mij zou hebben en dat ik enkel moest zorgen dat alles uit mijn huis was. Ik heb toen alles verwijderd uit mijn huis en nog gesproken met [naam 3] en met andere mensen. De prijsverhoging waarover de officier van justitie sprak was ook meer een zakelijk advies aan [naam 3] . Na het stopgesprek heb ik misschien nog een enkel pakketje gegeven aan iemand.” [5]
Dat het woord stopgesprek door de raadkamer van de rechtbank in de mond van verdachte zou zijn gelegd, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard, en dat zij niet wist wat een stopgesprek inhield, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Uit de woorden van verdachte tijdens de procedure in de raadkamer leidt de rechtbank af dat verdachte, moet hebben geweten wat de bedoeling was van het gesprek dat [verbalisant 1] met haar voerde, namelijk dat verdachte zou stoppen met het verstrekken van middel x. Dat verdachte bijna tien jaar werkzaam is geweest bij slachtofferhulp [6] en dat zij dat woord (de rechtbank begrijpt: stopgesprek) alleen kent van stalking, zoals zij in een later politieverhoor verklaart [7] , sterkt de rechtbank in haar oordeel. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat bij stalking vaak stopgesprekken worden gevoerd, in die zin dat het waarschuwingsgesprekken betreffen. Dat het gesprek met [verbalisant 1] een waarschuwing betrof, zegt verdachte overigens ook zelf in haar verklaring bij de politie [8] en ter terechtzitting [9] . Zelfs als het al zo zou zijn dat [verbalisant 1] het woord ‘stopgesprek’ niet letterlijk aan verdachte heeft genoemd, dan betekent dat nog niet dat zij het gesprek met [verbalisant 1] niet als zodanig moet hebben opgevat.
Dat de officier van justitie Esbir Wildeman niet heeft gereageerd op de e-mail van mr. Vis is laakbaar, maar maakt nog niet dat het Openbaar Ministerie daarmee het recht op vervolging heeft verspeeld.
Nu verdachte bovendien op 27 oktober 2021 tijdens de raadkamerprocedure zelf heeft verklaard na het stopgesprek ‘misschien’ nog een enkel pakketje aan iemand te hebben gegeven, is de voorwaarde door verdachte geschonden en de toezegging om na het stopgesprek op
11 november 2020 geen verder onderzoek naar verdachte te doen en verdachte ook niet te vervolgen voor hulp bij zelfdoding van [naam 2] daarmee vervallen.
De rechtbank verwerpt het verweer. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

5.De formele verweren met betrekking tot artikel 140 Sr

Een belangrijk onderdeel van het in deze zaak gevoerde debat is of de tenlastelegging van deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het opzettelijk behulpzaam zijn bij zelfdoding of daarvoor middelen verschaffen het misdrijf deelname aan een criminele organisatie kan opleveren. Ofwel, of een combinatie van artikel 140 en artikel 294 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), in het algemeen en in het specifieke geval van deze zaak, mogelijk is. De verdediging van verdachte en de verdediging van de medeverdachten hebben verschillende argumenten naar voren gebracht waarom deze combinatie (in deze zaak) niet mogelijk is. De rechtbank bespreekt in dit vonnis van verdachte alle verweren, dus ook de verweren genoemd in de zaken van de medeverdachten.
De rechtbank zal al deze verweren verwerpen. Dat betekent dat de tenlastelegging zoals die voor verdachte geldt een strafbaar feit zou kunnen opleveren. De rechtbank zal in deze paragraaf motiveren hoe zij tot dat oordeel komt. In paragraaf 6 zal de rechtbank ingaan op de vraag of zij wettig en overtuigend bewezen vindt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan haar ten laste gelegde feit.
De reikwijdte van artikel 140 Sr
Eén van de door de verdediging genoemde argumenten is dat het nooit de bedoeling van de wetgever is geweest om artikel 140 Sr van toepassing te laten zijn op organisaties van wie het oogmerk ziet op misdrijven met een laag strafmaximum. Daarmee doelt de verdediging onder andere op het gronddelict dat in deze zaak van toepassing is: artikel 294 lid 2 Sr (hulp bij zelfdoding). Dat artikel wordt bedreigd met maximaal 3 jaar gevangenisstraf. Doordat dit delict het gronddelict is voor de verdenking van deelname aan een de criminele organisatie, is volgens de verdediging sprake van een door de wetgever onbedoelde strafverzwaring.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat het doel van artikel 140 Sr de bescherming van de maatschappij is, tegen het (voortdurende) gevaar dat uitgaat van criminele organisaties. Het is niet noodzakelijk dat de door de organisatie beoogde misdrijven al zijn gepleegd
(vgl. HR 13 oktober 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC3222, r.o. 5.4). Door het vormen van een criminele organisatie strafbaar te stellen, zonder dat die organisatie is overgegaan tot de voorbereiding of het daadwerkelijk plegen van beoogde misdrijven, biedt het artikel een ruime mogelijkheid voor strafvervolging en kent het veel toepassingsmogelijkheden.
Uit de wetsgeschiedenis bij het wijzigingsvoorstel om de strafmaxima te verhogen volgt inderdaad dat de vraag aan de orde is geweest of de reikwijdte van artikel 140 Sr beperkt diende te worden. Bijvoorbeeld door het opnemen van de beperking dat het dient te gaan om misdrijven met een strafmaximum van zes jaar of méér of in ieder geval misdrijven als bedoeld in artikel 67 Sv (misdrijven waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven). Op het voorstel van leden van de Eerste Kamer tot beperking van de reikwijdte van artikel 140 Sr antwoordt de minister van Justitie afwijzend (Kamerstukken I 1998/99, 25638, nr. 7c, p. 2):
“Ook bij misdrijven die niet met vier jaar gevangenisstraf bedreigd worden, mag de omstandigheid dat zij in het kader van een organisatie worden begaan naar mijn mening namelijk een vertaling krijgen in de toepasselijke maximumstraf. De omstandigheid dat dergelijke misdrijven georganiseerd, min of meer planmatig, vanuit een groep gepleegd worden, kan voor hun strafrechtelijke waardering van groot belang zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan het misdrijf zaaksbeschadiging, waar een gevangenisstraf van twee jaar op staat. Indien door een groep personen min of meer planmatig auto’s (of andere goederen) vernield worden, kan dat een groot gevoel van onveiligheid teweeg brengen. Naar mijn mening dient deze factor daarom in de toepasselijke strafmaat tot uitdrukking te kunnen komen.”
In zijn brief aan de Eerste Kamer van 20 mei 1999 schrijft de minister verder dat een inperking van de reikwijdte van dit misdrijf (de rechtbank begrijpt: artikel 140 Sr) tot het deelnemen aan organisaties die misdrijven beogen waarop vier jaar gevangenisstraf of meer staat, onwenselijk lijkt. Ook bij misdrijven waarop een lagere straf staat, kan toepassing van artikel 140 Sr een nuttige rol vervullen (Kamerstukken I 1998/99, 25638, nr. 7e)
.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze wetsgeschiedenis dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is geweest van de wetgever de reikwijdte van artikel 140 Sr tot enige vorm van misdrijven te beperken. Dat betekent dat het bestanddeel ‘misdrijven’ uit artikel 140 Sr ook kan zien op misdrijven als genoemd in artikel 294 lid 2 Sr (hulp bij zelfdoding).
Het oogmerk
Door de verdediging zijn verder argumenten naar voren gebracht waarom de al dan niet bestaande organisatie, in het algemeen en in dit specifieke geval, niet het oogmerk op (strafbare) hulp bij zelfdoding kan hebben gehad. Dit is op twee verschillende manieren onderbouwd:
 voor een bewezenverklaring is vereist dat in georganiseerd verband meermalen hulp is geboden bij zelfdodingen of middelen daarvoor zijn verschaft aan personen, waarna de zelfdoding van die personen is gevolgd en verdachte ook wist, in de zin van vol opzet, dat die zelfdodingen zouden volgen. Wettig en overtuigend bewijs dat die zelfdodingen zijn gevolgd, ontbreekt;
 een bewezenverklaring van de combinatie van artikel 140 Sr en artikel 294 lid 2 Sr is überhaupt niet mogelijk omdat het oogmerk van een organisatie niet kan zien op een omstandigheid die niet afhankelijk is van het handelen van die organisatie, in dit geval de gevolgde zelfdodingen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 140 Sr verbiedt het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Met oogmerk wordt het doel van de organisatie bedoeld. In deze zaak zijn die misdrijven ten laste gelegd als
het opzettelijk een ander behulpzaam zijn bij zelfdoding en/of de middelen daartoe verschaffen, zoals bedoeld in artikel 294 lid 2 Sr.In artikel 294 lid 2 Sr staat dat de hulp bij zelfdoding of het verschaffen van middelen daartoe alleen strafbaar is als de zelfdoding volgt.
De deelnemer moet wetenschap hebben van het oogmerk van de organisatie in de zin van ‘
onvoorwaardelijk opzet’, ook wel ‘vol opzet’ genoemd. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Dat betekent dat het moet gaan om meer dan één misdrijf. Het betekent echter niet dat de deelnemer wetenschap moet hebben van één of meer concrete misdrijven die door een organisatie worden beoogd. Voldoende is dat de deelnemer in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
(vgl. HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651).
Zoals hiervoor overwogen is het niet noodzakelijk dat de door de organisatie beoogde misdrijven al zijn gepleegd. A.N. Kesteloo schrijft hierover (Strafbare deelneming aan criminele organisatie, PWS nr. 17, 2023/3.2.3):
“Elk misdrijf dat nog niet is gepleegd, maar waarvan voldoende vaststaat dat het betreffende misdrijf door een organisatie wordt beoogd om meermalen te plegen en dat beogen door die organisatie voldoende concreet gevaarzettend is, is in principe toereikend voor het bewijs van het oogmerk van die organisatie.”
De rechtbank omarmt deze theoretische visie op het begrip oogmerk van de organisatie en leidt daaruit het volgende af. Om tot een bewezenverklaring voor overtreding van artikel 140 Sr te komen, is niet vereist dat sprake is van voltooide misdrijven. Met Kesteloo is de rechtbank van oordeel dat wel vast moet komen te staan dat de organisatie meermalen hulp bij zelfdoding heeft geboden of middelen heeft verstrekt en dat dit voldoende concreet gevaarzettend is geweest voor mogelijk daaropvolgende zelfdodingen. Dat de verstrekking van middelen alleen dan strafbaar is, als die verstrekking was aan mensen die al tot zelfdoding besloten hadden, is een vereiste die de wet, noch de jurisprudentie stelt. De rechtbank deelt deze visie van de verdediging ook niet.
De rechtbank verwerpt verder het verweer dat de combinatie van artikel 140 en artikel 294 lid 2 Sr niet mogelijk is, omdat het oogmerk van de organisatie niet kan zien op een omstandigheid die buiten haar macht of de macht van de deelnemers ligt. In dit geval de gevolgde zelfdodingen. Voor de strafbaarheid van hulp bij zelfdoding als zelfstandig strafbaar feit moet een objectieve voorwaarde buiten de macht van de verdachte vervuld worden. Dit doet er echter niet aan af dat de organisatie als zodanig met haar handelen de vervulling van deze voorwaarde wel kan hebben beoogd en dat het handelen van de deelnemers van de organisatie daartoe ook voldoende gevaarzettend is geweest. Voor de strafbaarheid van deelname aan een organisatie met als doel hulp bij zelfdodingen geldt bovendien, zoals hiervoor overwogen, dat nog niet sprake hoeft te zijn van het voltooide delict hulp bij zelfdodingen. Daarbij komt dat artikel 140 Sr is opgenomen in titel V van het Wetboek van Strafrecht. Die titel ziet op misdrijven tegen de openbare orde. Mede door plaatsing van het artikel in deze titel heeft de wetgever met artikel 140 Sr tot doel het beschermen van de maatschappij tegen de dreiging die uitgaat van het beramen en plegen van misdrijven door ‘criminele organisaties’. Niet valt in te zien waarom de wetgever de maatschappij niet heeft willen beschermen tegen de dreiging die uitgaat van een organisatie die tot oogmerk heeft aan meerdere personen hulp bij zelfdoding te bieden en wiens handelen ook voldoende gevaarzettend is geweest om uiteindelijke zelfdodingen te bewerkstelligen.

