ECLI:NL:RBGEL:2024:4094

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
404825
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de SDE-subsidie en de koopovereenkomst van een mestvergistingsinstallatie in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 februari 2023 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, die als eiseressen optraden, en de curator van een failliete vennootschap, die als gedaagde fungeerde. De eiseressen vorderden onder andere een verklaring voor recht dat zij gerechtigd zijn tot een bedrag van € 510.049,06, dat voortvloeit uit de SDE-subsidie die aan de failliete vennootschap was toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de failliete vennootschap, [gefailleerde] Harderwijk B.V., op 19 oktober 2021 in staat van faillissement was verklaard en dat de curator was benoemd. De eiseressen hadden een bieding gedaan op de activa van de failliete vennootschap, inclusief de mestvergistingsinstallatie, en waren van mening dat de SDE-subsidie onderdeel uitmaakte van de koopovereenkomst.

De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen afgewezen, omdat uit de koopovereenkomst bleek dat de baten en lasten van de exploitatie van de mestvergistingsinstallatie vanaf 10 december 2021 voor rekening van de koper kwamen. De rechtbank oordeelde dat de SDE-subsidie, die betrekking had op de periode vóór deze datum, aan de boedel toekwam. De eiseressen konden niet aantonen dat de curator hen had moeten inlichten over het feit dat de subsidie niet tot de verkochte activa behoorde. De rechtbank heeft ook het beroep op dwaling verworpen, omdat de eiseressen niet voldoende bewijs hadden geleverd dat zij onder druk waren gezet om de koopovereenkomst te ondertekenen.

In reconventie vorderde de curator onder andere informatie over de subsidieopbrengsten en betaling van een bedrag van € 244.788,14. De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen, omdat de eiseressen verplicht waren om de curator te informeren over de subsidieopbrengsten en de curator recht had op de betaling van het verschuldigde bedrag. De proceskosten werden toegewezen aan de curator, die in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/404825 / HZ ZA 22-175
Vonnis van 22 februari 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.],
gevestigd te Ysselsteyn, gemeente Venray,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.],
gevestigd te Ysselsteyn, gemeente Venray,
eiseressen in conventie,
gedaagden in reconventie,
eiseressen worden hierna afzonderlijk [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] , [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] en gezamenlijk [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] genoemd,
advocaat: mr. M.M.M. Rooijen te Weert,
tegen
[gedaagde in conv. eiser in reconv.]
,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [gefailleerde] Harderwijk B.V.,
kantoorhoudende te Harderwijk,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. C.H. Strijkert te Harderwijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 januari 2023 en de daarin genoemde, na het tussenvonnis ingediende producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] is een onderneming die zich bezighoudt met de exploitatie van biovergisters. [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] is aandeelhouder/bestuurder van [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] .
2.2.
[gefailleerde] Harderwijk B.V. (hierna: [gefailleerde] ) exploiteerde een mestvergistingsinstallatie.
2.3.
In een mestvergistingsinstallatie wordt door vergisting van mest duurzame energie opgewekt. Door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) wordt subsidie verstrekt voor het op deze wijze opwekken van duurzame energie, genaamd de SDE-subsidie. [gefailleerde] ontving SDE-subsidie van de RVO. De systematiek van de uitkering van de SDE-subsidie is dat de RVO 80% van het door haar op basis van voorlopige tarieven bepaalde jaarlijkse voorschotbedrag in maandelijkse termijnen uitkeert. Achteraf corrigeert de RVO het bedrag aan de hand van het vastgestelde definitieve correctiebedrag en de productiegegevens van het afgelopen kalenderjaar.
2.4.
[gefailleerde] is bij vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 19 oktober 2021 in staat van faillissement verklaard, waarbij [gedaagde in conv. eiser in reconv.] tot curator is benoemd.
2.5.
Na de faillissementsuitspraak hebben zich verschillende partijen, waaronder ook [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] , bij de curator gemeld in verband met de overname van de activa van [gefailleerde] en de voortzetting van de exploitatie van de mestvergistingsinstallatie. Door de curator is aan [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] het bidbook toegezonden, waarbij het verzoek aan [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] is gedaan een indicatieve bieding te doen. In het bidbook is onder meer het navolgende opgenomen:
“Wij doen u alle ons beschikbare documentatie rondom de omgevingsvergunning toekomen alsmede de watervergunning van [gefailleerde] en de documentatie rondom de SDE-vergunning.”
2.6.
Bij e-mail van 12 november 2021 is [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] nogmaals uitgenodigd tot het doen van een bieding en is op verzoek van [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] namens de curator de navolgende aanvullende informatie verstrekt met betrekking tot de looptijd van de huurovereenkomst in relatie tot de SDE-subsidie:
“De bedoeling is dat de subsidieperiode volledig benut kan worden. De SDE beschikking loopt de subsidieperiode van 1 maart 2016 t/m 29 februari 2028. In de bevoorschottingsbrief van 2019 wordt als subsidieperiode genoemd 1 januari 2019 t/m 31 december 2030. Totaal dus 12 jaar. Na deze subsidieperiode is er volgens de voorwaarden van RVO nog 1 jaar de tijd om niet benutte subsidiabele productie in te halen. Dat is het genoemde uitloopjaar. Dat betekent dat partijen in de bieding rekening dienen te houden dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt op 31 december 2031.”
2.7.
Vervolgens is op 22 november 2021 namens [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] een bieding gedaan onder voorbehoud van financiering en voortzetting van de vergunning en huurovereenkomst met het Waterschap.
2.8.
De curator heeft op 24 december 2021 aan [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] het zakelijk recht van opstal tot het in eigendom hebben van een [gefailleerde] verkocht tegen een koopprijs van € 3.250.000,00.
2.9.
Naast voornoemde koopovereenkomst is op 24 december 2021 een koopovereenkomst gesloten tussen de curator als verkoper en [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] als koper over de activa van [gefailleerde] (hierna: de koopovereenkomst).
2.10.
In artikel 1 van de koopovereenkomst is opgenomen:
De Curator verkoopt hierbij aan Koper gelijk Koper van de Curator koopt, alle de Curator ten tijde van het ondertekenen van deze overeenkomst ter beschikking staanderoerende zaken– met name de inventaris, de bedrijfsmiddelen en de voorraden -welke eigendom zijnvan [gefailleerde] en zich bevinden in het bedrijfspand en op het bedrijfsterrein van de door [gefailleerde] gehuurde locatie, welke roerende zaken Koper bekend zijn en welke roerende zaken blijken uit het taxatierapport van TWA Taxaties & Advies d.d. 15 oktober 2021, welk taxatierapport alsBijlage 2aan deze overeenkomst wordt gehecht. Deze overeenkomst ziet uitsluitend op de verkoop van de in het taxatierapport opgenomen roerende zaken waarvan [gefailleerde] eigenaar is.
2.11.
In artikel 4 van de koopovereenkomst is het volgende opgenomen:
De verkochte roerende zaken zijn verkocht voor de navolgende prijs:
Installaties/bedrijfsinventaris“leaseobjecten” € 730.000,-
Voorraad€ 10.000,-
Totaal € 740.000,-
2.12.
Partijen hebben in artikel 15 van de koopovereenkomst ten aanzien van de exploitatie het navolgende opgenomen:
De baten en lasten en het risico van de exploitatie, inclusief de stillegging en reiniging van de centrale en de afvoer van het digestaat zoals aanwezig in en rondom de centrale alsmede zoals aanwezig in de opslag bij Jan Bakker, komen vanaf 24 december 2021 geheel voor rekening en risico van Koper en zal de Curator c.q. de boedel ter zake volledig gevrijwaard zijn door Koper.
2.13.
De datum zoals genoemd in artikel 15 van de koopovereenkomst is in overleg vervroegd naar 10 december 2021.
2.14.
De (tenaamstelling van de) SDE-subsidie is overgedragen, waardoor [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] vanaf 10 december 2021 bij de RVO geregistreerd staat als subsidiegerechtigde partij.
2.15.
Tussen partijen zijn geschillen ontstaan over de vraag aan wie op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst nog uit te keren bedragen op basis van de SDE-subsidie toekomen en de hoogte daarvan. Hierover is een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen op 25 april 2022, waarin onder meer is bepaald dat de geschillen aan de rechtbank ter beoordeling worden voorgelegd. Partijen hebben voorts in de vaststellingsovereenkomst het navolgende vastgelegd:
1.1
De Curator zal zijn medewerking verlenen aan de overdracht van de (rechten en plichten ter zake de) SDE subsidies, (......), zulks onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de subsidieopbrengsten tot 10 december 2021, thans geschat op een bedrag van € 510.049,06 (zegge: vijfhonderdtien duizend negenenveertig euro en zes eurocent) voor de SDE subsidie ter zake de exploitatie van een mestvergistingsinstallatie (…) in depot zullen worden gehouden op de derdenrekening van Stichting Derdengelden OMVR Advocaten. (…..) [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] en [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] staan er voor in en garanderen dat zij de Curator steeds omgaand op de hoogte zullen houden van de ontvangsten van de subsidieopbrengsten en deze na ontvangst ook omgaand zullen overmaken naar de depotrekening.(…)
1.3
[eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] en [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] zijn - hoofdelijk- gehouden om aan de Curator c.q. de boedel van [gefailleerde] een bedrag te voldoen van (tenminste) € 244.788,14 (zegge: tweehonderdvierenveertigduizend zevenhonderdachtentachtig euro en veertien eurocent), welk bedrag door [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] en [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] ook schuldig wordt erkend. (….)