6.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

6.1.
De standpunten
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle aan haar ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 01/267877-21 bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare hulp bij zelfdoding. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw verzocht verdachte vrij te spreken, nu niet kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet in vereniging, middel x of een gebruiksaanwijzing aan [naam 1] heeft verstrekt. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat de doodsoorzaak van [naam 2] niet kan worden vastgesteld. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte middel x en/of een gebruiksaanwijzing aan [naam 2] heeft verstrekt.
Met betrekking tot feit 3 van parketnummer 01/267877-21 is de raadsvrouw van mening dat niet kan worden bewezen dat verdachte middelen te koop heeft aangeboden en in voorraad heeft gehad. Verder kan niet worden bewezen dat verdachte na het stopgesprek op 11 november 2020 nog in het bezit is geweest van geneesmiddelen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 05/238335-22 bepleit dat vrijspraak moet volgen. Uit het dossier blijkt niet dat er sprake was van een criminele organisatie, noch dat verdachte daaraan heeft deelgenomen.
6.2.
Beoordeling door de rechtbank
6.2.1.
Vrijspraak voor parketnummer 01/267877-21, feit 2
Op 12 mei 2020 is [naam 2] overleden. Het vermoeden bestond dat hij met middel x zelf een einde aan zijn leven had gemaakt.
[benadeelde 1] , de echtgenote van [naam 2] , verklaarde over de wijze waarop [naam 2] middel x zou hebben verkregen. [benadeelde 1] verklaarde dat [naam 2] het middel haalde in [woonplaats 1] . Hiervoor had hij een consult afgesproken met een vrouw met wie hij in contact was gekomen via de website van de verdachte. Hij had in het consult zijn verhaal verteld. Na het consult had de vrouw hem op een potje gewezen en daarbij gezegd: “Daar staat het". Hierna zou [naam 2] het potje met middel x hebben meegenomen.
Dat verdachte en [naam 2] met elkaar hebben gesproken bij verdachte thuis in [woonplaats 1] , vermoedelijk op 25 april 2020, kan worden afgeleid uit verschillende e-mailberichten tussen hen.
De vraag is of verdachte, tijdens of na het gesprek of op een ander moment, aan [naam 2] middel x en/of een gebruiksaanwijzing voor het gebruik van middel x heeft verstrekt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij het antwoord niet weet op de vraag of zij middel x heeft verstrekt aan [naam 2] .
De rechtbank overweegt dat er geen direct bewijs voorhanden is dat verdachte middel x en/of een gebruiksaanwijzing aan [naam 2] heeft verstrekt. Dat dit zou zijn gebeurd zou enkel kunnen volgen uit de verklaring van [benadeelde 1] , die dat weer heeft gehoord van [naam 2] zelf. Naar het oordeel van de rechtbank is deze de auditu-verklaring onvoldoende om te dienen als wettig en overtuigend bewijs dat verdachte middel x of een gebruiksaanwijzing voor het gebruik van dat middel heeft verstrekt aan [naam 2] . Dat er een afspraak heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [naam 2] en verdachte, zoals zij zelf in raadkamer van 27 oktober 2021 heeft verklaard, middel x aan andere personen heeft verstrekt, vormt daarvoor onvoldoende steunbewijs. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte vanuit haar werk vaker en al langere tijd (al voor het beschikbaar komen van middel x) gesprekken voerde met mensen over levenseindevraagstukken.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde onder feit 2 van parketnummer 01/267877-21.
6.2.2.
Bewezenverklaring
6.2.2.1 Parketnummer 01/267877-21, feit 1 [10]
Op 15 november 2018 werd [naam 1] in haar woning aangetroffen. Zij bleek overleden te zijn. [naam 1] werd in haar bed aangetroffen. Op haar kussen lag een 'niet reanimeren' verklaring en een brief gericht aan de huisarts. Op het nachtkastje stonden enkele glazen en een leeg potje met de vermelding ‘middel x’. Aan een bureaulamp naast het bed was een zogenaamde selfiestick met daarop een iPhone vastgemaakt. Achterop de iPhone zat een sticker met daarop het verzoek de iPhone te sturen naar de Coöperatie Laatste Wil (hierna: CLW) ter attentie van [medeverdachte 2] te [plaats 1] .
In de woning werd een afscheidsbrief aangetroffen die aan de huisarts van [naam 1] was gericht. De brief was ondertekend door [naam 1] . [naam 1] schreef in de brief dat ze middel x had ingenomen met zelfeuthanasie als doel. [11] Het schouwverslag concludeert dat sprake is van een niet natuurlijk overlijden na inname van een chemische stof (middel x). [12]
Op 4 juni 2018 om 08:43 uur heeft [naam 1] 20 euro overgemaakt naar de bankrekening
van [naam 3] met de omschrijving “dank je wel”.
Uit de mailwisseling tussen verdachte en [naam 3] blijkt dat de dag vóór de betaling, dat wil zeggen op 3 juni 2018, e-mails zijn verstuurd door verdachte aan [naam 3] . Op 3 juni 2018 om 11:29 uur mailde verdachte:
‘(…) Heb jij al een betaling ontvangen van [e-mailadres 1] ( [naam 1] ) ? Die is hier afgelopen vrijdag geweest. Ze had het niet helemaal begrepen.
Groetjes, [verdachte] ’
Op 3 juni 2018 om 11:51 uur mailde verdachte aan [naam 3] :
‘(…) Ja, ze had de mail wel ontvangen, maar wist er geen raad mee. Ik heb erg op haar in moeten praten om te betalen en een mail met haar adres te sturen. Dus ik wil het even blijven volgen (…)’ [13]
Verdachte heeft verklaard dat zij [naam 1] een aantal keer heeft ontmoet. [naam 1] wilde een einde aan haar leven maken en zocht steun; iemand met wie ze erover kon praten. Ze gaf in haar laatste weken aan dat ze het op 14 of 15 november 2018 wilde gaan doen. Verdachte stelde voor om nog één keer met [naam 1] uit eten te gaan. Dat hebben ze gedaan op 13 november 2018. Verdachte had [naam 1] geadviseerd dat ze van de beëindiging (de rechtbank begrijpt: levensbeëindiging) een opname kon maken om uit te sluiten dat nabestaanden behulpzaam zijn geweest. Zij had nog een oude iPhone liggen die ze aan [naam 1] heeft gegeven. Zij heeft [naam 1] verteld dat de telefoon naar de CLW kon worden gestuurd en dat de telefoon dan weer bij verdachte zou komen. Verdachte heeft [medeverdachte 2] van de CLW gevraagd of zij het goed vond dat de telefoon naar haar zou worden opgestuurd. [14]
Verdachte heeft verder verklaard dat zij op enig moment pakketjes heeft gegeven aan mensen. Zij wist niet hoeveel pakketjes dat waren. Middel x en domperidon waren aan elkaar gekoppeld. [15]
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [naam 3] middel x heeft verstrekt aan [naam 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [naam 3] een pakketje met middel x en domperidon heeft geleverd aan [naam 1] , waarna zij met deze middelen een einde aan haar leven heeft gemaakt. Verdachte had contact met [naam 3] over de betaling van [naam 1] en praatte op [naam 1] in, zodat zij aan [naam 3] zou betalen en haar adres zou doorgeven. Verdachte zorgde er daarmee voor dat [naam 3] het middel x en de domperidon ook daadwerkelijk leverde aan [naam 1] . Verdachte was op de hoogte van de zeer concrete doodswens van [naam 1] en leende een iPhone aan haar uit om een opname van de zelfdoding te maken. Aldus komt de rechtbank tot de slotsom dat zij medepleger van [naam 3] is geweest.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder feit 1 van parketnummer 01/267877-21.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met [naam 3] aan [naam 1] andere middelen dan middel x en domperidon en een gebruiksaanwijzing heeft verstrekt. De rechtbank zal verdachte daarom van die onderdelen van het tenlastegelegde vrijspreken.
6.2.2.2
Parketnummer 01/267877-21, feit 3
Verdachte heeft verklaard dat zij op enig moment pakketjes heeft gegeven aan mensen. Zij wist niet hoeveel pakketjes dat waren. Het waren er in ieder geval niet meer dan 100, maar het zouden er wel meer dan 50 kunnen zijn. Middel x en domperidon waren aan elkaar gekoppeld. Verdachte verklaarde dat zij niet besefte dat zij domperidon niet in huis mocht hebben. Na het stopgesprek had verdachte alles verwijderd uit haar huis (de rechtbank begrijpt: pakketjes middel x en domperidon). Na het stopgesprek heeft verdachte misschien nog een enkel pakketje gegeven aan iemand. Verdachte had nog een paar porties van [naam 3] gekregen nadat ze alle middelen uit haar huis had verwijderd. [16] Verdachte leverde ook in gespreksgroepen. Ze had naast [naam 3] geen andere personen bij wie ze middelen inkocht. [17]
Naar aanleiding van het overlijden van [naam 2] heeft [verbalisant 1] op
11 november 2020 een (door hem zo genoemd) stopgesprek gevoerd met verdachte. [18]
Op 20 juli 2021 is de woning van [naam 3] doorzocht. Daarbij zijn meerdere verpakkingen domperidontabletten aangetroffen. [19] Die verpakkingen zijn beoordeeld door de Inspectie Gezondheidszorg. De verpakkingen bevatten volgens die beoordeling verschillende soorten middelen van telkens 10 mg domperidon per tablet. De producten voldoen aan het begrip geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet en kunnen daarmee als geneesmiddel worden geclassificeerd. [20] Door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd is een beoordelingsbevoegdheid gedaan ten aanzien van verdachte. Hieruit volgt dat verdachte niet over enige bevoegdheid beschikt tot het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten met een geneesmiddel en/of werkzame stof als bedoeld in de Geneesmiddelenwet en/of met een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet. [21]
Op basis van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zowel voor als na het stopgesprek op 11 november 2020 meerdere pakketjes bestaande uit de combinatie van middel x en domperidon in tabletten van 10 mg heeft afgeleverd aan anderen. Een tablet Domperidon 10 mg is een geneesmiddel. Verdachte had geen vergunning om geneesmiddelen af te leveren. Dat verdachte ook na het stopgesprek op 11 november 2020 pakketjes heeft geleverd volgt uit haar eigen verklaring. Haar latere verklaring bij de politie op 26 januari 2022, inhoudende dat zij na het stopgesprek op 11 november 2020 geen domperidon meer heeft geleverd, maar alleen middel x, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte verklaart tijdens de raadkamerzitting op 27 oktober 2021 immers dat een
pakketjebestaat uit middel x en domperidon en dat zij na het stopgesprek nog enkele
pakketjesheeft geleverd.
De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 3 van parketnummer 01/267877-21 daarmee bewezen. Voor het overige onder feit 3 van 01/267877-21 tenlastegelegde spreekt de rechtbank verdachte vrij wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
6.2.2.3 Parketnummer 05/238335.22 [22]
Inleiding
Op 26 april 2013 werd de Coöperatie Laatste Wil (hierna: CLW) opgericht. [23]
De CLW bood de gelegenheid aan haar leden om contact met elkaar te zoeken in zogenaamde huiskamergesprekken. In de huiskamergesprekken konden leden met gelijkgestemden praten over door hen gekozen onderwerpen. De huiskamergesprekken werden georganiseerd door leden die hun huis ter beschikking stelden, de zogeheten huiskamergespreksleiders. [24]
In juni 2017 kwam uit de ledenorganisatie (de rechtbank begrijpt: de CLW) het bericht dat er een legaal laatstewilmiddel was gevonden. Het bestuur van de CLW was hier ook sinds juni 2017 van op de hoogte. In september 2017 bracht het bestuur van de CLW in een uitzending van Nieuwsuur naar buiten dat zij een laatstewilmiddel hadden ontdekt. Het middel werd aangeduid als ‘middel x’. Na de aankondiging van middel x in Nieuwsuur door de CLW, was sprake van een grote stijging van het aantal leden van de CLW. [25]
Middel x kon alleen in grote hoeveelheden worden ingekocht. [26] Het bestuur van de CLW vond het niet wenselijk dat leden van de CLW afzonderlijk over een grote hoeveelheid van het middel zouden beschikken. [27] In het laatste kwartaal van 2017 ontstond het idee om inkoopgroepen te starten om middel x in te kopen, omkleed met veiligheidsmaatregelen, zodat ieder lid de benodigde (de rechtbank begrijpt: dodelijke) hoeveelheid van het middel kon verkrijgen. [28]
Per brief van 21 maart 2018 heeft het Openbaar Ministerie de CLW verzocht het initiatief rondom de inkoopgroepen te staken. [29] Dat heeft de CLW vervolgens gedaan. [30]
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal aan het eind van deze paragraaf concluderen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een organisatie die tot doel had hulp te bieden bij zelfdoding door het verstrekken van middel x. Alvorens die conclusie te bespreken, zal de rechtbank eerst de bewijsmiddelen vermelden op basis waarvan de rechtbank tot die conclusie is gekomen. Tussendoor zal de rechtbank enkele tussenconclusies trekken. Daarna zal de rechtbank de verschillende onderdelen van de tenlastelegging bespreken.
De bewijsmiddelen
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 april 2018 om 17:24 uur mailde een persoon die zich [naam 3] noemde vanaf het e-mailadres [e-mailadres 2] :
Hoi [verdachte] , wat aardig dat je dit op jouw website hebt geplaatst. Ik vind het prima zo.
Met betrekking tot het veilig bewaren van [middel x] raad ik aan het bestand te lezen dat ik heb toegevoegd aan deze mail. In het kort; bewaar het in een kluis of een luchtdichte container op een koele plaats buiten direct zonlicht. (…) Ik ben nog aan het experimenteren met een pil vorm van [middel x], dit zou het nemen van [middel x] veiliger maken voor bij wanneer er andere aanwezig zijn bij de euthanasie. Het is altijd belangrijk hoe je alles achterlaat, zo dat de mens die jouw lichaam zult vinden, niet per ongeluk zelf vergiftigd raakt door in aanraking te komen met [middel x] (…).
Groeten, [naam 3] [31]
Het e-mailadres [e-mailadres 2] was in gebruik bij [naam 3] . [32]
Op 27 april 2018 om 08:26 uur mailde verdachte vanaf het e-mailadres [e-mailadres 3] :
Hoi [naam 3] ,
Je hebt net de pil van Drion gemaakt. Revolutionair. (…)
Je zou het bijna wereldkundig maken, maar dat zullen we maar niet doen.
Verkoop je deze ook? Wat gaan ze kosten, potje of zakje met twee pillen?
Ik ben wel geïnteresseerd. Gemakkelijker te bewaren en in te nemen
Heb je enig idee hoe lang het dan duurt voordat het gaat werken? Hoe lang kun je ze bewaren?
Groetjes,
[verdachte] [33]
Op 27 april 2018 om 15:02 uur mailde verdachte vanaf het e-mailadres [e-mailadres 3] :
Hoi [naam 3] ,
Wat lief van je om de capsules te sturen.
(…)
Ik kan aan de toxicoloog van de CLW vragen wat de afbreektijd is van en capsule.
Hij staat open voor vragen op dit gebied en informatie verschaffen is nog steeds niet strafbaar.
Opbergen, koel en donker. In de koelkast?
Ik zou wel voorzichtig zijn met delen en aanbieden, zeker nu je het tot pil verwerkt hebt lijkt het mij een andere status te krijgen (juridisch gezien dan). Ik ben geen jurist, maar het voelt zo aan
Groetjes,
[verdachte] [34]
Op 27 april 2018 om 15:14 uur stuurde verdachte de volgende e-mail naar het e-mailadres [e-mailadres 4] van de Coöperatie Laatste Wil:
Hoi CLW,
Ik ken iemand die het/een middel in een capsule kan doen en het zo veiliger is om in te nemen
(en om te bewaren).
Kan iemand van onze groep, mogelijk ‘onze’ toxicoloog, aangeven hoe lang een capsule nodig heeft om af te breken.