1.4
[eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] en/of [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] zal (zullen) binnen 6 (zes) weken, te rekenen vanaf het moment van ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst, een procedure bij de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, starten opdat in rechte duidelijkheid kan worden verkregen over de vraag wie in welke mate gerechtigd is tot de subsidiegelden tot 10 december 2021.
1.5
Wanneer [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] en [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] het bepaalde in deze vaststellingsovereenkomst niet nakomen, dan zijn zij terstond in gebreke en zullen zij de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) dienen te voldoen over de verschuldigde bedragen gerekend vanaf het moment van ontvangst door [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] en/of [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] van de subsidieopbrengst van RVO tot aan de dag der algehele voldoening. Tevens zijn zij alsdan de buitengerechtelijke kosten verschuldigd berekend naar de door rechtbank gehanteerde staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK).
2.16.
Op 11 april 2021 is door [medewerker] van de RVO een e-mail toegestuurd aan de curator waarin hij het navolgende heeft opgenomen:
“Totale bijstelling is dus (op basis van de huidige cijfers): € 3.390.284,73 - € 2.865.000,60 = € 525.284,13. Dit bedrag zal RVO in een keer uitbetalen zodra het huidige dossier is overgedragen, aan de nieuwe subsidieontvanger. De curator en de nieuwe subsidieontvanger worden geacht samen afspraken te maken over de onderlinge verrekening. RVO zal daar geen bemiddelende rol in spelen, zie ook de bepaling in het overdrachtsformulier.”
2.17.
In een e-mail van 27 oktober 2021 schrijft [medewerker] aan de curator:
“Mocht u er niet voor kiezen om de beschikking te laten overnemen, dan zal ik deze laten vaststellen per ingang van de faillissementsdatum. Een eventueel surplus zal ik naar de faillissementsrekening overmaken. Wanneer er sprake is van een openstaande vordering, dan zal ik deze bij u indienen.”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] vorderen - samengevat - dat de rechtbank:
primair:
I. voor recht verklaart dat [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] gerechtigd zijn tot een bedrag van € 510.049,06;
II. de curator veroordeelt om binnen veertien dagen na dagtekening, althans betekening van het in dezen te wijzen vonnis, voornoemd bedrag aan hen te voldoen;
subsidiair:
I. voor recht verklaart dat [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] hebben gedwaald bij het aangaan van de koopovereenkomsten;
II. ter opheffing van het nadeel de koopsom vaststelt op € 4.000.000,- minus
€ 510.049,06 = € 3.489.950,94;
III. de curator veroordeelt tot betaling aan [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] van een bedrag van € 510.049,06;
meer subsidiair:
I. de koopovereenkomsten gedeeltelijk ontbindt;
II. de koopsom vaststelt op € 3.489,950,94;
III. de curator veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 510.049,06 aan [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] ;
uiterst subsidiair:
I. de curator veroordeelt om binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis een bedrag van € 212.570,85 te betalen aan [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] ;
een en ander met veroordeling van de curator in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen. Ter zitting is de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring ingetrokken.
3.2.
[gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] leggen aan deze vorderingen primair, kort gezegd, nakoming van de koopovereenkomst ten grondslag. Tussen partijen staat volgens [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] vast dat de curator gehouden is medewerking te verlenen aan de overdracht van de subsidie. Bovendien zou de mestvergistingsinstallatie niet geëxploiteerd kunnen worden zonder de subsidie. [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] voeren voorts aan dat de SDE-subsidie onderdeel uitmaakt van de koopovereenkomst omdat deze is benoemd in het bidbook, door de curator is medegedeeld dat de subsidie beschikbaar is en dat namens de boedel erkend is dat deze overgedragen dient te worden. Tot slot voeren [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] aan dat het wettelijk uitgangspunt is dat geen uitkering van SDE-subsidie plaatsvindt aan een failliet verklaarde subsidie-ontvanger, zodat [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] ervan uit mochten gaan dat de SDE-subsidie onderdeel uitmaakte van de koopovereenkomst.
3.3.