De stof waar ik over spreek heeft de chemische samenstelling (…) en zit dus in een capsule. (dit kan een ‘drionpil’ genoemd worden)
Hoelang duurt het dan in deze vorm voordat de dood intreedt?
(…)
Groetjes,
[verdachte] [35]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bovenstaande e-mails vast dat verdachte en [naam 3] in ieder geval vanaf 24 april 2018 contact hadden over middel x. Verdachte had kennelijk iets op haar website geplaatst en [naam 3] bedankte haar daarvoor. Uit de e-mails van 27 april 2018 blijkt dat verdachte zich er bewust van was dat [naam 3] voorzichtig om diende te gaan met het delen en aanbieden van middel x, zeker nu [naam 3] het middel tot pil had verwerkt. Dit kon volgens verdachte immers leiden tot een andere juridische status. Verdachte zocht vervolgens contact met de CLW om voor [naam 3] nadere informatie in te winnen over onder andere de afbreektijd van het middel.
Op 26 mei 2018 om 19:08 uur e-mailde [naam 3] vanaf het e-mailadres [e-mailadres 2] naar verdachte:
Hoi [verdachte] .
Het was echt heel leuk om je te hebben gezien. Ik wou jouw [sic] nog vertellen dat als ik de
[middel x-]pillen verkoopt [sic] jij ook een deel van de winst verdiend [sic]. Ik weet nog niet welke prijs een goede prijs is maar je mag er zeer zeker een deel van hebben. Wat jij eerlijk vind [sic]. Je doet namelijk ook je best met het digitaliseren em [sic] schrijven van instructies etcetera
Groetjes, [naam 3] [36]
Op 26 mei 2018 om 19:53 uur reageerde verdachte op de voorgaande e-mail:
Hoi [naam 3] ,
Geld vind ik in deze niet zo belangrijk en bij mij leeft er ook een passie om dit voor elkaar te krijgen. Laten we ons focussen op de afhandeling. En kijken hoe we het zo veilig mogelijk gaan doen. Morgen ga ik met die adressen aan de slag. (…)
Groetjes,
[verdachte] [37]
Op 18 juni 2018 om 08:47 uur stuurde verdachte vanaf het e-mailadres [e-mailadres 5] aan [naam 3] :
Hoi [naam 3] , ben niet gaan sporten en ben begonnen met de mail en de richtlijn.
Kijk ernaar, vul aan, verbeter.
Zie het wel retour als je er tijd voor hebt gehad.
Kun jij nog een aparte richtlijn maken voor[de rechtbank begrijpt: een laatstewilmiddel, niet zijnde middel x]
?
Fijne dag
Met vriendelijke groet,
[verdachte] [38]
Bij de bovenstaande e-mail van 18 juni 2018 zijn bijlagen gevoegd, waaronder de bijlage ‘Middel mail 2.docx’ en de ‘richtlijn [middel x].docx’.
De bijlage ‘Middel mail 2.docx’ betreft een brief die begint met: “
ik heb jullie e-mailadressen ontvangen met de vraag een middel te leveren”.In de brief wordt onder andere uitgelegd wat geleverd kan worden, te weten middel x en een ander laatstewilmiddel. Aan de lezer wordt gevraagd aan te geven welk middel diegene wil en een uitleg gegeven bij de middelen. De brief eindigt met:
“Dit gaat overigens geheel buiten de CLW om!” Achter de brief zit een bijlage met een gebruiksinstructie voor middel x [39] . Ook de bijlage ‘richtlijn [middel x].docx’ betreft een brief die begint met
“ik heb jullie e-mailadressen ontvangen met de vraag een middel te leveren”en eindigt met:
“Dit gaat overigens geheel buiten de CLW om!”Deze brief is qua inhoud grotendeels gelijk aan de brief in de bijlage ‘Middel mail 2’. In de bijlage ‘richtlijn [middel x].docx’ is een opmerking te zien met als auteur: [initialen verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte), met daarin de vraag ‘
Wat versnelt de werking?’. [40]
Tussenconclusie van de rechtbank
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat tussen verdachte en [naam 3] in juni 2018 een samenwerking was ontstaan. Er werd door [naam 3] gesproken over het delen van winst met verdachte, hetgeen logisch verklaarbaar is gezien het feit dat verdachte een bijdrage leverde door het digitaliseren en het schrijven van stukken die zagen op het leveren van middel x. Overigens reageerde verdachte daarop met de opmerking dat zij geld minder belangrijk vindt. Zij gaf aan samen te willen focussen op de afhandeling en kijken hoe ze het zo veilig mogelijk konden doen. Uit de opmerking van verdachte in haar e-mail van 18 juni 2018, dat ze aan de mail en de richtlijn was begonnen en schreef ‘
Kijk ernaar, vul aan, verbeter’ leidt de rechtbank af dat verdachte en [naam 3] samenwerkten aan een brief aan potentiële afnemers van ‘middel x’ en een ander laatstewilmiddel.
Op 5 oktober 2018 om 12:37 uur mailde verdachte naar [medeverdachte 6] het volgende:
Hoi [medeverdachte 6] ,
Ik heb de 30ste oktober geblokkeerd in mijn agenda voor onze afspraak en dan kijken we later wel hoe, waar en hoe laat.
Het is nog steeds mogelijk om via mij te bestellen.
Ik hoef daar geen geld voor, de dankbaarheid die ik ondervind is al meer dan genoeg.
Maar jij zou het ook zelf kunnen doen, dan geef ik door dat jij een veilige route bent
Groetjes,
[verdachte] [41]
Nadat [medeverdachte 6] dezelfde dag terugmailde dat hij dat een ‘prachtig voorstel’ vond [42] , mailde verdachte naar [medeverdachte 6] op 5 oktober 2018 om 16:05 uur, waarbij [naam 3] in de cc stond opgenomen. In de e-mail schreef verdachte het volgende:
Hoi [medeverdachte 6] en [naam 3] ,
Ik stuur deze mail gelijk door naar [naam 3] , dan weet hij dat jij ook kunt bestellen.
Het enige wat je hoeft te doen is emailadressen naar [e-mailadres 2] te sturen en dan wordt een en ander in werking gezet.
Verder hoef jij niets te doen.
[naam 3] , [medeverdachte 6] is een veilige route voor jouw producten.
Groetjes,
[verdachte] [43]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit de bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 6] op
5 oktober 2018 door verdachte werd geïntroduceerd bij [naam 3] . Verdachte zei tegen [naam 3] dat [medeverdachte 6] een veilige route voor zijn producten is. Op basis van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 6] omstreeks 5 oktober 2018 onderdeel is geworden van het samenwerkingsverband dat op dat moment al bestond tussen verdachte en [naam 3] . Verdachte, [naam 3] en [medeverdachte 6] werkten daarbij samen om (onder andere) middel x te leveren aan anderen.
Op 6 november 2018 om 22:00 uur mailde [naam 6] naar verdachte het volgende:
Hallo [verdachte] ,
Wij zijn deze week gestart met een ‘huiskamerbijeenkomstgroep’.
(…) Het is een groep met verschillende achtergronden, redenen en vragen maar de grootste gemene deler is: waar en hoe kunnen wij het middel verkrijgen.
Ik heb aangegeven dat ik het weet maar niet zomaar gegevens daarover kan verstrekken.
Mijn vraag aan jou is; kun jij mij advies/tips geven hoe ik hen kan adviseren zodat zij zelf de weg kunnen vinden.
Ik had gehoopt dat er iemand anders was die dat ook heeft, ook al verder is in dat proces en die een ‘partner in crime’ zou kunnen zijn.(…) [44]
Op 7 november 2018 om 08:05 uur mailde verdachte naar [naam 6] , waarbij [naam 3] in de cc was opgenomen. Verdachte schreef het volgende:
Hoi [naam 6] ,
Goed bezig zeg. Zo kom je steeds dichter bij wat je écht wil.
Ik begeleid nu ook iemand via mail met vragen in die laatste fase. Zij wil geen persoonlijk contact, maar had wel een aantal vragen.
Ik ga [naam 3] vertellen dat hij van jou e-mailadressen kan ontvangen, dan kun jij het zelf regelen. Je vraagt de e-mailadressen en zegt dat je het door zal geven, maar dat je het dan verder loslaat.
Is dat oké voor jou?
Zodra zij het middel hebben zal je merken: dat de gesprekken anders gaan worden.
Ik stuur deze mail cc ook aan [naam 3] , dan is hij op de hoogte.
Groetjes,
[verdachte] [45]
Tussenconclusie van de rechtbank
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte vragen van deelnemers van een huiskamergroep beantwoordde over het verkrijgen van, naar de rechtbank begrijpt, middel x of een ander laatstewilmiddel. Verdachte bracht die deelnemer en [naam 3] bovendien met elkaar in contact, met als doel, zo leidt de rechtbank af uit de e-mailwisseling, dat [naam 3] de laatstewilmiddelen zou kunnen leveren aan de deelnemers van de huiskamergroep.
In de Microsoft Notebook, in het dossier tevens aangeduid als de Microsoft Surface (Laptop), met SVO-nummer [SVO-nummer] /beslagcode [beslagcode] , die in beslag is genomen onder [medeverdachte 1] , zijn chatgesprekken tussen verdachte en een persoon aangeduid als ‘local user’ aangetroffen met daarin verschillende berichten. [46] [medeverdachte 1] was de ‘local user’ in de berichten die op deze computer zijn aangetroffen. [47]
In de periode van 16 november 2018 tot en met 18 november 2018 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen verdachte ( [telefoonnummer] ) en ‘local user’ ( [medeverdachte 1] ):
[telefoonnummer] (verdachte) op 16 november 2018 om 13:45:00 uur
Gesprek met politie gehad
[telefoonnummer] (verdachte) op 16 november 2018 om 21:36:35 uur
Dochter gesproken, patholoog had gezegd dat ze rustig gestorven was. Verder heel gesprek, maar daar zal ik je later wel wat over vertellen. Als je daar meer over wilt weten.
Local User op 16 november 2018 om 23:03:32
Graag! (…)
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 november 2018 om 21:43:19 uur
Morgenmiddag even bellen?
(…)
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 november 2018 om 23:15:48 uur
Volgens agent was er helemaal geen opname geweest.
Local User op 18 november 2018 om 23:16:21
Geloof je dat? Jullie hadden zelfs een proef gedaan …
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 november 2018 om 23:16:50 uur
Er waren wel twee korte filmpjes die al gedelete [sic] waren en die gad [sic] de politie wel baar [sic] bovengekregen
(…)
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 november 2018 om 23:17:55 uur
Zullen we morgen even bellen. Het verhaal van de dochter was ook bijzonder.
Local User op 18 november 2018 om 23:18:21 uur
Prima [verdachte] ! [48]
Op 4 januari 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen verdachte ( [telefoonnummer] ) en [medeverdachte 1] :
[telefoonnummer] (verdachte) op 4 januari 2019 om 11:10:01 uur
Kreeg net telefoontje van politie dat ik de IPhone toch terug krijg.
Local user op 4 januari 2019 om 11:18:16 uur
Ik denk dat het de moeite loont om hem door een deskundige te laten onderzoeken op
aanwezigheid van materiaal, zowel geheugen, de opnames, als eventueel volgmateriaal van de
recherche. Rekening is voor ons. Groeten, [medeverdachte 1] [49]
Verdachte heeft verklaard dat de telefoon die wordt genoemd in het bovenstaande WhatsAppgesprek de telefoon is, die is aangetroffen bij de overleden [naam 1] . [50] Verdachte had [naam 1] geadviseerd dat ze van de beëindiging (de rechtbank begrijpt: levensbeëindiging) een opname kon maken om uit te sluiten dat nabestaanden behulpzaam zijn geweest. Zij had nog een oude iPhone liggen die ze aan [naam 1] had gegeven. Zij heeft [naam 1] verteld dat de telefoon naar de CLW kon worden gestuurd en dat de telefoon dan weer bij verdachte zou komen. Verdachte heeft [medeverdachte 2] van de CLW gevraagd of zij het goed vond dat de telefoon naar haar zou worden opgestuurd. [51]
Op 5 en 6 januari 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] :
[telefoonnummer] (verdachte) op 5 januari 2019 om 15:42:44 uur
Weer een geslaagde casus, binnen 20 minuten. Meer details hoor ik morgenavond.
Local User op 5 januari 2019 om 18:42:25 uur
Top. Ik hoor het graag. Groeten, [medeverdachte 1] (…)
[telefoonnummer] (verdachte) op 5 januari 2019 om 20:07:46 uur
Deze wel
Anoniem, vrouw tussen 80-90
Local User op 6 januari 2019 om 01:08:53 uur
Hoorde je het achteraf?
[telefoonnummer] (verdachte) op 6 januari 2019 om 09:52:36 uur
Een 'collega' CLW belde mij voor wat laatste adviezen, dus ik wist dat het zou gaan gebeuren.
Echtgenoot ook 80/90 zo [sic] erbij zijn. Film was niet mogelijk. Wel besproken.
Echtgenoot is ook meegenomen met politie, maar vrij snel weer thuis. [52]
Tussenconclusie van de rechtbank
Uit bovenstaande bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte met [medeverdachte 1] contact had over, onder andere, [naam 1] . Verdachte had [naam 1] een telefoon geleend, waarmee ze haar zelfdoding kon filmen. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] in ieder geval vanaf 16 november 2018 ervan op de hoogte was dat verdachte betrokken was bij enkele zelfdodingen – verdachte schrijft immers ‘weer’ een geslaagde casus – waaronder de zelfdoding van [naam 1] . Hij was er ook van op de hoogte dat verdachte betrokkenheid had bij de telefoon die bij [naam 1] is aangetroffen. [medeverdachte 1] zei immers: '
Jullie hadden zelfs een proef gedaan ...‘.
Op 23 januari 2019 om 14:19 uur mailde verdachte aan [naam 3] :
Werk aan de winkel!
Oogst van gisterenavond.
Groetjes,
[verdachte]
Het onderwerp van deze e-mail was ‘
FWD: 19 Emailadressen voor [naam 3] 23jan2019’. Verdachte stuurde in deze e-mail een e-mail door afkomstig van het e-mailadres ‘
[e-mailadres 6]’ met daarin 19 e-mailadressen. [53]
Tussenconclusie van de rechtbank
Uit bovenstaande e-mail blijkt dat er in januari 2019 door verdachte e-mailadressen werden doorgegeven aan [naam 3] .
Op 13 februari 2019 mailde verdachte aan [medeverdachte 6] het volgende bericht:
"Beste [medeverdachte 6] ,
We hebben jullie hulp nodig.
Afgelopen jaar hebben veel van jullie de mogelijkheid gekregen om het middel X of Y in uw bezit te krijgen. Dit is dan door [naam 3] geleverd.
[naam 3] is eind vorig jaar in meerdere opzichten juridisch in de problemen gekomen en samen met [naam 4] , die als jurist oa meedraaide in de werkgroepen voor de CLW, hebben we dat onheil
vooralsnog afdoende weten af te wenden. Maar [naam 3] moet ook een operatie ondergaan die
plaatsvindt in een gespecialiseerde kliniek in België maar die niet vergoed wordt door zijn
ziektekostenverzekering. (…)
[naam 3] wordt nu uit de wind gehouden en [naam 4] heeft de levering gedeeltelijk overgenomen.
Heb je nog iemand die het middel ook wil hebben, dan kunt u [naam 4] hiervoor benaderen.
Voor het tweede probleem, geld om zijn operatie te bekostigen, vraagt [naam 4] per portie € 100 die in zijn geheel voor de operatie beschikbaar komt.
Het is ontroerend hoe graag men dat voor dat doel betaal‘:
'Als iemand ons helpt, helpen wij hem ook.'
(…)
Alvast bedankt voor uw overweging.
Hartelijke groet,
[naam 4] en [verdachte] ” [54]
Tussenconclusie van de rechtbank
Op basis van bovenstaande e-mail stelt de rechtbank vast dat [naam 3] aan het einde van 2018 in juridische problemen was gekomen en daarnaast een operatie nodig had die niet vergoed werd door zijn zorgverzekering. In de e-mail werd aangegeven dat [naam 4] de levering gedeeltelijk over zou nemen van [naam 3] . De prijs van het middel ging daarbij omhoog voor een crowdfundingactie voor de operatie van [naam 3] . De e-mail werd ondertekend door [naam 4] en verdachte. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat in ieder geval vanaf begin 2019 [naam 4] zich bij het bestaande samenwerkingsverband heeft gevoegd, waarbij in afwezigheid van [naam 3] de leveringen van het middel (gedeeltelijk) werden overgenomen door [naam 4] .
Op 28 februari 2019 om 19:38 uur mailde [naam 4] ( [e-mailadres 7] ) het volgende:
Beste makers ( [naam 5] en [naam 3] ), begeleiders HKG'en ( [verdachte] en [medeverdachte 6] ), en leveranciers ( [naam 4] , [medeverdachte 6] en [verdachte] ) van het middel,
Inmiddels schiet ik als een komeet door het streefbedrag ad € 9000 voor de crowdfunding ten behoeve van [naam 3] heen. Op 11 maart zal ik met de 17 porties die dan in Valkenswaard worden geleverd na aftrek van de productiekosten van [naam 3] ad € 750 minstens € 9500 binnen hebben. Ik moet dus naar beneden met de prijs. Moment van bezinning hoe nu verder te gaan. Want ik heb nu al in de pijplijn voor ná de 11-e maart weer minstens 50 stuks bestellingen zitten, voornamelijk aan dan gereed zijnde huiskamergroepen waarvan ik van [medeverdachte 3] de
contactpersonen/voorzitters/gastheren of -vrouwen heb doorgekregen. Ik heb inmiddels met [medeverdachte 3] zaterdag een afspraak in [woonplaats 3] om bij te praten, af te stemmen, te beheersen en de scheiding met de CLW goed georganiseerd te houden. ik denk dat het zinvol is over een aantal punten eens eenmalig (we mogen geen informele organisatie worden, want dan pakt mr. Otten ons in de kraag), hopelijk vinden jullie dat ook.
Punten van overleg zouden kunnen zijn:
- de kostprijs
- reiskosten
- wel of geen blauwsel?
- wel of geen hoofdpijnstillers?
- budget opbouwen voor rechtshulp indien plots nodig?
- samenspel met huiskamergroepen van de CLW
- samenspel met de 5 interviewers van de CLW
- keuze van middel X en/of Y
- makers en of leveranciers voor verschillende delen van het van Nederland zoeken c.q. organiseren?
- leveren aan de mensen die in de eerste 2 inkoopgroepen tegen een teleurstelling aanliepen
- en nog andere punten?
Ik heb een aantal dagdelen bij [verdachte] verzameld dat in elk geval wij beiden kunnen en bij haar thuis in het centraal gelegen [woonplaats 1] welkom zijn(…)
Als jullie dit zinvol vinden, kunnen jullie dan aangeven welke dagdelen van deze serie jullie kunnen? (…) Ik lees graag via de knop "allen beantwoorden", groet van [naam 4] . [55]
Op 1 maart 2019 stuurde [naam 4] naar [medeverdachte 6] , [naam 5] , [naam 3] en verdachte de volgende e-mail:
Beste mensen,
het is gelukt één dagdeel te vinden dat allen kunnen en komen;vrijdagavond 8 maart om 19.30 uurin de werkruimte van [verdachte] ,[adres 1] in [woonplaats 1](…).
(…)
Zoals al geschreven kom ik morgen op de koffie (letterlijk) bij de coördinator van de coördinatoren van de HKG'en [medeverdachte 3] . Dit om de voorzichtige relatie te onderhouden tussen de wereld van de CLW en de wereld van mensen zoals wij. Want op woensdag 6 maart vind [sic] de vergadering van de coördinatoren van de HKG’en van de CLW plaats, Ik stuur hem de “notitie" met gesprekspunten die ik gisteren rondstuurde.
Met groet!
[naam 4] [56]
In de inbeslaggenomen telefoon van [medeverdachte 6] werd een foto aangetroffen. De foto is gemaakt op 8 maart 2019 om 19:22 uur. Volgens de locatiegegevens van de foto was de telefoon van [medeverdachte 6] op het adres [adres 1] te [woonplaats 1] . Dit is het woonadres van verdachte. Op de foto is een document te zien met de volgende tekst:
Bespreekpunten 8 maart 2019
1.
Opbouw prijs voor afnemer
Kosten bijvoorbeeld per portie € 25 plus reiskostenvergoeding? Nog een opslag voor mogelijke rechtshulp na arrestatie? Lage prijs heeft het gemak van incasso cash (punt 2)
2. Wijze van betalen, aan leveraar en producent
Contant of op rekening?
3a. Middel X of ook Y leveren?
3b. Met blauwsel?
3c. Hoe verwijderen als niet gebruikt?
4. Wijze van uitleveren bij huiskamergroep (HKG)
Let op: zoveel mogelijk een non-relatie met de CLW vanwege status criminele organisatie.
Bijvoorbeeld: leveringsmogelijkheid pas bekend maken in begin tweede HKG en leveren na beëindiging tweede HKG op neutraal advies van een deelnemer? De coördinator zelf krijgt van het coördinatieteam wel vóór de eerste HKG te horen dat er geleverd kan gaan worden en hoe at gaat.
5. Decentrale uitlevering in Nederland?
Zoeken naar uitleveraars in die gedeelten van het land waar nog geen uitleveraar is? Nu zijn er bij mijn weten wel voor Brabant incl. Zuid Gelderland (Zaltbommel), Zuid-Holland (Nootdorp), Noord-Holland (Amsterdam)en [sic] Utrecht ( Loosdrecht en Amersfoort) leveraars die in dat deel van het land wonen.
6. Vermijding status criminele organisatie van ons
a. Niet te duurzaam (1) en gestructureerd (2) samenwerken. Bijvoorbeeld ad 1: niet te vaak samenkomen. En ad 2: niet één fonds voor rechtshulp opbouwen als we dat al nodig achten, verschillen in toelichtingen voor het gebruik en in pilvorm, e.d.
b. Lidmaatschap van de CLW opzeggen?
7. Rechtshulp na arrestatie?
Financiering door opgebouwde opslag op de prijs? Of zullen mensen die gekregen hebben wel massaal willen crowdfunden als iemand van ons in de kraag gevat wordt? Rechtshulp door een van de gebroeders [naam 15] ?
8. Wat verder ter tafel komt. [57]
Op 15 maart 2019 stuurde [naam 4] via een e-mail naar [medeverdachte 6] , verdachte, [medeverdachte 3] , [naam 5] , [naam 3] (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ), [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] een document met de volgende inhoud:
I.v.m. de verlaging van risico op betrapping strafbaar handelen dit document niet verder verspreiden.
Afspraken met coördinatieteam huiskamergroepen (HKG) over de aansluiting HKG'en en
levering van het middel, d.d. 15 maart 2019.
Procedure.
In de convocatie voor een HKG wordt geen melding gemaakt dat er wellicht uitgeleverd kan gaan worden. Ook in de eerste bijeenkomst van de HKG wordt daarvan geen melding gemaakt. Dat gebeurt pas aan het begin van het tweede gesprek. De coördinator weet dan ook i.v.m. de veiligheid wat beter met wat soort mensen hij/zij van doen heeft; als er een niet zo te vertrouwen persoon tussen zit kan afgezien worden van mededelingen omtrent levering.
Een lid van het coördinatieteam geeft aan de in het betreffende landsdeel ( hieronder opgesomd) betrokken leveraar het telefoonnummer van de coördinator zodat zij onderling over een gang van zaken omtrent de levering afspraken kunnen maken. De coördinator weet dan voor het tweede gesprek van de hoed en de rand omtrent de latere levering.
Voor dit tweede gesprek kunnen ook een van de 2 informanten [verdachte] en [medeverdachte 6] (de laatste alleen voor Brabant en Zuid Gelderland) voor voorlichting uitgenodigd worden. Tegen reëel berekende reiskosten.
In een derde fase vindt uitlevering plaats via een lid van HKG die het verder verspreid, of aan een groep bij één van de deelnemers van de tweede HKG thuis. De verkrijgers kennen niet de
achternaam en andere gegevens van de uitleveraar tenzij deze samenvalt met de voorlichter.
De kosten van een portie bedragen € 35, gebaseerd op productiekosten en gemiddelde reiskosten. Een portie bestaat uit 3 gram [middel x] in capsules, bewust in wat andere gedaantes en wel of niet met blauwsel, 3 anti braakpilletjes en een gebruiksaanwijzing. De betaling gaat contant.
Leden van het coördinatieteam.
[naam 7] , (…), [woonplaats 2] , (…)
[medeverdachte 3] , (…), [woonplaats 3] , (…)
[naam 8] , (…), [woonplaats 4] , (…)
[naam 9] , (…), [woonplaats 5] , (…)
[naam 10] , (…) of (…), [woonplaats 6] ,(…)
Uitleveraars
Voor Brabant en Zuid Gelderland (onder de Rijn): [medeverdachte 6] , (…), [woonplaats 7] ,
(…) ( [medeverdachte 6] tevens informatie gever in zijn gebied)
Voor Zeeland, Zuid Holland en Noord Holland: [naam 4] , (…), [woonplaats 8] ,
(…) (Naar een uitleveraar in Noord Holland wordt door hem gezocht).
Voor Utrecht en Noord Gelderland: [verdachte] , (…), [woonplaats 1] ,
( [verdachte] is tevens informatiegever)
Voor Overijssel en provincies daarboven: [naam 5] , (…), [woonplaats 9] ,
(…) (gelet op de grootte van het gebied levert hij een groep via één persoon).
NB Een en ander is nog in een “je weg zoeken" fase, bijstellingen en misverstanden kunnen dan
natuurlijk optreden." [58]
Op 26 juli 2021 werd de woning van [medeverdachte 6] aan de [adres 2] in [woonplaats 10] doorzocht. [59] Tijdens de doorzoeking werden 6 potjes middel x, 132 Domperidonpillen (de rechtbank: een antibraakmiddel) in aangebroken strips, een wit bakje met diverse sealbags en een kaartje met de tekst ‘
Pas op! Ik heb Middel x ingenomen’ aangetroffen. Daarnaast werden 25 zakjes met vier Domperidon-pillen, één potje middel x met drie capsules en een losse witte capsule aangetroffen. Ten slotte werden er zes losse Domperidon-pillen, potjes met in totaal 63 capsules van 1 gram middel x (drie stuks per potje) en 27 enveloppen met een gebruiksaanwijzing of bijsluiter betreffende het gebruik van het middel, bijwerkingen en voorbereidingen/samenstel aangetroffen. [60]
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij middel x en Domperidon kocht van [naam 3] uit [woonplaats 11] . [medeverdachte 6] leverde eerst aan zijn eigen huiskamergroep, waar hij actief was als gespreksleider. Later werd hij gastspreker in huiskamergesprekken. Er werd een deelnemer gevraagd om contact op te nemen met [medeverdachte 6] om het middel voor de leden van de groep te krijgen. Het document van 15 maart 2019 ging over hoe zorgvuldig men kon zijn over de veiligheid. Met de veilige route bedoelde [medeverdachte 6] dat de aanvraag naar het middel via [medeverdachte 6] zelf liep. [medeverdachte 6] beoordeelde of de persoon betrouwbaar was voor het gebruik voor hemzelf. [medeverdachte 6] verklaarde dat de veilige route inhield dat “zij” probeerden te werken met mensen waar zij een goed gesprek mee hadden gehad. Het middel en de Domperidon waren aldus [medeverdachte 6] prachtig en heel professioneel verpakt. [61]
Tussenconclusie van de rechtbank
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Begin 2019 is er een samenwerking ontstaan voor de levering van middel x tussen, naar de rechtbank begrijpt, [naam 3] en [naam 5] als 'makers’ van middel x, [naam 4] , [medeverdachte 6] en verdachte als de leveranciers en de laatste twee tevens als begeleiders van huiskamergroepen (HKG’s). [naam 4] mailde op 28 februari 2019 dat hij het zinvol vond samen te komen om over een aantal punten te praten. Dat zijn onder andere de punten kostprijs, het leveren van aanvullende middelen, het samenspel met de huiskamergroepen en makers en/of leveranciers voor verschillende delen van Nederland zoeken en organiseren.
De bijeenkomst volgde op 8 maart 2019 op het woonadres van verdachte. Voor dit overleg waren [naam 4] , [medeverdachte 6] , [naam 5] , [naam 3] en verdachte uitgenodigd. [medeverdachte 6] is in ieder geval bij het overleg aanwezig geweest. Met zijn telefoon is, op het moment en op de plaats waar het overleg plaatsvond, een foto gemaakt van de bespreekpunten. Gelet op de betrokkenheid van verdachte, die kan worden afgeleid uit de e-mailwisselingen, de rol die haar daarin wordt toegedicht (leverancier middel x en begeleider huiskamergroepen) en de uitnodiging voor de bijeenkomst, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte ook bij het overleg bij haar thuis is aangesloten. Verder is het waarschijnlijk dat in ieder geval ook [naam 4] aansloot als initiatiefnemer en organisator van het overleg en degene die het document van 15 maart 2019 rondstuurde. De agendapunten van het overleg van 8 maart 2019 komen overeen met de punten die stonden genoemd in de e-mail van [naam 4] van 28 februari 2019 met als aanvulling onder andere punt ‘
6 Vermijding status criminele organisatie van ons’ en punt ‘
7 Rechtshulp na arrestatie?’.
Het document van 15 maart 2019 lijkt een uitwerking te zijn van het proces dat is gestart na de e-mail van [naam 4] op 28 februari 2019 en het daaropvolgende overleg op 8 maart 2019. Het document is enkele dagen na dat overleg verstuurd. Het document van 15 maart 2019 bevat een werkwijze voor het verstrekken van middel x. Verschillende punten genoemd in de e-mail van 28 februari 2019 en de agenda voor het overleg op 8 maart 2019 komen in het document terug. Ook bevat het document een lijst met uitleveraars. Onder het kopje ‘uitleveraars’ staan vermeld: [medeverdachte 6] , verdachte, [naam 4] en [naam 5] .
De rechtbank stelt op basis van hetgeen is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 6] en zijn verklaring bij de politie vast dat de werkwijze van het 15 maart 2019-document werd nageleefd. Dit blijkt uit de combinatie van de aangetroffen middel x-capsules, antibraakmiddelen en de enveloppen met een gebruiksaanwijzing. Dit is de wijze van aanbieden van het middel zoals wordt omschreven in het document. Ook verklaarde [medeverdachte 6] over hoe het contact met hem tot stand kwam voordat tot levering werd overgegaan. Dit komt overeen met hetgeen is omschreven in het 15 maart 2019-document.
Wat opvalt is dat in ieder geval [naam 4] zich bewust was van het strafrechtelijk risico dat de groep liep en dat ook deelde met de anderen aan wie hij de e-mail stuurde en het overleg van 8 maart 2019 voerde. In zijn e-mail van 28 februari 2019 schreef [naam 4] dat ze geen informele organisatie mochten worden, omdat ze anders door “
mr. Otten” (de rechtbank begrijpt: mr. M. Otte, de huidige voorzitter en destijds lid van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie) in de kraag zouden worden gevat. De eerste zin in het document van 15 maart 2019, dat [naam 4] naar de anderen e-mailde, vormt daar ook een duidelijke aanwijzing voor. Daar staat namelijk: “
I.v.m. de verlaging van risico op betrapping strafbaar handelen dit document niet verder verspreiden.”
Op 21 en 22 maart 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte:
Local User op 21 maart 2019 om 10:46:08 uur
Ha [verdachte] ! Werkt dat e-mailadres van ene [naam 3] nog? En wat is het? Heb je je telefoon al terug?
[telefoonnummer] (verdachte) op 21 maart 2019 om 11:41:36 uur
Ja, [medeverdachte 1] als je de ProtonMail hebt werkt dat nog! (…)
[telefoonnummer] (verdachte) op 22 maart 2019 om 18:34:32 uur
Hoe staat het eigenlijk met de webshops vanuit het buitenland? Zit daar een beetje voortgang in? Onze bezigheden beginnen een beetje groot te worden. [62]
Op 25 april 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte:
Local User op 25 april 2019 om 11:24:58 uur
Ha [verdachte] ! In gesprek met leden 2e Kamer komt de vraag op of wij kunnen inschatten hoe groot het informele netwerk is van mensen die het nu gebruiken / in huis hebben. Op diverse plaatsen horen wij er verhalen over, maar ik durf het niet te zeggen. Heb jij enig idee, of wil je er eens naar vragen via-via? ik zou er zeer mee geholpen zijn„ hartelijks, [medeverdachte 1] (…)
[telefoonnummer] (verdachte) op 25 april 2019 om 12:51:49 uur
Ik heb uiteraard wel een schatting wat wij verspreid hebben.
[telefoonnummer] (verdachte) op 25 april 2019 om 12:52:29 uur
Maar dat is maar één kanaal.
Local User op 25 april 2019 om 12:53:08 uur
Uit de enquête komt dat 500-800 mensen het in huis hebben.
[telefoonnummer] (verdachte) op 25 april 2019 om 12:54:33 uur
Ik schat zo'n 1000
[telefoonnummer] (verdachte) op 25 april 2019 om 12:55:58 uur
Is het vertrouwd om dat soort cijfers naar buiten te brengen. Via enquête akkoord, maar via ons informele circuit…?
Local User op 25 april 2019 om 12:57:51 uur
Nee, het is meer een soort relativering dat waarschijnlijk veel mensen het eng vinden om deze
informatie te delen. Overigens, als zich iemand meldt die N of A overheeft, weet jij dan iemand
die dat kan ophalen?
[telefoonnummer] (verdachte) op 25 april 2019 om 12:58:14 uur
Ja hoor
Local User op 25 april 2019 om 12:59:59 uur