Subsidiair beroepen [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] zich op dwaling. Zij zijn van mening dat de curator hen, voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst, had moeten inlichten dat de overname van de SDE-subsidie niet betekende dat zij ook aanspraak zouden kunnen maken op baten uit die subsidie, voor zover deze betrekking zou hebben op de periode vóór 10 december 2021. [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] vorderen niet de vernietiging van de koopovereenkomsten maar opheffing van het nadeel ex artikel 6:230 BW.
3.4.
Meer subsidiair vorderen [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst met een beroep op de artikelen 6:265 en 6:270 BW en vermindering van de koopprijs met een bedrag van € 510.049,06.
3.5.
Uiterst subsidiair vorderen [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] dat de curator zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 212.570,85 als het aan hen toekomende gedeelte van de nog uit te keren subsidie, omdat dit volgens het door [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] ingeschakelde bureau Ekwadraat het juiste percentage van de subsidie berekend over het resterende aantal dagen van december 2021 zou betreffen.
3.6.
De curator voert verweer en stelt zich op het standpunt dat aan [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] geen vorderingen zijn overgedragen, zodat de vordering die de curator, althans de boedel, heeft op de RVO geen onderdeel uitmaakt van de koopovereenkomst. In artikel 15 van de koopovereenkomst is bovendien opgenomen dat alle baten en lasten na 10 december 2021 voor rekening en risico van kopers komen. Hieruit volgt dat alle baten en lasten van voor die datum voor rekening van de boedel komen en dat de wil van de curator er niet op gericht is geweest om subsidie-aanspraken van voor datum faillissement onderdeel te laten zijn van de verkoop. De curator betwist dat sprake is van dwaling en voert daartoe aan dat de tekst van de koopovereenkomst voldoende duidelijk is. Voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst is duidelijke informatie verschaft, waaruit [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] niet hebben mogen afleiden dat subsidie-inkomsten, betrekking hebbende op de periode voorafgaand aan 10 december 2021 deel zouden uitmaken van de verkochte baten. Voor de curator was ook niet kenbaar dat voor [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] de overdracht van alle subsidieaanspraken essentieel was, zoals zij nu in deze procedure stelt. Als dat zo was dan had [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] een voorbehoud moeten maken. [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] hebben zich bovendien bij laten staan door een advocaat en zijn deskundig als het aankomt op mestvergistingsinstallaties en de daarbij behorende subsidieregeling, zodat het beroep op dwaling niet kan slagen.
3.7.
Evenmin kan volgens de curator sprake zijn van gedeeltelijke ontbinding, nu de bevoegdheid tot ontbinding in de koopovereenkomst is uitgesloten en de curator alle verplichtingen uit de koopovereenkomst is nagekomen. Ten slotte betwist de curator de hoogte van de uiterst subsidiaire vordering, omdat de berekening naar zijn oordeel niet juist is. De curator vordert, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
in reconventie
3.8.
De curator vordert -samengevat- dat de rechtbank, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] , hoofdelijk:
I. veroordeelt de curator binnen twee dagen na het vonnis te informeren over de ontvangsten van de subsidieopbrengsten in het kader van de afrekening over 2021 met betrekking tot de SDE-subsidie van zowel de mestvergistingsinstallatie als de Zon-PV installatie onder overlegging van de daarbij behorende schriftelijke stukken;
II. veroordeelt binnen zeven dagen na het vonnis het eventueel aanvullende bedrag aan subsidieopbrengsten over de hiervoor genoemde installaties over de periode 1 januari 2021 tot 10 december 2021 aan de curator te voldoen;
III. veroordeelt een bedrag van € 244.788,14 aan de curator te voldoen;
IV. veroordeelt tot voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.998,94 en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.9.
De curator legt aan deze vorderingen nakoming van de vaststellingsovereenkomst ten grondslag.
3.10.
[gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] voert verweer. Zij voeren daartoe aan dat betaling van de in de vaststellingsovereenkomst genoemde bedragen voor zover deze betrekking hebben op de facturen van Liander en EK Media wordt opgeschort bij gebreke van toezending van een BTW-factuur door de curator. [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] betwisten de vordering voor zover deze betrekking heeft op [betrokkene 1] bij gebreke van een onderliggende factuur. De vordering van [betrokkene 1] kan bovendien niet kloppen omdat ten onrechte geen rekening is gehouden met de teruggeleverde kWh’s. Voorts doen [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] een beroep op dwaling en vorderen zij gedeeltelijke vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] voeren aan dat zij zich onder druk gezet voelden tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst over te gaan omdat zij snel wilden beschikken over de SDE-subsidie. Zij hebben daardoor geen voorbehouden gemaakt ten aanzien van de juistheid van de vordering van de curator. Tot slot stellen [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] zich op het standpunt dat zij niet gehouden zijn tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten, nu zij door de curator niet zijn aangemaand.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De in geding zijnde koopovereenkomst is gesloten tussen de curator als verkoper en [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] als koper. [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] is daarbij geen partij. [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] kan daarom jegens de curator geen aanspraken maken uit hoofde van de koopovereenkomst, zodat de hierop betrekking hebbende vorderingen van [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] zullen worden afgewezen.