OK, misschien hoor je nog. Betrokkene wist nog niet wat ze ermee aan moest. [63]
Op 1 en 2 mei 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte:
Local User op 1 mei 2019 23:04:01 uur
Ha [verdachte] ! Heb jij indicaties dat [e-mailadres 2] niet meer werkt?
[telefoonnummer] (verdachte) op 2 mei 2019 om 06:53:48 uur
Nee, die werkt volgens mij gewoon hoor!
[telefoonnummer] (verdachte) op 2 mei 2019 om 08:09:29 uur
Sommige zaken kunnen ook via mij lopen.
[telefoonnummer] (verdachte) op 2 mei 2019 om 10:40:25 uur
[medeverdachte 1] , ik heb het [e-mailadres 2] uitgeprobeerd en het werkt gewoon hoor.
Local User op 2 mei 2019 op 10:41:42 uur
Ik heb een mail via proton gestuurd en heb niets gehoord. Geen bericht terug. Heb jij een protonmailaccount? [64]
[telefoonnummer] (verdachte) op 2 mei 2019 10:49:21 uur
[medeverdachte 1] , zie he [de rechtbank begrijpt: je] maandag in Amersfoort dan zal ik je even bijpraten over leveringen en zo! [65]
Op 18 mei 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte:
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 mei 2019 om 18:33:39 uur
Weer een verzoek tot begeleiding gekregen. Het gaat nu hard. Er is blijkbaar grote nood hiervoor. Ze weten me wel te vinden. Heb jij daar ook signalen over? Wat kan CLW doen?
Local User op 18 mei 2019 om 21:24:02 uur
Eerlijk gezegd heb ik, hebben wij, die signalen niet. Wij willen wel meer info gaan geven, maar zijn nog niet zover dat we dat georganiseerd hebben. Had wel een overlijden gehoord dat 45 min duurde en niet prettig leek (bewegingen, transpireren). [66]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de bovenstaande WhatsAppberichten af dat [medeverdachte 1] op de hoogte was van de samenwerking tussen [e-mailadres 2] (het e-mailaccount van [naam 3] ) en verdachte. Daarnaast vroeg [medeverdachte 1] aan verdachte om een schatting te geven hoe groot het ‘informele netwerk’ was van het aantal personen dat het middel in huis had. Verdachte gaf aan dat ze wel een schatting kon geven van wat ‘wij’ verspreid hebben. Zij noemde een aantal van 1000. Zij vroeg zich daarnaast af of het vertrouwd was om via hun informele circuit dergelijke cijfers naar buiten te brengen. Uit het voorgaande volgt dat verdachte aan [medeverdachte 1] informatie verstrekte over een informeel circuit voor het verstrekken van middel x waarvan zij een onderdeel was, binnen welk circuit kennelijk wel 1000 keer het middel verstrekt is. Ook leidt de rechtbank uit het chatbericht van 22 maart 2019 af dat verdachte open was tegenover [medeverdachte 1] dat de activiteiten van de samenwerking zagen op het leveren van middel x, aangezien verdachte [medeverdachte 1] vroeg naar webshops in het buitenland en daarbij aangaf:
“onze activiteiten beginnen een beetje groot te worden”.Verdachte liet op 2 mei 2019 aan [medeverdachte 1] weten dat ze hem zou bijpraten over “
leveringen en zo”.
Op 25 juni 2019 werd in een e-mail een afspraak gemaakt om zaken af te stemmen. Deze e-mail werd door verdachte verzonden naar [naam 4] , [naam 3] , [naam 5] en [medeverdachte 6] . [naam 4] mailde dat er twee nieuwe opvolgers voor Zuidwest Nederland zich hadden aangediend en of deze ook konden komen. Verdachte wilde [naam 11] uitnodigen. [67]
Op 30 juni 2019 mailde [naam 5] naar verdachte, [naam 3] en [medeverdachte 6] dat hij stopte met de activiteiten voor de huiskamergroepen. Eén van de redenen die hij noemde is “
het vertrek van [naam 4] en de door hem genoemde redenen “waarom”” en “
de onduidelijke rol bestuur CLW, het niet willen meewerken aan verstrekking aan de eerste 1000 leden (met de kluisjes)”. [68]
Tussenconclusie van de rechtbank
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de groep met uitleveraars opnieuw samen zou komen rond juni 2019. Uit de e-mail van 30 juni 2019 kan worden opgemaakt dat [naam 5] en [naam 4] eind juni 2019 kennelijk stopten met de samenwerking met de anderen. De reden waarom [naam 4] is gestopt, is niet duidelijk geworden. [naam 5] noemde een aantal redenen, waaronder de kennelijk onduidelijke rol van het bestuur van de CLW met betrekking tot verstrekking, naar de rechtbank begrijpt verstrekking van middel x of een ander laatstewilmiddel.
Op 28 en 29 juni 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] :
[telefoonnummer] (verdachte) op 28 juni 2019 om 13:22:03 uur:
In [sic] ben benieuwd of jullie ook casussen via [naam 12] binnen krijgen. Het blijft zo summier en er is wat schrik door laatste sterfgeval.
De nazorg daar is overigens goed verlopen.
Local User op 28 juni 2019 om 13:23:50 uur
Ik zal het hem eens vragen.
[telefoonnummer] (verdachte) op 28 juni 2019 om 13:25:25 uur
Heb je dat nog niet gedaan! Samenwerking op dit vlak lijkt me zinvol!
[telefoonnummer] (verdachte) op 28 juni 2019 om 13:26:34 uur
Komende maanden lijken er bij mij weer wat intenties tot... te komen!
[telefoonnummer] (verdachte) op 28 juni 2019 om 13:28:26 uur
Met onze experts (apotheker en [naam 3] ) proberen we deze mensen individueel te begeleiden en met eventueel convulsieremmende middelen te ondersteunen.
Local User op 28 juni 2019 om 13:54:06 uur
Nog eens; hij is niet zo mededeelzaam, maar wordt makkelijker.
[telefoonnummer] (verdachte) op 28 juni 2019 om 13:55:12 uur
Wist ik niet!
Local User op 28 juni 2019 om 13:55:13 uur
Heb je een merk- of stofnaam en dosering?
[telefoonnummer] (verdachte) op 28 juni 2019 13:55:45 uur
Eventuel [sic] diazepam
[telefoonnummer] (verdachte) op 28 juni 2019 om 13:56:12 uur
Zal ik jou onze laatste richtlijn voor gebruik sturen?
Local User op 28 juni 2019 om 13:58:16 uur
Graag, kan mooi in het informatiepakket!
[telefoonnummer] (verdachte) op 29 juni 2019 om 14:31:50 uur
Als je nu onze ervaringen met [naam 12] deelt dan is hij mogelijk ook wat scheutiger. Belangen
bundelen. Zo maar een idee hoor.
Local User op 28 juni 2019 om 14:35:56 uur
Ben ik al mee bezig. Dank je voor het meedenken! [69]
Tussenconclusie van de rechtbank
Uit het bovenstaande gesprek leidt de rechtbank af dat verdachte [medeverdachte 1] informeerde over haar activiteiten van het begeleiden van mensen die, naar de rechtbank begrijpt, een einde aan hun leven willen maken. Verdachte informeerde [medeverdachte 1] onder andere over ‘convulsieremmende middelen’, de rechtbank begrijpt dat dit middelen zijn die stuiptrekkingen tegengaan. Ook stelde zij voor de laatste richtlijn, naar de rechtbank uit de context afleidt, voor het gebruik van middel x en/of een ander laatstewilmiddel, naar [medeverdachte 1] te sturen. [medeverdachte 1] wilde dat graag, zodat die richtlijn kon worden gevoegd in het informatiepakket.
Op 22 juli 2019 stuurde verdachte de volgende e-mail, die zij eerder had verstuurd naar medeverdachte [medeverdachte 5] , door aan [medeverdachte 6] :
"Hoi [medeverdachte 5] ,
Ja, jammer dat je al weg was.
En ik vind het niet gepast dat je jouw mail cc doorstuurt aan [medeverdachte 3] (hoewel hij informeel op de
hoogte is). Ik heb aan het begin van de bijeenkomst gezegd dat ik dit op eigen titel doe! En dan lijkt het voor mij niet gepast datje dit doorspeelt aan een officiële vertegenwoordiger. Daarmee belast je hem ook! Zo gaan lijnen door elkaar lopen. Jammer dus dat je dit niet even met mij besproken hebt.
Dit was niet echt een huiskamerbijeenkomst, dit was een samengesteld gezelschap die voorlichting wilde over het middel. Was mij ook pas later duidelijk. Toevallig was ik ook degene die dit ook leverde. Meestal doet iemand anders dat om de lijnen ook weer niet door elkaar te laten lopen, maar we zitten met een kleinere bezetting momenteel.
Voordat ik verder met je ga wil ik een persoonlijk gesprek om dit soort zaken uit te zuiveren.
Willen we dit door kunnen zetten, in het grijze gebied, is het zaak dat we beiden weten wat we wel en niet en met wie kunnen bespreken.
Als je je meer thuis voelt bij de gereglementeerde CLW manier van HKG, dan is dat ook goed. Eigen keuzes waar je prettig bij voelt is heel belangrijk in deze.
Groetjes,
[verdachte] " [70]
Tussenconclusie van de rechtbank
Verdachte schreef in haar e-mail aan [medeverdachte 5] over een bijeenkomst, die kennelijk niet echt een huiskamerbijeenkomst was, omdat het ging om een samengesteld gezelschap die voorlichting wilde over het middel (naar de rechtbank begrijpt middel x) en dat verdachte toevallig ook degene was die, naar de rechtbank begrijpt, middel x leverde. Dit ging normaliter kennelijk anders. Verdachte schreef namelijk dat meestal iemand anders de levering (van middel x) deed, om de lijnen niet door elkaar te laten lopen. Normaliter was er kennelijk een samenwerking tussen degene die informatie verschafte in een huiskamerbijeenkomst en degene die middel x leverde. Nu was het kennelijk anders, omdat ze met een kleine bezetting zaten. Uit de e-mail van 30 juni 2019 van [naam 5] viel al op te maken dat [naam 5] en [naam 4] stopten met de samenwerking. Naar de rechtbank afleidt, had de gewijzigde gang van zaken (onder andere) te maken met het vertrek van [naam 5] en [naam 4] en was er daarom sprake van een kleinere bezetting.
Op 26 augustus 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] :
Local User op 26 augustus 2019 om 20:43:23 uur
Op 20 augustus besteld bij [website] . Vandaag geleverd, €34,15. 50 gram.
[telefoonnummer] (verdachte) op 28 augustus 2019 om 20:43:43 uur
Duur!
Local User op 26 augustus 2019 om 20:43:58 uur
Agv transport.
[telefoonnummer] (verdachte) op 26 augustus 2019 om 20:44:03 uur
Daar krijg ik 250 gram voor
[telefoonnummer] (verdachte) op 26 augustus 2019 om 20:44:17 uur
Via, via
Local User op 26 augustus 2019 om 20:44:34 uur
Het ging mij over het bestellen van de kleinste hoeveelheid.
[telefoonnummer] (verdachte) op 26 augustus 2019 om 20:44:47 uur
Vandaag weer bericht dat een zending in Thailand is asngekomen [sic]!
[telefoonnummer] (verdachte) op 26 augustus 2019 om 20:45:21 uur
Wat doe je met de overgebleven 47 gram?
[telefoonnummer] (verdachte) op 26 augustus 2019 om 20:45:48 uur
Goed om alle kanalen te onderzoeken.
Local User op 26 augustus 2019 om 20:46:23 uur
Zou naar de chemisch inzameling vd gemeente kunnen. Of ik bewaar het voor tegenvallers.
(…)
[telefoonnummer] (verdachte) op 26 augustus 2019 om 20:46:44 uur
Wij weten er wel raad mee! [71]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het bovenstaande WhatsAppgesprek vast dat [medeverdachte 1] contact had met verdachte over bestellen van het middel uit het buitenland. Ook leidt de rechtbank uit het gesprek af dat verdachte in een gesprek met [medeverdachte 1] wederom in meervoud sprak:
“wij weten er wel raad mee”. Uit de berichten van verdachte kon [medeverdachte 1] afleiden dat er een groep was die zich bezig hield met het uitgeven van middel, aangezien verdachte informeerde naar de 47 gram van het middel dat [medeverdachte 1] overhad en dat via het samenwerkingsverband wilde verstrekken aan anderen.
Op 30 september 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] .
[telefoonnummer] (verdachte) op 30 september 2019 om 11:03:51 uur
Ik ben zo vrij geweest om ook [medeverdachte 6] bij het gesprek van vanmiddag te vragen.
Local User op 30 september 2019 om 11:06:24 uur
prima! prikt een vorkje mee ... [72]
Op 12 en 18 november 2019 vond het volgende WhatsAppgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] plaats.
Local User op 12 november 2019 om 14:59:58 uur
Ik heb een mevrouw naar je doorgestuurd, [naam 13] .
[telefoonnummer] (verdachte) op 12 november 2019 om 16:50:47 uur
Klopt, is geregeld!
(…)
Local User op 18 november 2019 om 14:37:04 uur
Kunnen we even bellen?
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 november 2019 om 14:38:50 uur
Ja, kan nu. Was jij het die net belde?
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 november 2019 om 16:16:42 uur
[naam 3] reageert direct naar mij met zijn blijheid door jouw mail. Gied [sic] werk!
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 november 2019 om 16:18:26 uur
Goed
Local User op 18 november 2019 om 16:18:51 uur
Fijn om te horen!
[telefoonnummer] (verdachte) op 18 november 2019 om 16:19:34 uur
Geluk zit in een klein chatje.
Local User op 18 november 2019 om 16:20:44 uur
Jij doet ook heeeeeel goed werk.
Local User op 18 november 2019 om 16:20:54 uur
Gemeend! [73]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank leidt uit bovenstaande WhatsAppgesprekken af dat [medeverdachte 1] iemand doorstuurde naar verdachte. Een paar dagen later berichtte verdachte dat [naam 3] (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) met blijheid reageerde op de e-mail van [medeverdachte 1] . Kennelijk hebben [medeverdachte 1] en [naam 3] direct contact met elkaar gehad. Verdachte gaf daarbij aan “
Goed werk!”, waarop [medeverdachte 1] aangaf: “
jij doet ook heeeeeel goed werk.(…) Gemeend”. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte 1] op de hoogte was van het bestaan van de persoon [naam 3] en diens samenwerking met verdachte. Ook nodigde verdachte [medeverdachte 6] uit bij een gesprek dat zij zou hebben met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] gaf aan dit prima te vinden. Uit die reactie valt af te leiden dat [medeverdachte 1] weet wie [medeverdachte 6] is.
Op 20 juli 2020 om 19:16 uur stuurt [medeverdachte 6] het volgende chatbericht naar [naam 3] :
Gisteren sprak ik met [verdachte] .
Vorig jaar hebben wij met jou een afspraak gemaakt dat hij ons een keer les zou geven in het klaarmaken van de capsules. Dit om jou te hulp te komen mocht je een keer ziek zijn of anderszins. Zodat verstrekking gewoon door kan gaan.
Wil je dat nog steeds?
We kunnen de training/ les met jou bij [verdachte] thuis doen.
Het heeft geen haast, maar misschien wel goed om een afspraak te maken.
Groet, ook namens [verdachte] [74]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank leidt uit dit chatbericht af dat in 2019 is besproken dat [naam 3] [medeverdachte 6] en verdachte zou leren om capsules middel x te maken. Die instructie heeft tot 20 juli 2020 kennelijk nog niet plaatsgevonden. [medeverdachte 6] vraagt mede namens verdachte of die instructie alsnog plaats kan vinden met als doel dat de levering van capsules middel x plaats kan blijven vinden ook als [naam 3] door omstandigheden die capsules niet kan maken.
Op 29 september 2021 is [medeverdachte 1] aangehouden. De mobiele telefoon, merk iPhone, die hij op dat moment bij zich droeg is in beslag genomen. In die telefoon zijn verschillende chatgesprekken aangetroffen. Verdachte is in die gesprekken aangeduid als [medeverdachte 1] . [75]
Op 4 februari 2021 vond het volgende WhatsAppgesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 1] op 4 februari 2021 om 19:13:27 uur
Heb je zijn nummer voor mij?
Verdachte op 4 februari 2021 om 19:14:03 uur
Bank of telefoon?
Verdachte op 4 februari 2021 om 19:15:39 uur
Hij heeft je een paar keer wat gegeven ja. Dat hoef je niet te betalen, maar dit keer had je besteld en hij wilde het eerst aan mij overdragen, maar omdat hij in geldnood zat heb ik gezegd dat hij het maar moest doen. En dan vraagt hij geen geld.
(…)
Verdachte op 4 februari 2021 om 19:16:39 uur
Heb jij het doorverkocht?
Verdachte op 4 februari 2021 om 19:17:27 uur
Wij vragen tegenwoordig 50 euro inclusief voorlichting en eventueel verzenden