Tekortkoming
4.2.
De discussie tussen partijen betreft de vraag of onder de baten
als bedoeld in artikel 15 van de koopovereenkomst mede moeten worden begrepen de – op
het moment dat de koopovereenkomst werd gesloten – nog te ontvangen subsidiebedragen
betrekking hebbende op de periode tot 10 december 2021.
4.3.
Tussen partijen is niet in discussie dat de boedel de exploitatie van de mestvergistingsinstallatie heeft voortgezet en alle daarmee samenhangende lasten heeft voldaan tot 10 december 2021. Ook is niet in discussie dat in de koopovereenkomst niets is bepaald omtrent de aanspraak op de SDE-subsidie tot die datum en dat daarover tussen partijen ook niet expliciet is gesproken voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst. Duidelijk is ook dat de koopovereenkomst enkel de roerende zaken betreft voor zover die eigendom zijn van [gefailleerde] (zie hiervoor, bij 2.10 en 2.11); vorderingen of andere rechten staan in de koopovereenkomst niet benoemd bij hetgeen is verkocht. De koopovereenkomst biedt geen steun voor de stelling [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] (in nr. 49 in de dagvaarding) dat “de facto” sprake was van overname van de volledige onderneming. In artikel 15 van de koopovereenkomst staat dat de baten en lasten van de exploitatie vanaf 24 december 2021 (nader bepaald op 10 december 2021) geheel voor rekening en risico van koper komen. De curator stelt zich op het standpunt dat daaruit volgt dat de baten en lasten betrekking hebbende op de periode voorafgaand aan 10 december 2021 niet voor rekening en risico van koper komen en dat eventuele subsidieaanspraken van voor die datum dus aan de boedel toekomen. De rechtbank volgt de curator in zoverre dat een taalkundige uitleg van artikel 15 van de koopovereenkomst inderdaad meebrengt dat de subsidie-inkomsten die betrekking hebben op de periode tot 10 december 2021 toekomen aan de curator c.q. de boedel.
4.4.
[eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] lijkt ook niet zozeer deze taalkundige uitleg te betwisten maar stelt dat om diverse, hierna te bespreken, redenen (in de dagvaarding genoemd bij A t/m D in nr. 49) het standpunt van de curator niet gevolgd kan worden. [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] stelt in de eerste plaats dat tussen partijen geen discussie bestaat over de vraag dat de curator gehouden is om medewerking te verlenen aan overdracht van de SDE-subsidie. [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] wijst in dat verband op een e-mailbericht van 8 maart 2022 waarin de curator aangeeft dat in het bidbook met zoveel woorden is opgenomen dat de SDE-subsidie kan worden overgenomen en dat de curator bereid is aan overdracht van die subsidie mee te werken. Door de curator is gesteld dat deze mededeling in het bidbook voortkomt uit informatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de instantie die belast is met de toekenning en uitkering van deze subsidie, dat – kort gezegd – in geval van een faillissement de bestaande SDE subsidie-beschikkingen door een nieuwe eigenaar van de installatie kunnen worden overgenomen. Aan [gefailleerde] was in twee beschikkingen, voor respectievelijk de mestvergistingsinstallatie en de zon-PV installatie, SDE-subsidie toegekend tot respectievelijk 31 december 2030 en 30 september 2034. De curator verwijst in dit verband naar een e-mail van de RVO van 27 oktober 2021 (productie 14 bij dagvaarding) waarin RVO aangeeft dat de SDE-beschikkingen door de nieuwe eigenaar kunnen worden overgenomen. Gelet hierop volgt de rechtbank het standpunt van de curator dat de mededeling in het bidbook niet meer of minder betekent dan dat een partij die de installaties koopt het recht op de SDE-subsidies, zoals toegekend door RVO, zou kunnen behouden conform de twee beschikkingen. Anders dan [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] stelt, kan aan deze informatie in het bidbook niet het vertrouwen worden ontleend dat zij, anders dan uit de tekst van de overeenkomst blijkt, recht zou hebben op SDE-subsidies voor gasopbrengsten die zijn geproduceerd in de tijd dat de boedel de installaties heeft geëxploiteerd. Dat het recht op subsidie in stand blijft voor een opvolgende exploitant betekent niet dat partijen over de verdeling van de subsidie-inkomsten geen afspraak zouden kunnen maken. Dat was in dit geval ook gerechtvaardigd aangezien de boedel tot 10 december 2021 het risico en de kosten van de exploitatie heeft gedragen.