[medeverdachte 1] op 4 februari 2021 om 19:26:56 uur
Doe me een lol en vertel me hoe ik hem kan betalen
Verdachte op 4 februari 2021 om 19:29:21 uur
Ik ga zijn bankrekeningnummer even opzoeken
Verdachte op 4 februari 2021 om 19:32:02 uur
[rekeningnummer]
Verdachte op 4 februari 2021 om 19:32:17 uur
Tnv. [tenaamstelling]
Verdachte op 4 februari 2021 om 19:33:14 uur
Jij mag 35 per portie betalen [76]
Tussenconclusie van de rechtbank
Uit het bovenstaande WhatsAppgesprek leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] het bankrekeningnummer van [naam 3] vroeg aan verdachte. Verdachte gaf aan dat [medeverdachte 1] een paar keer ‘iets’, de rechtbank begrijpt middel x, had gekregen van [naam 3] . [naam 3] verkeerde kennelijk in geldnood, maar vroeg geen geld. Verdachte had tegen [naam 3] gezegd dat hij geld moest vragen. Verdachte gaf bij [medeverdachte 1] aan wat ‘we’ tegenwoordig vragen, inclusief voorlichting en eventueel verzenden. Ze gaf daarbij aan dat verdachte 35 per portie mocht betalen.
Op 3 juli 2021 vond het volgende chatgesprek plaats tussen [naam 3] en [medeverdachte 1] :
[naam 3] op 3 juli 2021 om 17:59:23 uur
Hoi [medeverdachte 1] , alles goed met jou? Ik kreeg een mail van iemand die beweerd door jouw te zijn doorgestuurd. Klopt dat?
[medeverdachte 1] op 3 juli 2021 om 18:00:49 uur
Klopt. Is er vreselijk aan toe.
[naam 3] op 3 juli 2021 om 18:02:16 uur
Ok. Ik ga hem helpen. Gr.
[medeverdachte 1] op 3 juli 2021 om 18:02:29 uur
Haar. [77]
Op 6 juli 2021 vond het volgende chatgesprek plaats tussen [naam 3] en [medeverdachte 1] :
[naam 3] op 6 juli 2021 om 17:50:22 uur
[medeverdachte 1] , ik probeer een bestelling te plaatsen bij [naam 14] . Die heb bij mijn [sic] nog eens een keertje aanbevolen.
(…)
[naam 3] op 6 juli 2021 om 17:51:03 uur
Moet ik verder nog iets verwachten van hun?
[naam 3] op 6 juli 2021 om 17:52:27 uur
Ik heb een VAT nummer ingevoerd plus een bedrijfsnaam die in [sic] zelf beide heb verzonnen. Ik heb gezorgd dat het vat nummer de validatie slaagt
[medeverdachte 1] op 6 juli 2021 om 17:58:00 uur
Ik heb destijds een btw nummer ingevoerd dat al was beëindigd. Dat was geen probleem, dan krijg je een factuur incl. btw.
Verder stuur ik een verklaring mee die ik op hun verzoek ook heb opgesteld. Succes. Ik heb andersd [sic] nog een adres in Rusland: [adres 3] . Hartelijks, [medeverdachte 1] . [78]
Tussenconclusie van de rechtbank
De rechtbank leidt uit bovenstaande gesprekken af dat [medeverdachte 1] contact had met [naam 3] . [medeverdachte 1] had een vrouw doorgestuurd naar [naam 3] , omdat zij er vreselijk aan toe was. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat [medeverdachte 1] wist dat [naam 3] middel x aan deze vrouw zou verstrekken. [medeverdachte 1] en [naam 3] hadden daarnaast contact over het plaatsen van een bestelling van middel x. [medeverdachte 1] adviseerde [naam 3] daarbij over het kunnen plaatsen van een bestelling met een verzonnen VAT-nummer en bedrijfsnaam, en een beëindigd BTW nummer.
Op 24 juni 2021 om 13:27 uur stuurt [medeverdachte 6] het volgende chatbericht naar [naam 3] :
Hoi [naam 3] , Ook ik vind dat jij de tarieven mag verhogen. Deze gedachte deel ik met [verdachte] . Wij worden er sowieso niet rijk door maar we mogen wel een redelijke prijs vragen. Bovendien lever jij heel professioneel een mooi pakketje waar onze leden heel blij mee zijn . Dus DOEN, eventueel in overleg met [verdachte] . Fijne dag [79]
Op 15 juli 2021 vindt het volgende chatcontact plaats tussen [medeverdachte 6] naar [naam 3] :
[medeverdachte 6] om 08:51 uur:
Ik wist niet dat het al een definitief besluit was. [verdachte] en ik vonden al dat het goed was om jouw prijs te verhogen omdat jij had gezegd dat de posttarieven tussen de EU en Engeland verhoogd waren. Misschien zijn er nog wel meer producten die jij inkoopt duurder geworden.
[medeverdachte 6] om 08:55 uur:
Wil jij voor mij aangeven wat er voor jou allemaal duurder is geworden. Mijn prijs voor de leden gaat dan ook omhoog. Dan kan ik die verhoging verklaren aan onze afnemers. lk zal je de verhoging met €10,00 vandaag overmaken: 25 x €10 v €250
In vriendschap, hartelijke groet.
[naam 3] om 10:59 uur:
Hoi [medeverdachte 6] , lk bespreek het wel even met [verdachte] . [Middel x] is voor mij duurder geworden doordat er nieuwe import tarieven gelden van buiten de EU. Verder zijn de kosten vrij gelijk gebleven. [80]
Tussenconclusie van de rechtbank
Uit deze chatberichten tussen [medeverdachte 6] en [naam 3] leidt de rechtbank af dat verdachte, [medeverdachte 6] en [naam 3] kennelijk in overleg de prijs bepalen voor de afnemers. [naam 3] stelt een prijsverhoging voor, die [medeverdachte 6] en verdachte goedkeuren.
Nadere bewijsoverweging van de rechtbank
Samenwerkingsverband in de zin van artikel 140 Sr
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan: een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hierboven uiteengezette feiten en omstandigheden dat sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband ontstond nadat het Openbaar Ministerie per brief van 21 maart 2018 de CLW had verzocht de inkoopgroepen voor middel x te staken. De eerste aanwijzingen dat er sprake was van een samenwerkingsverband voor het verstrekken van middel x zijn te vinden in de e-mailwisseling van 24 april 2018 tussen [naam 3] en verdachte. De samenwerking tussen [naam 3] en verdachte werd snel intensiever. Op 27 april 2018 mailde verdachte naar de CLW met een vraag over afbraaktijd van een capsule. [naam 3] was toen bezig met het in capsulevorm kunnen aanbieden van middel x. Vanaf eind mei 2018 werkten [naam 3] en verdachte samen aan een richtlijn. De samenwerking was zodanig dat [naam 3] aangaf dat verdachte een aandeel in de verkoopopbrengst verdiende. Aan het begin van het samenwerkingsverband, de periode van april tot en met september 2018, vormde [naam 3] en verdachte samen de kern. Op 5 oktober 2018 introduceerde verdachte [medeverdachte 6] bij [naam 3] en betrok [medeverdachte 6] daarmee in het samenwerkingsverband. De eerste aanwijzingen van contact tussen [medeverdachte 1] en verdachte vormen de chatberichten tussen hen van 16 november 2018. Uit die chatberichten leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en verdachte elkaar toen al kenden. [medeverdachte 1] wist op dat moment ook dat verdachte betrokken was bij zelfdodingen. [medeverdachte 1] was ook op de hoogte dat verdachte een telefoon had uitgeleend aan [naam 1] , zodat [naam 1] een opname kon maken van haar zelfdoding. [medeverdachte 1] bood aan die te laten onderzoeken op volgmateriaal van de recherche op kosten van de CLW.
Uit de e-mailwisseling van 13 februari 2019 blijkt dat de groep die samenwerkte aan het verstrekken van middel x ruimer was. [naam 4] bleek nauw betrokken. [naam 4] had eerder kennelijk zelfs de activiteiten van [naam 3] tijdelijk overgenomen. In de e-mail van 28 februari 2019 noemde hij zichzelf samen met [medeverdachte 6] en verdachte verstrekkers. Ook [naam 5] kwam ook uit het onderzoek naar voren, die net als [naam 3] een ‘maker’ was. Verdachte en [medeverdachte 6] werden daarnaast begeleiders van huiskamergroepen genoemd. [naam 4] nam het initiatief om afspraken met elkaar te maken. Op 8 maart 2019 kwam in ieder geval een deel van de groep ( [medeverdachte 6] , verdachte en [naam 4] ) samen. Volgens de agenda is onder andere gesproken over de kostprijs, het leveren van aanvullende middelen (waarschijnlijk in ieder geval het antibraakmiddel Domperidon), het samenspel met de huiskamergroepen, logistiek van de levering en het voorkomen aangemerkt te worden als criminele organisatie. De gemaakte afspraken lijken een uitwerking te hebben gevonden in het document van 15 maart 2019. Eind juni 2019 lijkt de groep kleiner te worden. [naam 5] en [naam 4] stopten op dit moment met hun activiteiten.
Uit een chatbericht tussen [medeverdachte 6] en [naam 3] kan worden afgeleid dat in 2019 is gesproken over het opleiden van verdachte en [medeverdachte 6] in het maken van capsules middel x. In juli 2020 herhaalt [medeverdachte 6] , mede namens verdachte, dat verzoek aan [naam 3] om de continuïteit van het leveren van middel x in capsulevorm te kunnen waarborgen. Kennelijk heeft de instructie op dat moment nog niet plaatsgevonden.
Op 30 september 2019 is er een gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte, waarbij ook [medeverdachte 6] is uitgenodigd. Uit de berichten valt af te leiden dat [medeverdachte 1] weet wie [medeverdachte 6] is. Uit een chatbericht van 18 november 2019 tussen [medeverdachte 1] en verdachte valt op te maken dat [medeverdachte 1] direct contact heeft met [naam 3] . Dezelfde dag bericht [medeverdachte 1] verdachte dat zij ‘
heeeeeel goed werk’ doet. In februari 2021 is er contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] over porties middel x die [medeverdachte 1] van [naam 3] had ontvangen en waarvoor [medeverdachte 1] niet hoefde te betalen. In juli 2021 heeft [medeverdachte 1] contact met [naam 3] over iemand die [medeverdachte 1] naar [naam 3] had verwezen en over het inkopen van middel x.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er in de periode van maart 2018 tot en met juli 2021 sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen [naam 3] , verdachte, [medeverdachte 6] , [naam 4] , [naam 5] en [medeverdachte 1] . Dat deze specifieke groep personen niet deze gehele periode in dezelfde mate actief betrokken was bij het samenwerkingsverband doet daaraan niet af. De groep onderhield regelmatig contact met elkaar, via chatberichten,
e-mails en overleggen. Dat sprake was van een structuur en een gezamenlijke werkwijze valt af te leiden uit de e-mail van 28 februari 2019 en het document van 15 maart 2019. De kern van de groep werd aanvankelijk gevormd door [naam 3] en verdachte. Daar kwamen [medeverdachte 6] , [naam 4] en [naam 5] later bij (de laatste twee tot en met juni 2019). [medeverdachte 1] was in ieder geval vanaf november 2018 betrokken.
Oogmerk van de organisatie
Door de groep, bestaande uit de uitleveraars en [naam 3] , werd middel x verstrekt. De stof middel x is een giftig middel dat bij inname vrijwel zeker zal leiden tot de dood. Het middel werd door de groep verstrekt aan personen die de mogelijkheid wilden krijgen met het middel hun leven te beëindigen wanneer of indien zij dit wensten. Het middel werd door [naam 3] en de uitleveraars verstrekt als een totaalpakket. In het pakket zat een dodelijke dosis middel x, een antibraakmiddel en een instructie voor gebruik van het middel. Dat de levering meermalen tot zelfdodingen heeft geleid kan worden afgeleid uit de chatberichten tussen [medeverdachte 1] en verdachte. Verdachte noemde een paar zelfdodingen waar zij zelf bij betrokken is geweest. Verder gaf verdachte aan dat via het informele circuit ongeveer 1000 personen het middel hebben ontvangen. Door de politie is een schatting gemaakt van het aantal personen aan wie [medeverdachte 6] middel x zou hebben verstrekt. Zij komen uit op een aantal van minimaal 640 porties. [81] Het kan niet anders dan dat in ieder geval een aantal van de personen die het middel via het samenwerkingsverband heeft gekregen door zelfdoding is gestorven of in de toekomst zal sterven. Het handelen van de deelnemers zag concreet op het verlenen van hulp bij zelfdoding door het verstrekken van middel x. Het oogmerk van de organisatie – hulp bij zelfdoding door het verstrekken van middel x – is daarmee in hoge mate gevaarzettend geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de organisatie tot oogmerk had op het verlenen van hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 294 lid 2 Sr en dus een criminele organisatie is in de zin van artikel 140 Sr.
Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat in ieder geval verdachte en de genoemden op het 15 maart 2019-document ook wisten dat zij met hun handelen mogelijk buiten de wettelijke kaders traden. Zij vormden, zoals ze het zelf noemden, een informeel circuit en bespraken hoe zij ervoor zouden zorgen niet als criminele organisatie aangemerkt te worden. Zo stond in de bespreekpunten voor het overleg van 8 maart 2019:
“6. Vermijding status criminele organisatie van ons
a. Niet te duurzaam (1) en gestructureerd (2) samenwerken. Bijvoorbeeld ad 1: niet te vaak samenkomen. En ad 2: niet één fonds voor rechtshulp opbouwen als we dat al nodig achten, verschillen in toelichtingen voor het gebruik en in pilvorm, e.d.”
Verder stond bovenaan het document van 15 maart 2019 vetgedrukt: “
I.v.m. de verlaging van risico op betrapping strafbaar handelen dit document niet verder verspreiden.”
Deelname van verdachte aan het crimineel samenwerkingsverband
Volgens vaste jurisprudentie kan van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt met, of in ieder geval bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld.
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte behoorde tot de kern van het criminele samenwerkingsverband. Zij stond zelfs aan de wieg van dat criminele samenwerkingsverband door haar samenwerking met [naam 3] vanaf april 2018. Zij hielp [naam 3] met het professionaliseren van zijn activiteiten als uitleveraar en ‘maker’ van middel x. Dat deed zij bijvoorbeeld door samen met [naam 3] aan een instructie en een mail voor afnemers te werken. Verdachte bracht vervolgens personen die middel x wilden verkrijgen in contact met [naam 3] . [medeverdachte 6] werd bij het samenwerkingsverband betrokken nadat verdachte [medeverdachte 6] bij [naam 3] introduceerde. Uit een e-mail van 13 februari 2019 volgt dat [naam 4] de levering van [naam 3] zou overnemen en werd medegedeeld dat de prijs van het middel omhoog ging voor een crowdfundingactie voor een operatie die [naam 3] zou ondergaan. De e-mail werd ondertekend door [naam 4] én verdachte. Verdachte staat bovendien genoemd op het 15 maart 2019-document als leverancier. Dat verdachte mede de prijs bepaalde die afnemers van middel x moesten betalen volgt ook uit de chatberichten tussen [medeverdachte 6] en [naam 3] in juni en juli 2021. Verder volgt uit het chatbericht van 20 juli 2020 tussen [medeverdachte 6] en [naam 3] dat verdachte en [medeverdachte 6] de continuïteit van de levering van middel x wilden waarborgen door te leren hoe zij capsules middel x moesten maken. Ten slotte onderhield verdachte contact met [medeverdachte 1] en gold zij als informant voor [medeverdachte 1] voor verstrekkingen van middel x door het informele circuit.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een groot aandeel had in het criminele samenwerkingsverband. De rechtbank is van oordeel dat verdachte is aan te merken als een deelnemer van de criminele organisatie die het oogmerk had hulp te bieden aan zelfdodingen in de zin van artikel 294 lid 2 Sr.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder parketnummer 05/238335-22.
De rechtbank is wel van oordeel dat de periode dat verdachte deelnam aan de criminele organisatie korter is dan ten laste gelegd. Haar deelname eindigt op het moment dat [naam 3] is aangehouden op 20 juli 2021. [82] De rechtbank acht verder niet bewezen dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] deel uitmaakten van het samenwerkingsverband.