4.5.
[eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] heeft voorts gesteld dat de vergister c.q. de totale installatie nooit zou hebben kunnen draaien zonder SDE-subsidie. Het opwekken van biogas of groengas is financieel volstrekt onhaalbaar zonder SDE-subsidie, aldus [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] . De SDE-subsidie vormt een logische twee-eenheid met de exploitatie van een vergister; intrekking of schorsing van de SDE-subsidie zou zelfs tot het einde van de huurovereenkomst hebben geleid. Ook deze stellingen leggen echter geen gewicht in de schaal om tot een andere uitleg van de koopovereenkomst te komen voor wat betreft de subsidie-inkosten tot 10 december 2021. Nog daargelaten dat de curator betwist dat er geen bestaansrecht zou zijn voor de installatie zonder SDE-subsidie – de curator wijst er op dat er geïnteresseerden waren die de SDE-subsidie niet wensten over te nemen – staat hetgeen [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] hier aandraagt, gelijk het vorige punt, los van een afspraak over de verdeling van subsidie-inkomsten over de periode van exploitatie van de installatie. Feit is dat de SDE subsidie-aanspraak voor [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] voor de periode dat zij de installatie exploiteert in stand is gebleven, ten minste tot respectievelijk 31 december 2030 en 30 september 2034.
4.6.
De stelling van [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] dat er geen discussie kan bestaan over de vraag of de SDE-subsidie deel uitmaakt van de koop, wordt reeds gelogenstraft door het feit dat dit nu juist op geen enkele manier blijkt uit de tekst van de koopovereenkomst. In artikel 1 is benoemd dat verkocht wordt de roerende zaken welke eigendom zijn van [gefailleerde] en in artikel 4 staat de koopsom uitgesplitst naar de verkochte roerende zaken te weten: installaties, bedrijfsinventaris en voorraad. Nergens staat benoemd dat de SDE-subsidie of, meer algemeen, vorderingen van [gefailleerde] deel uitmaken van hetgeen wordt verkocht. Ook hier beroept [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] zich weer op de opmerking in het bidbook dat de SDE-subsidie kan worden overgenomen en de e-mail daarover van de curator maar hiervoor is reeds geoordeeld dat daarin geen steun is te vinden voor het standpunt van [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] .
4.7.
Tot slot stelt [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] dat, nu er geen afspraken zijn gemaakt, wordt teruggevallen op de wettelijke systematiek. De wettelijke systematiek komt er op neer dat de subsidieontvanger die in staat van faillissement verkeert, geen voorschot meer ontvangt. Volgens [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] had de curator ervoor kunnen kiezen om de SDE-subsidie niet over te dragen. In dat geval had Harderwijk Vastgoed, zo is haar redenering, geen aanspraak kunnen maken op de opbrengsten uit de SDE-subsidie. Nu de curator echter de SDE-subsidie wel heeft overgedragen aan [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] en [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] de nieuwe subsidieontvanger is, komt haar ook de daarmee samenhangende opbrengsten toe. De rechtbank volgt Harderwijk Vastgoed ook niet in die redenering. Weliswaar beschouwt RVO [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] als de nieuwe subsidieontvanger en keert RVO een eventueel surplus op grond van de eindafrekening uit aan [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] , dit laat onverlet dat de curator en [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] onderling andere afspraken hebben gemaakt. Uit het bepaalde in artikel 15 van de koopovereenkomst volgt a contrario dat in hun onderlinge verhouding de subsidieopbrengsten tot 10 december 2021 aan de boedel toekomen. De RVO heeft bij e-mail van [medewerker] van 11 april 2021 bevestigd dat RVO zich onthoudt van bemoeienis met privaatrechtelijke verhoudingen; eventuele onderlinge verrekeningen die betrekking hebben op de overgang in de loop van het kalenderjaar dienen door betrokken partijen zelf geregeld te worden. De boedel heeft bovendien alle kosten verbonden aan de exploitatie op zich genomen. De SDE-subsidie is direct gerelateerd aan de subsidiabele energieproductie en is wezenlijk voor het rendabel exploiteren van de mestvergistingsinstallatie in de betreffende periode.
4.8.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat van een tekortkoming aan de zijde van de curator geen sprake is. De rechtbank wijst de primaire vorderingen af.
Dwaling
4.9.
[eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] onderbouwt het beroep op dwaling met de stelling dat de curator haar bij het sluiten van de koopovereenkomst had moeten inlichten over het feit dat eventueel nog te ontvangen subsidiebijdragen betrekking hebbend op de periode tot 10 december 2021 geen onderdeel van de koopovereenkomst uitmaakten. [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] doet een beroep op het bepaalde in artikel 6:228 lid 1 aanhef en sub b BW.
4.10.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, blijkt uit de voorafgaand aan de
koopovereenkomst aan [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] verstrekte informatie niet dat de (eventuele)
subsidie-uitkeringen zoals hiervoor bedoeld zouden toekomen aan de koper. In de
informatie, zoals deze voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst door de
curator is verstrekt, waaronder begrepen het “bidbook”, is vermeld dat en voor welke periode SDE-subsidie is toegekend en dat deze werd uitgekeerd in de vorm van bevoorschotting. Niets in deze informatie wijst erop dat subsidiegelden die betrekking zouden hebben op de periode voorafgaand aan de daadwerkelijke overdracht van de activa onderdeel uitmaakten van hetgeen te koop werd aangeboden.
4.11.
Daarnaast is van belang dat ten tijde van de onderhandelingen over en het sluiten van de koopovereenkomst aan geen van partijen bekend was of sprake zou zijn van nog uit te keren subsidiegelden over de betreffende periode (na verrekening van de uitgekeerde voorschotten). Het door RVO uitgekeerde voorschot wordt jaarlijks achteraf, aan de hand van meetgegevens over de opgewekte hoeveelheid energie, gecorrigeerd. Dat kan leiden tot een positieve of negatieve bijstelling van de subsidieaanspraak. Ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst bestond daar geen duidelijkheid over. Hieruit volgt dat niet kan worden volgehouden dat de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden tot stand zou zijn gekomen indien de curator [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] had ingelicht dat subsidieaanspraken tot 10 december 2021 niet tot de verkochte activa behoorden. Er bestond op dat moment immers geen duidelijkheid over mogelijk extra uit te keren subsidie en zelfs was niet uit te sluiten dat er teveel voorschot was uitgekeerd. Als de eventuele subsidiebijdrage over de periode tot 10 december 2021 van wezenlijk belang zou zijn geweest voor [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] voor het sluiten van de koopovereenkomst, dan had het op de weg van [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] gelegen om eerst de informatie af te wachten over de hoogte van de definitieve subsidieaanspraak en, mede gelet op het feit dat zij werden bijgestaan door deskundigen, hiervoor een bepaling in de koopovereenkomst op te nemen. Dat is niet gebeurd.
4.12.
Het beroep op dwaling wordt verworpen zodat ook het subsidiair
gevorderde zal worden afgewezen.
Gedeeltelijke ontbinding
4.13.
[eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] vordert meer subsidiair gedeeltelijke ontbinding, bestaande uit een vermindering van de koopprijs met een bedrag van € 510.049,06. De discussie tussen partijen of de in artikel 24 van de koopovereenkomst vastgelegde uitsluiting van ontbinding ook geldt voor een partiële ontbinding, behoeft niet te worden beslecht omdat bij de behandeling van de primaire vordering door de rechtbank reeds is geoordeeld dat de curator niet tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Het meer subsidiair gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
De vordering van € 212.570,85
4.14.
Uiterst subsidiair vordert [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] dat indien door haar enkel aanspraak gemaakt kan worden op de subsidie-uitkering van na 10 december 2021, er voor deze dagen een bedrag van € 212.570,85 conform de berekening van Ekwadraat aan haar . Ekwadraat heeft op verzoek van [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] een berekening gemaakt van de uit te keren subsidieopbrengsten door 21 resterende dagen van december 2021 (10 december t/m 31 december) procentueel af te zetten tegen het aantal dagen per jaar.
4.15.
De curator heeft hier tegenin gebracht dat de berekening van Ekwadraat uitgaat van de onjuiste premisse dat de subsidiabele energieproductie iedere dag dezelfde zou zijn. Volgens de curator rekent de RVO zo niet af, maar gaat zij uit van de daadwerkelijke productie.
4.16.
De RVO, die de uitkerende en derhalve in deze deskundige partij is, berekent het totale subsidierecht van 2021 door het berekende tarief (basisbedrag-correctiebedrag) te vermenigvuldigen met de subsidiabele energieproductie. Vaststaat dat in december 2021 nauwelijks duurzame energie is geproduceerd.
4.17.