7.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 3 van parketnummer 01/267877.21 en het onder parketnummer 05/238335-22 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 01/267877.21
feit 1
zij
op één of meer tijdstip(pen) in ofomstreeks de periode van 4 juni 2018 tot en met 15 november 2018, in de gemeente Amersfoort, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
in ieder geval alleen,opzettelijk behulpzaam is geweest bij de zelfdoding van [naam 1] en
/ofdaartoe de middelen heeft verschaft, terwijl die zelfdoding daarop is gevolgd, immers
hebbenzij, verdachte, en
/ofhaar mededader
(s)
opzettelijk tegen betaling voor de zelfdoding van voornoemde [naam 1] de benodigde goederen aan die [naam 1] verstrekt
of laten verstrekken, te weten een hoeveelheid [middel X] en
/ofDomperidon
en/of Primperan en/of diverse andere medicijnen en/of een gebruiksaanwijzing voor het gebruik van dat voornoemde middel/die voornoemde middelen;
feit 3
zij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 april 2018 tot en met 20 juli 2021 in de gemeente Amersfoort, in ieder geval in Nederland, meermalen,
in ieder geval éénmaal,
(telkens
)opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten hoeveelheden Domperidon 10 mg, bevattende de werkzame stof Domperidon
en/of Primperan 10 mg, bevattende de werkzame stof metoclopramide, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet
in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden,heeft afgeleverd
, dan wel een groothandel heeft gedreven;
parketnummer 05/238335-22
zij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 26 maart 2018 tot en met
20 juli2021, in de gemeente Amersfoort en
/of in ieder geval (elders
)in Nederland
,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een groep van personen, bestaande onder meer uit [medeverdachte 1] en
/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of[medeverdachte 6] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: het opzettelijk een ander behulpzaam zijn bij zelfdoding en
/ofde middelen daartoe verschaffen, zoals bedoeld in artikel 294 lid 2 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

8.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 01/267877-21
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk een ander de middelen tot zelfdoding verschaffen, terwijl de zelfdoding volgt;
feit 3:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
parketnummer 05/238335-22
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

9.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

10.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

11.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie vorderen dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de eis van het Openbaar Ministerie geen recht doet aan de jurisprudentie, de strafdoelen, de omstandigheden van de zaak, het tijdsverloop en de persoon van verdachte. Verdachte is een first offender en er is geen enkele aanwijzing dat verdachte zich in de toekomst schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Verdachte heeft afstand gedaan van alle middelen en begeleidt geen mensen meer. De raadsvrouw acht, gezien de leeftijd van verdachte en het beperkte recidiverisico, een lange (on)voorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. De raadsvrouw heeft gewezen op de impact die de strafzaak heeft gehad op verdachte en vraagt de rechtbank een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Indien de rechtbank meent dat een onvoorwaardelijke straf dient te volgen, heeft de raadsvrouw gevraagd een taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is samen met [naam 3] behulpzaam geweest bij de zelfdoding van [naam 1] door te bemiddelen tussen [naam 3] en [naam 1] . Als gevolg van deze bemiddeling en het daaruit ontstane contact kreeg [naam 1] middel x en een antibraakmiddel waarmee zij uiteindelijk haar leven beëindigde. Verdachte handelde vanuit haar overtuiging dat mensen het recht op zelfbeschikking bij het levenseinde toekomt en heeft daarmee onvoldoende oog gehad voor het beschermd belang dat gediend wordt met het verbod op hulp bij zelfdoding, te weten de bescherming van het menselijk leven en de eerbied die aan het menselijk leven in het algemeen is verschuldigd. Verdachte heeft met haar handelwijze nabestaanden verdriet gedaan. De dochter van [naam 1] schreef in haar slachtofferverklaring dat er een verwijdering optrad tussen haar en haar moeder, waardoor zij haar moeder in haar laatste levensfase niet bij heeft kunnen staan op de manier die zij graag wilde.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het opzettelijk overtreden van de Geneesmiddelenwet door hoeveelheden Domperidon, een geneesmiddel, te verstrekken aan anderen zonder dat zij daarvoor bevoegd en voldoende kundig was. Dat is een risico voor de gezondheid van de mensen die deze middelen van verdachte hebben ontvangen.
Verdachte heeft ten slotte opzettelijk deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat het oogmerk had om te helpen bij zelfdoding. Dit samenwerkingsverband maakte de verstrekking van een dodelijke dosis middel x mogelijk aan in beginsel iedereen die daarom vroeg. Daarbij werd het middel niet alleen verstrekt aan mensen die het als een zekerheid achter de hand wilden houden, maar ook aan kwetsbare en soms relatief jonge mensen wiens doodswens niet altijd bestendig lijkt te zijn geweest. Verdachte behoorde tot de kern van het criminele samenwerkingsverband en stond daarnaast aan de wieg van de distributie van middel x door [naam 3] , haar medeverdachten en verdachte zelf. Zij hielp [naam 3] met de professionalisering van de distributie van het middel door het nakijken van bij de levering van middel x te leveren stukken, zoals een instructie. Door het handelen van verdachte en haar medeverdachten zijn zeker 1000 en mogelijk meer doses middel x verspreid, met alle mogelijke nog in de toekomst gelegen risico’s van dien. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Zoals verwoord aan het begin van dit vonnis is de rechtbank zich bewust van de gevoeligheid van de zaak en de verschillende opvattingen die over dit onderwerp leven in de maatschappij. Daarom is de rechtbank met het bepalen van de straf behoedzaam omgegaan.
Op deelname aan een criminele organisatie staat een maximale gevangenisstraf van zes jaren. Hulp bij zelfdoding, het misdrijf waar het oogmerk van de criminele organisatie waar verdachte aan deelnam op zag, kan worden bestraft met een maximale gevangenisstraf van 3 jaren. Dat is een relatief lage sanctie vergeleken met andere misdrijven in het Wetboek van Strafrecht en misdrijven die meestal ten grondslag liggen aan de verdenking van overtreding van artikel 140 Sr. Voor hulp bij zelfdoding kan ook geen bevel voorlopige hechtenis worden gegeven. Sinds de invoering van het wetsartikel dat hulp bij zelfdoding verbiedt, is er ook nooit sprake geweest van een strafverhoging. Dat is in de wetsgeschiedenis wel aan de orde geweest, maar daar is nooit toe overgegaan. Voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank reden een lagere straf op te leggen dan de straf die doorgaans wordt opgelegd voor deelname aan een criminele organisatie die zich bijvoorbeeld bezig houdt met de handel in verdovende middelen of diefstal. Dit maakt ook dat de rechtbank de straf die het Openbaar Ministerie eist niet passend vindt.
Alles overwegende zal de rechtbank een straf opleggen die aanzienlijk lager is dan door de officieren van justitie is gevorderd. De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar opleggen met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank vindt een stevige voorwaardelijke straf met een lange proeftijd passend om te voorkomen dat verdachte nogmaals in de fout gaat. De rechtbank ziet daar aanleiding toe omdat verdachte al eerder in november 2020 door middel van een stopgesprek de kans is geboden met het verstrekken van middel x te stoppen om zo aan een vervolging te ontkomen, maar dat haar er toen niet van weerhouden heeft het middel toch weer aan mensen te verstrekken.
Omdat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet kan worden volstaan met een uitsluitend voorwaardelijke straf zal de rechtbank daarnaast aan verdachte een taakstraf opleggen van 80 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 40 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

12.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 01/267877-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.929,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feit 2 van parketnummer 01/267877-21 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.964,25 aan materiële schade en € 60.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente.
Verder is door de benadeelde partijen om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officieren van justitie hebben gesteld dat de vorderingen van benadeelden [benadeelde 2] en [benadeelde 1] complexe civielrechtelijke vragen oproepen ten aanzien van het rechtstreekse verband en de toerekening van de schade. [benadeelde 2] en [benadeelde 1] moeten daarom niet-ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard, omdat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting voor het strafproces oplevert.
De verdediging verzoekt de rechtbank primair de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Voor de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] primair, omdat de verdediging heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie in die zaak niet-ontvankelijk is in de vervolging. Verder dienen de vorderingen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak van verdachte voor de feiten 1 en 2 van parketnummer 01/267877-21.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat geen sprake is van ‘rechtstreekse schade’ in de zin van artikel 51f en 361 van het Wetboek van Strafvordering. Meer subsidiair heeft de verdediging betoogd dat de door benadeelde [benadeelde 1] verzochte kosten voor bijles en psychologische hulp moeten worden afgewezen, omdat dit geen kosten zijn in de zin van artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Overweging van de rechtbank
Vordering van benadeelde [benadeelde 2]
Voor de ontvankelijkheid van de vordering van [benadeelde 2] is allereerst van belang of tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
[naam 1] , de moeder van de benadeelde, is overleden na het innemen van middel x, dat zij door het handelen van verdachte heeft verkregen. De rechtbank is van oordeel dat met de kosten van de lijkbezorging voor een bedrag van € 3.929,-, een rechtstreeks verband bestaat.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze schade niet op grond van artikel 6:98 BW aan verdachte kan worden toegerekend. Het overlijden van [naam 1] en de daaruit ontstane schade zijn immers het gevolg van een wilsbesluit van [naam 1] zelf. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] om die reden afwijzen.
Vordering van benadeelde [benadeelde 1]
Verdachte is vrijgesproken van feit 2 onder parketnummer 01/267877-21. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

13.De beoordeling van het beslag

Standpunten
De officieren van justitie hebben gevraagd de in beslag genomen goederen te onttrekken aan het verkeer.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte afstand heeft gedaan van de in beslag genomen voorwerpen en dat daarom geen beslissing genomen hoeft te worden over die goederen. Dit is alleen anders voor de portie middel x bestemd voor verdachte zelf. Die portie wil verdachte terug.
De beoordeling door de rechtbank
Ter zitting is gebleken dat de in beslag genomen goederen reeds vernietigd zijn. Ook heeft verdachte, met uitzondering van een portie middel x, aangegeven afstand te doen van de goederen. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen over de in beslag genomen goederen. De portie middel x, kennelijk bestemd voor verdachte, zal de rechtbank onttrekken aan het verkeer. Deze portie middel x behoort verdachte toe en is ter gelegenheid van het onderzoek onder haar in beslag genomen. De portie middel x is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en kan dienen voor het begaan van soortgelijke feiten als waar de rechtbank verdachte voor veroordeelt.

14.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 57, 140 en 294 van het Wetboek van Strafrecht;
- 18 van de Geneesmiddelenwet;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

15.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 2 van parketnummer 01/267877-21;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 wijst de vordering tot materiële schade van benadeelde partij [benadeelde 2] af;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van een portie middel x.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop en G.C.F.J. Derkx, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juli 2024.

Voetnoten

1.Proces-verbaal onnatuurlijke dood, dossier Helian, p. 492; verklaring van [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 juli 2023, p. 3.
2.Proces-verbaal onnatuurlijke dood, dossier Helian, p. 492.
3.E-mail d.d. 2 december 2020, gevoegd achter de verklaring van J.T.E. Vis bij de rechter-commissaris d.d. 27 maart 2024.
4.Verklaring van [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 juli 2023, p. 3.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte van de raadkamer van d.d. 27 oktober 2021, p. 3.
6.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 18 oktober 2021, p. 418.
7.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 26 januari 2022, p. 439.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 26 januari 2022, p. 439.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 april 2024.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de districtsrecherche Eindhoven, eenheid Oost-Brabant, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 20211201.1000.81322 (onderzoek Helian), gesloten op 22 april 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Proces-verbaal van onnatuurlijke dood, p. 679-681.
12.Schouwverslag [naam 1] , p. 677-678.
13.Proces-verbaal van bevindingen, ‘aandeel [verdachte] in de opzet en distributie (genees)middelen’, p. 472.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] , p. 488.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte van de raadkamer d.d. 27 oktober 2021, p. 2.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte van de raadkamer d.d. 27 oktober 2021, p. 2-3.
17.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 26 januari 2022, onderzoek Condor, p. 437.
18.Proces-verbaal onnatuurlijke dood, p. 492; verklaring van [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 juli 2023, p. 3.
19.Proces-verbaal aangetroffen goederen, p. 233.
20.Productbeoordeling 21-163 van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd d.d. 22 december 2021, p. 43-44.
21.Bevoegdheidsbeoordeling 21-163 d.d. 12 oktober 2021, p. 828.
22.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 202205241436 (dossier Condor), gesloten op 21 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
23.Tijdlijn Vis en Van Reydt, aanvullend verstrekt.
24.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 131.
25.Tijdlijn Vis en Van Reydt, aanvullend verstrekt; proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] , p. 132.
26.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 57.
27.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 131-132.
28.Tijdlijn Vis en Van Reydt, aanvullend verstrekt; verklaring van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 februari 2024, verbatim verslag p. 6.
29.Tijdlijn Vis en Van Reydt, bijlage 3.
30.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 63.
31.E-mail d.d. 24 april 2018, p. 1390.
32.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 april 2024.
33.E-mail d.d. 27 april 2018, p. 1393.
34.E-mail d.d. 27 april 2018, p. 1401.
35.E-mail d.d. 27 april 2018, p. 1404-1405.
36.E-mail d.d. 26 mei 2018 19:08 uur, p. 1394.
37.E-mail d.d. 26 mei 2018 19:53 uur, p. 1394.
38.E-mail d.d. 18 juni 2018, p. 1395.
39.Bijlage 4b bij proces-verbaal van bevindingen ‘start en verloop [naam 3] verstrekking’, betreffende een bijlage bij de e-mail van 18 juni 2018, p. 1385, 1396-1398.
40.Bijlage 4b ‘aangepaste versie’ bij proces-verbaal van bevindingen ‘start en verloop [naam 3] verstrekking’, betreffende een bijlage bij de e-mail van 18 juni 2018, p. 1385, 1399-1400.
41.E-mail d.d. 5 oktober 2018 12:37 uur, p. 1402.
42.E-mail d.d. 5 oktober 2018 15:40 uur, p. 1402.
43.E-mail d.d. 5 oktober 2018 16:05 uur, p. 1402.
44.E-mail d.d. 6 november 2018, p. 1403.
45.E-mail d.d. 7 november 2018, p. 1403.
46.Proces-verbaal ‘Onderzoek computer’ [nummer] , p. 1675-1677; ontvangstbewijs, p. 2160; proces-verbaal van bevindingen Microsoft Surface [medeverdachte 1] , p. 1742.
47.Proces-verbaal van bevindingen, ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1567.
48.Bijlage 2 bij proces-verbaal ‘Onderzoek computer’, p. 1707-1708.
49.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1569.
50.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2024.
51.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] , p. 1434.
52.Bijlage 2 bij proces-verbaal ‘Onderzoek computer’, p. 1713-1714.
53.E-mail d.d. 23 januari 2019, p. 1381.
54.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1562 (opmaak conform het origineel).
55.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1562-1563.
56.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1563 (opmaak conform origineel).
57.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1564; proces-verbaal zaaksdossier Condor criminele organisatie, p. 2411.
58.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1565 (opmaak conform origineel).
59.Proces-verbaal van doorzoeking, p. 2356; proces-verbaal zaaksdossier Condor, p. 560.
60.Lijst inbeslaggenomen goederen, p. 2363-2365.
61.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] , p. 330-335.
62.Bijlage 2 bij proces-verbaal ‘Onderzoek computer’, p. 1715-1716.
63.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1569.
64.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1570.
65.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1567.
66.Bijlage 2 bij proces-verbaal ‘Onderzoek computer’, p. 1719.
67.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1566.
68.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1566.
69.Bijlage 2 bij proces-verbaal ‘Onderzoek computer’, p. 1720-1721.
70.Proces-verbaal van bevindingen ‘Bevindingen Laptop HP Elitebook’, p. 1549.
71.Bijlage 2 bij proces-verbaal ‘Onderzoek computer’, p. 1728.
72.Proces-verbaal van bevindingen ‘afspraken aansluiting HKG-levering’, p. 1570.
73.Bijlage 2 bij proces-verbaal ‘Onderzoek computer’, p. 1730-1731.
74.Proces-verbaal van bevindingen: start en verloop [naam 3] verstrekking, dossier Helian, p. 442.
75.Proces-verbaal van bevindingen ‘inhoud telefoon iPhone XR’, p. 1648, 1652, 1654, 1660.
76.Proces-verbaal van bevindingen, ‘inhoud telefoon iPhone XR’, p. 1660-1661.
77.Proces-verbaal van bevindingen, ‘inhoud telefoon iPhone XR’, p. 1654-1655.
78.Proces-verbaal van bevindingen, ‘inhoud telefoon iPhone XR’, p. 1656-1657.
79.Proces-verbaal van bevindingen: start en verloop [naam 3] verstrekking, dossier Helian, p. 442.
80.Proces-verbaal van bevindingen: start en verloop [naam 3] verstrekking, dossier Helian, p. 443.
81.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] , p. 337.
82.Proces-verbaal zaaksdossier Condor, p. 551.