Nu de RVO de partij is die de subsidie berekent en uitkeert, oordeelt de rechtbank dat aangesloten dient te worden bij de berekening van de RVO en wordt de uiterst subsidiaire vordering van [eiser 1 in conv. gedaagde 1 in reconv.] afgewezen.
Proceskosten
4.18.
[gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] worden in conventie in het ongelijk gesteld en zullen daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de curator als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
8.548,00
(2 punten × € 4.274,00)
Totaal
10.825,00
4.19.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.20.
In reconventie vordert de curator nakoming van de vaststellingsovereenkomst die partijen op 25 april 2022 hebben gesloten.
4.21.
[gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] hebben verklaard de beschikking van de RVO waaruit de subsidieopbrengsten in het kader van de afrekening over 2021 blijken aan de curator te zullen verstrekken. Zij zijn daartoe op grond van de vaststellingsovereenkomst ook verplicht. De rechtbank zal daarom de vordering in reconventie onder I toewijzen.
4.22.
In conventie heeft de rechtbank geoordeeld dat de SDE-subsidie, voor zover deze betrekking heeft op de periode voor 10 december 2021, aan de boedel toekomt. Gelet hierop, wordt ook de vordering onder II toegewezen.
4.23.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de curator een BTW-factuur heeft toegezonden aan [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] en hebben [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] verklaard dat zij tot betaling van die factuur over zullen gaan. Het beroep op opschorting behoeft daarom geen bespreking.
4.24.
Door [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] is aangevoerd dat de vaststellingsovereenkomst door hen is aangegaan onder invloed van dwaling. [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] stellen dat zij zich onder druk gezet voelden tot het sluiten van de vaststellingsovereenkomst en daarom geen voorbehoud hebben gemaakt over de hoogte van de vordering.
4.25.
Het bedrag van € 244.788,14 is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen als zijnde verschuldigd door [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] . De vordering van [betrokkene 1] ten bedrage van € 227.559,57 maakt daar onderdeel van uit. De aard van de vaststellingsovereenkomst, namelijk dat daarmee een geschil tot een einde wordt gebracht, brengt met zich dat de rechter bij de toepassing van de dwalingsregeling terughoudendheid dient te betrachten. Nu voor het beroep op dwaling niet meer is aangevoerd dan dat [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] zich onder druk gezet voelde oordeelt de rechtbank dat het beroep op dwaling onvoldoende is onderbouwd. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst ook zijn bijgestaan door een advocaat. Ook het verweer dat de vordering van [betrokkene 1] niet kan kloppen, stuit af op het feit dat partijen hebben bedoeld vast te leggen wat rechtens tussen hen geldt. De rechtbank zal de vordering onder III toewijzen.
4.26.
De curator vordert veroordeling van [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] in de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal -mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het rapport BGK- integraal worden afgewezen. De curator heeft immers niet gesteld dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt, maar vordert deze kosten enkel op basis van de mogelijkheid daartoe die is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. De vordering is daarmee onvoldoende onderbouwd.
4.27.
Nu [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] in reconventie grotendeels in het ongelijk worden gesteld, zullen zij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de samenhang tussen conventie en reconventie, zullen de proceskosten in reconventie aan de zijde van de curator op nihil worden gesteld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] af,
5.2.
veroordeelt [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] hoofdelijk, des dat de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot dit vonnis vastgesteld op € 10.825,00,
5.3.
veroordeelt [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] hoofdelijk, des dat de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5.5.
veroordeelt [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] hoofdelijk des dat de één voldoet, de ander zal zijn bevrijd, om binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis de curator te informeren over de ontvangsten van de subsidieopbrengsten in het kader van de afrekening over 2021 met betrekking tot de SDE-subsidie voor de exploitatie van de mestvergistingsinstallatie en de SDE-subsidie voor de Zon-PV installatie, met overlegging van de daarbij behorende beschikkingen;
5.6.
veroordeelt [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] hoofdelijk des dat de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, om binnen zeven dagen na dagtekening van dit vonnis, een uit de beschikkingen onder 5.5. eventueel blijkend aanvullend bedrag ter zake subsidieopbrengsten over de periode 1 januari 2021 tot 10 december 2021 te voldoen aan de curator;
5.7.
veroordeelt [eiser 2 in conv gedaagde 2 in reconv.] hoofdelijk des dat de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd om binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, een bedrag van € 244.788,14, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juni 2022 te voldoen aan de curator;
5.8.
veroordeelt [gezamenlijke eisers in conv. en gedaagden in reconv.] hoofdelijk des dat de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot op heden in begroot op nihil;
5.9.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms, mr. K.H.A. Heenk en mr. W. Oosterbaan-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.